HUDELUGIl TAK 9EH 6EHEE8TEBAAD TAV LEU
39.
INGEKOMEN STEKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N'. 856. Leiden, 14 October 1875.
Onder overlegging van het adres van C. Van den Berg ter bekoming van
93 centiaren gemeentegrondgrenzende aan de voormalige stadskweekerij
en van het daaromtrent ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricage
hebben wij de eer uwe vergadering voor te stellen om overeenkomstig de
conclusie van voormeld rapport te besluiten.
Nu de heer Van den Berg bij openbaren verkoop eigenaar is geworden
van het ter bebouwing aangewezen gedeelte der kweekerijis het, onzes
inziensalleszins billijk te achten dat worde teruggekomen op het raadsbe
sluit van 5 Februari 1874, voor zoover daarbij de prijs van bedoelden
grondovereenkomstig ons advies en dat van de Commissie van Financien
is vastgesteld op 5 per centiare.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Carel van den Bergfabrikant
alhierdat volgens zijne kennisgeving aan UEd. Achtb. den 80en November
1874 gevolg wordt gegeven, om van een achtergedeelte tuingrond, van het
huis bewoond door den Wel-Ed. Heer Wiggers van Kerchemeen gedeelte
af te nemenom daarop een koetshuis en bovenwoning te bouwenhetwelk
zijn uitgang heeft over het zoogenaamde pleintje (stadsgrond).
Dat het voornemen bestaat om op den grond der voormalige stadskweekerij
zes woonhuizen te bouwenwaarvan hij de eer heeft UEd. Achtb. eene
schetsteekening voor te leggen, met bijvoeging ook van die van het koets
huis met bovenwoning; doch dat op die teekening in een regt verband is
betrokken het koetshuis, loopende met het voorgedeelte over het zoogenaamde
pleintje (stadsgrond).
Dat het geen betoog behoeft dat bij de voorgestelde bouwplannen het ver-
kiesselijker is, dat dit pleintje geheel wordt ingenomen en zijns inziens een
beter gebecl zal geven.
Dat hij nu beleefd vraagt om aan hem dit pleintje ter grootte van 93
centiaren in eigendom te verkoopentegen denzeifden prijs als waarvoor hem
in den loop van dit jaar een gedeelte der stads-boomkweekerij is verkocht
en dat bij de bouwing zal worden in acht genomendat beide lichtramen
van het perceel daarnevens Sectie A, N°. 110 vrij blijven.
Dat hij UEd. Achtb. verzoekt in de eerstvolgende raadsvergadering deze
zaak tot eene beslissing te doen brengen.
't Welk doende,
Leiden, 26 September 1875. C. Van den Berg.
Leiden, 13 October 1875.
Bij raadsbesluit van den 5den Februari 1874, werd aan C. Van den Berg
in eigendom afgestaan een gedeelte gemeentegrond aan de gedamde Vest-
gracht ter grootte van 80 centiaren tegen een koopprijs van 400 op de
daarbij gestelde voorwaarden. Van dien afstand door hem geen gebruik ge
maakt zijnde, op grond van den te hoog gestelden koopprijs, komt hij daarop
terug in verband met zijn ingeleverd bouwplan van het door hem gekocht
gedeelte der stads-boomkweekerij ter grootte van 1940 centiaren voor de som
van ƒ950 en vraagt den eigendom van het bedoelde pleintje, ter grootte van
93 centiaren in verhouding tot den koopprijs bij openbare veiling, bedragende
ongeveer 50 cents de centiare.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het daartoe betrekkelijk in
hare handen gesteld request te berichten, dat zij geen aanleiding of reden
heeft gevonden om af te wijken van haar rapport van den 28sten Januari
1874, waarbij zij voorstelde den koopprijs te bepalen op één gulden de
centiare, omdat de af te stane grond meer waarde ter bebouwing bezit dan
die van de 1940 centiaren grond der voormalige stads-boomkweekerij en van
het gedeelte aan te plempen water der singelgracht daaronder begrepenmaar
toch.niet zooveel, dat de waarde op vijf gulden de centiare kan worden be
grepen.
Zij acht het bovendien in het belang der nieuwe straat, die door de uit
voering van het ingeleverd bouwplan zal verrijzen, dat het bedoelde pleintje
of de aangevraagde grond daarin wordt begrepen en stelt derhalve voor aan
C. Van den Berg in eigendom af te staan 93 centiaren gemeentegrond, van
de gedamde Vestgraeht op de volgende voorwaarden:
1°. dat de voorgevel van het te bouwen koetshuis komt in gelijke rooiing
als het daarneven gelegen perceel bij het kadaster bekend onder Sectie A
n°. 110;
2°. dat het lichtraam van dat perceel in den zijmuur geplaatst vrij blijft;
3°. dat de eigendom van dien grond wordt afgestaan tegen een koopprijs
van één gulden de centiare, benevens de kosten van overdracht.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
Leiden, 16 October 1875.
Hoezeer wij ons steeds met nadruk hebben verzet tegen het afstaan van
gemeentegrond om niet of voor een lagen prijs en dan ook in het jaar
1874 bij de aanvrage van den heer Van den Berg ter bekoming van eene
strook gemeentegrondgrenzende aan de voormalige kweekerijtot de vast
stelling van een prijs van 5 per centiare hebben geadviseerd, zoo ver-
rneenen wij evenwel dat er thans alleszins termen bestaan om naar aanleiding
van de onlangs ingekomen nadere aanvragen, overeenkomstig de adviezen
van de Commissie van Fabricage en van Burgemeester en Wethouders, den
gevraagden grond af te staan voor f\ per centiare en alzoo voor de som
van f 93.
1875.
De heer Van den Berg namelijk is bij openbaren verkoop eigenaar ge
worden van een gedeelte der kweekerij en het onderwerpelijk strookje grond
kanals grenzende onmiddellijk aan eerstbedoeld perceelgevoegelijk als
een terrein van gelijke waarde worden aangemerkt, terwijl wanneer het in
den bovenbedoelden openbaren verkoop ware begrepen gewordende uitslag van
den verkoop vermoedelijk dezelfde zoude zijn geweest mf althans de opbrengst
van dat stukje grond niet meer zoude hebben bedragen dan de koopsom die
thans wordt voorgesteld.
Bovendien wijzen wij er u op dat, blijkens de door adressant aan Bur
gemeester en Wethouders overgelegde schetsteekening, bij uitvoering van het
bouwplanwaarin het meer bedoeld hoekje gemeentegrond is begrepen
het uiterlijk aanzien van de gedamde Vestgraeht aanmerkelijk zal verbeteren.
Eindelijk is het onzes inziens niet meer dan billijk dat de heer Van
den Berg ook van gemeentewege zooveel mogelijk in de uitvoering van zijne
bouwplannen worde gesteund, nu door zijn toedoen de beweringen, dat
alleen dan tot het bouwen van huizen in deze gemeente zoude kunnen wor
den overgegaan wanneer de grond kosteloos wordt verstrekt, zijn gelogen
straft.
Alle bovengenoemde overwegingen geven onze Commissie volkomen vrijheid
om ons met de conclusie van de uitgebrachte rapporten te vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 959. Leiden, 16 October 1875.
De vraag of er termen bestaan om eene schadevergoeding te verleenen
aan den pachter van den tol aan het Leiderdorpsche hekwegens de mindere
opbrengst ingevolge de vernieuwing der brug, moet ook naar het oordeel
van onze Commissie in bevestigenden zin worden beantwoord.
De mindere opbrengst toch is alleen het gevolg van het besluit van het
Gemeentebestuur om de brug te doen vernieuwenwaardoor de passage over
de brug gedurende eenigen tijd moest worden gestremd, terwijl in de voor
waarden van verpachting niet is bepaald dat de pachter in zoodanig geval
geen aanspraak op schadevergoeding zal kunnen doen gelden. Overigens
kunnen wij ons met de wijze van berekening der te verleenen schadevergoe
ding door het Dagelij ksch Bestuur mede vereenigen en geven wij uwe ver
gadering alzoo in overweging de voordracht goed te keuren, met vaststelling
van den overgelegden staat van af- en overschrijving.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°- 209. Leiden, 17 October 1875.
Volgens het voorstel van hh. Commissarissen van de stedelijke gasfabriek
zoude de prijs van het gas voor 1876 tot op 10 cents per kubiek meter
worden verlaagd, en bij aanneming van dat voorstel, zoude de winst voor
dat jaar ƒ23000 minder bedragen dan in 1875, volgens de ingediende be
grooting waarin voor L875 de winst ƒ69000 beliep en voor 1876 op 46000
wordt geraamd, een verschil voorwaar, dat stof tot nadenken oplevert.
Wij zullen thans niet treden in de beoordeeling of de gemeente van deze
hare onderneming al of niet winst raag trekken; daarover is reeds zoo dik
werf in den Baad gesproken, dat de argumenten voor en tegen schier zijn
uitgeput. De meerderheid uwer Commissie is van oordeel, dat het trekken
van winsten alleszins in deze geoorloofd is, en zal zich nu ook alleen bepa
len tot de beoordeeling van het aanhangige voorstel: verlaging van den gas-
prijs tot 10 cents per kubiek meter.
In 1872 toen het voorstel van uw geacht raadslid, de heer Dercksen
behandeld werdplaatste de Commissie van Financiën zich op het standpunt
dat de gasprijs hier ter stede was een natuurlijke, want, geen twijfel of die
prijs zou, wanneer een privaat persoon in plaats van de gemeente de fabriek
exploiteerde, althans niet lager zijn. Tot voorbeelden werden Amsterdam
en Botterdam genoemd. In beide steden betaalde men toen 3 vöor het
geen den privaat persoon hier f 3.50 en den industrieel en grooten winkelier
2.97 kostte; het verschil noemde de Commissie, met het oog op het onder
scheid tusschen grootere en kleinere steden, niet in het nadeel van Leiden:
Uit den loop der discussiën bleek verder voldoende, dat mocht in later tijd
blijken dat Leiden hooger in prijs was dan den normaalprijs, toen als
ƒ3.50 aangenomen door de meerderheid uwer vergadering, de Commissie
van Financiën gaarne zoude medewerken tot eene prijsverlaging.
Letten wij nu weder op den prijs van Amsterdam en Botterdamdan zien
wij dat de privaat personen aldaar 3 betalen en dat Leiden nog steeds 50
cents hooger is. De tijd schijnt gekomen om eene verlaging van prijs ook
hier in te voerenalthans Commissarissen van de gasfabriek stellen die zelve
voor en van 12| op 10 centswaardoor Leiden zijn gas in 1876 zou leveren
tot ƒ2.87 per 1000 voet en dus lager dan in Amsterdam en Botterdam.
Is eene prijsverlaging met het oog op onzen fiuancieelen toestand, ook
voor volgende tijden gewettigd, dan vragen wij toch waarom eene zoo groote
reductie op eens en waarom niet liever li cents voorgesteld, waardoor de
winst met ƒ12780 in plaats van met ƒ23000 zou worden verminderd; hier
is tot grondslag genomen de som van ƒ69000 en het verschil in de verla
ging van 2£ tot 1{ cent over die som.
Onze begrooting voor 1876 moge een dergelijk verlies aan winst kunnen
drageu maar zal dit üok voor volgende jaren het geval zijn
Commissarissen van de gasfabriek geven voornamelijk als motief voor de
voorgestelde verlaging op, dat sommige kleine gasverbruikers zich nu van
petroleum bedienen, en dat meenigeeu op grond van den hoogen prijs van
het gas weerhouden wordt daarvan gebruik té maken. Wij kunnen dit niet
genoeg beoordeelen en willen dit óok niet in twijfel trekken maar zullen
die lieden, zoolang de petroleum zoo goedkoop blijft (14 cent per liter)
toch niet bij petroleum blijvên, al wordt het gas tegen 10 cent per meter
geleverd? Ook doen wij bescheiden de vraag of dit zich niet bepaalt tot
weinige particulieren die met eene enkele petroleumlamp kunnen volstaan?
42