Fabrikanten of winkeliersdie veel licht noodig hebbenzullen er geen
groot voordeel in zien petroleum te gebruiken en de voorkeur geven aan
gas, dat te gelijk warmte geeft en eene zindelijke behandeling toelaat. En
wat het vermeerderen van het debiet betreft, daarvan maken wij ons geene
illusienalthans is het voor onsen zeker ook voor HH. Commissarissen
van de gasfabriek uiterst moeielijk, dit onder eenigszins juiste cijfers te
brengenhet zijn en blijven gissingen.
Wat wij zeker weten, is, dat de verlaging tot 10 cents per meter ons
op eene mindere winst van ƒ23,000 te staan komt (zie begrooting); wat
het vermeerderd debiet ons na de prijsverlaging brengen zalis geheel
onzekeren met dien toestand voor oogenvragen wij of het geraden ja
geoorloofd is, den Baad te adviseeren, om het voorstel van HH. Commis
sarissen aan te nemen De meerderheid uwer Commissie waarschuwt daartegen
en zoude liefst de prijs op 11 cents per meter zien gebrachtwaardoor zeker
het bezwaar zal opgeheven zijn dat Leiden niet met den normalen prijs
medegaat.
Eerst Zaterdag avond laat den 16en dezer, kwamen de leden onzer Commissie
in het bezit van het rapport van heerên Commissarissen van de gasfabriekde
weinige tijd die haar gegeven werd om rapport uit te brengenmaakt het
haar onmogelijk daarop in détails te antwoorden. Alleen wil zij hier nog
bijvoegen dat die heeren het verschil in de winst bij een verlaging tot 10
cents op ƒ16300 brengen (een cijfer in strijd met de begrooting) en bij
eene verlaging tot 11 cents op ƒ16600, een verschil dus van ƒ700. Hoe
eene verlaging van 2J tot IJ cent maar ƒ700 kan bedragen is ons duister,
niettegenstaande het staatje als bijlage B door die heeren bij hun rapport
gevoegd.
De meerderheid uwer Commissie stelt alzoo voor den prijs op 11 cents
per kubiek meter vast te stellenterwijl de minderheid zich geheel bij het
voorstel van Commissarissen wenscht neder te leggen. Van de aanneming
van dit voorstel zal natuurlijk afhangen welke wijziging in art. 12 van het
Beglement van 29 December 1874, gemeenteblad n°. 18. moet worden
gebracht, ook wat betreft de 2de alinea van genoemd artikel.
Overigens kan de Commissie zich met de voorgestelde wijziging van de
artt. 10 en 11 der verordening in allen deele vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 265. Leiden, 9 October 1875.
Naar aanleidiug van de buitengewone hitte in de afgeloopen maand
Augustus hebben wij ons tot het Dagelij ksch Bestuur dezer gemeente gewend
om de 'wenscbelijkheid te betoogendat in de verordeningen voor het lager
onderwijs eene bepaling werd opgenomenwaarbij aan de hoofden der open
bare scholen de bevoegdheid wordt gegeven, aau de leerlingen vacantie te
geven, zoo de temperatuur tot een bepaalden warmtegraad gestegen is.
Op verschillende gronden hebben Burgemeester en Wethouders gemeend
zich met ons voorstel niet te moeten vereenigen.
Wij wenschen thans deze zaak aan het oordeel van den Gemeenteraad te
onderwerpen en hebben de eer u de gevoerde correspondentie, bevattende
de argumenten vóór en tegen ons voorstel aangevoerdin afschrift mede te
deelen.
Wij nemen alzoo de vrijheid aan uwe vergadering in overweging te geven
in de verordeningen voor het lager onderwijs de bepaling op te nemen, dat
de hoofden der openbare scholen verplicht zijnzoo dikwijls in een of meer
lokalen hunner school de temperatuur tot 80 graden Fahrenheit is gestegen,
aan de leerlingen, die in deze lokalen onderwijs ontvangen, vacantie te
geven.
De Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden,
F. Was, Secretaris.
Aan den Baad der gemeente Leiden.
Leiden, 8 September 1875.
In de afgeloopen maand Augustus beeft zich meer dan eens 't geval voor
gedaan dat er in de schoollokalen eene ondragelijke hitte heerschte.
In verscheidene gemeenten van ons rijk is in de verordeningen voor het
lager onderwijs de bepaling opgenomen, dat de onderwijzers bevoegd zijn,
aan de leerlingen vacantie te gevenzoo de temperatuur tot een bepaalden
warmtegraad gestegen is.
Wij achten zulk eene bepaling zeer noodzakelijk voor de gezondheid van
onderwijzers en leerlingen en behoeven wel niet in het breede te betoogen
dat het onderwijs, in eene ondragelijke zomerhitte gegeven, geene vruchten
oplevert.
Wij geven u daarom in overweging aan de hoofden van de openbare scho
len voor lager onderwijs in onze gemeentede bevoegdheid te verleencn om
vacantie te geven, zoo dikwijls hun dit wegens groote hitte noodzakelijk
voorkomt.
Namens de PI. Schoolcommissie alhier,
(get.) F. Was, Secretaris.
Voor afschrift,
De Secretaris der PI. Schoolcommissie alhier
F. Was.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden 10 September 1875.
Naar aanleiding uwer missive van 8 dezer, n". 14, waarbij ons College
in overweging wordt gegeven aan de hoofden van de openbare scholen voor
lager onderwijs alhier de bevoegdheid te verleenen om vacantie te geven,
zoo dikwijls hun dit wegens groote liitte noodzakelijk toeschijnt, hebben wij
de eer u mede te deelen dat dit voorstel ons minder aannemelijk voorkomt,
vermits in de verordening op die scholen de bepaling is opgenomendat de
Burgemeester in buitengewone gevallen vacantie kan gevenen er alzoo in
het door u geopperde bezwaar voldoende is voorzien.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
(get.) V. d. Bbandeleb, Burgemeester,
(get.) E. Kisï, Secretaris.
Voor afschrift,
De Secretaris der PI. Schoolcommissie alhier
F. Was.
Aan de Plaatselijke Schoolcommissie alhier.
Leiden, 15 September 1875.
In antwoord op uwe missive dd. 10 September 1875, n°. 686, nemen
wij de vrijheid u beleefd te kennen te geven, dat wij door uw schrijven
niet overtuigd zijn geworden van de onaannemelijkheid van het voorstel ver
vat in onze missive van 8 dezer, n°. 14.
Volgens onze bescheiden meening voorziet de verordening op het lager
onderwijs niet in ons bezwaar.
Nadat de verordening tijd en duur der gewone vacantiën geregeld heeft
bepaalt zij: «-Andere vacantiën, in bijzondere omstandigheden, kunnen alleen
gegeven worden door den Burgemeester." De strekking van deze bepaling
kan alleen zijn om te voorzien in het geval, dat om de een of andere
openbare feestelijkheid, welke niet periodiek -terugkeert en dus door den
plaatselijken wetgever niet kon worden voorzien, vacantie noodig is.
Voorafgaande regeling was onmogelijk, daarom geeft de verordening voor
die bijzondere omstandigheden aan den Burgemeester de bevoegdheid om
vacantie te geven.
Is deze interpretatie juist, dan valt ook de omstandigheid van buitenge
wone hitte buiten de verordening.
Vooreerst toch is buitengewone hitte eene omstandigheidwelke de plaat
selijke wetgever kan voorzien. Had hij in dat geval vacantie willen geven,
zoo zou de regeling daarvan niet onmogelijk zijn geweest. Verordeningen
in andere gemeenten mogen dit bewijzen.
Maar, wat naar ons oordeel alles afdoet, het geven van vacantie door den
Burgemeester bij buitengewone hitte is onuitvoerbaaromdat die omstandig
heid bij het begin van eiken schooltijd moet worden geconstateerd en het
verlof van den Burgemeester altijd te laat zal komen om eenig gevolg te
kunnen hebben.
Welke nu ook de juiste interpretatie van de verordening moge zijn, in
ieder geval achten wij wijziging der verordening in den geestzooals wij u
voorstelden, hoogst noodzakelijk en geven u daarom beleefdelijk in overwe
ging alsnog aan ons verzoek te willen gevolg geven.
Namens de PI. Schoolcommissie alhier
(get.) F. Was, Secretaris.
Voor afschrift,
De Secretaris der PI. Schoolcommissie alhier,
F. Was.
Leiden, 17 September 1875.
Uwe zienswijze aangaande de bepalingen der verordening op het lager
onderwijs omtrent de vacantiën j ontwikkeld in uwen brief van 15 dezer,
n°. 16 wordt door ons niet gedeeld.
Ook na kennisneming en overweging van uwe beschouwingen aangaande
den zin en de bedoeling der betrekkelijke bepalingenblijven wij van oor
deel datwanneer door den Burgemeester b. v. ter zake van buitengewone
hitte vacantie wordt gegeven, zoodanige handeling niet anders kan worden
aangemerkt dan als een gebruik maken van de bevoegdheid verstrekt bij de
door u aangehaalde bepaling der verordening, luidende: «-Andere vacantiën,
in bijzondere omstandigheden, kunnen alleen gegeven worden door den Bur
gemeester."
Dat de strekking dezer bepaling alleen zoude zijn om te voorzien in het
geval van eene niet periodiek terugkeerende openbare feestelijkheid, blijkt
nergens uit en de bepaling is dan ook herhaaldelijk toegepast in gevallen
waarin van zoodanige openbare feestelijkheid zelfs in de verte geene sprake was.
De uitdrukking «-in bijzondere omstandigheden" mag in geenen deele
worden beperkt, zonder dat blijkt dat eenige beperking in de bedoeling van
den plaatselijken wetgever heeft gelegen; terwijl, naar het ons voorkomt,
daaronder wel degelijk mede moeten begrepen worden, die omstandigheden,
welke de wetgever had kunnen voorzien.
Een tal van gevallen hadden voorzeker in de verordening kunnen worden
opgenoemd, waarin het geven van vacantie wenschelijk of noodig kan zijn,
maar de verordening heeft de beoordceling daarvan terecht aan de prudentie
van het hoofd des gemeentebestuurs willen overlaten.
Evenmin kunnen wij uw gevoelen dat het geven van vacantie door den
Burgemeester bij buitengewone hitte onuitvoerbaar zoude wezentot het
onze maken.
Vrees dat het verlof van den Burgemeester te laat zoude komen, behoeft
inderdaad niet te bestaan. Immers elk oogenblik kan dat verlof door den
Burgemeester of diens plaatsvervanger worden gegeven, wanneer blijkt dat
de hitte de sluiting der school of de wegzending der leerlingen noodig
maakt.
Komt ons alzoo de bestaande verordening voor de behoeften voldoende
voor, zoo zouden wij het bovendien niet zonder bedenking achten om de
beoordecling of op grond van de hitte al of niet vacantie zal worden gegeven
aan de hoofden der scholen over te laten.
Op grond van een en ander achten wij ons verplicht bij het medegedeelde
in ons schrijven van 8 dezer te persisteeren.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
(get.) V. u. Brandeleb, Burgemeester.
(get.) E. Kist Secretaris.
Voor afschrift,
De Secretaris der PI. Schoolcommissie alhier,
F. Was.
Aan de Plaatselijke Schoolcommissie alhier.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.