HABBEIIKGEN VAD OEN GEMEENTERAAD VAK i-Mim» 32. Sg ovTl8k "in96)°m afSChrijVin? VaD plaatSelijke directe be" 10'' vlnSrteLeVenzTffir °P begr°0lin?' die"St 1875" (Koslen Zitting van Dinsdag 7 September 187Ö, geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1». Belediging en installatie der nieuw inkomende leden. 2». Onderzoek der geloofsbrieven van den heer J. C Van der Zweep 3°. Benoeming van twee wethouders. 4». Idem van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand. o Idem van leden in de vaste commission, als: a. drie leden van de commissie van financiën, en uit dezen van den vuui zuier b. twee leden van de commissie belast met het ontwerpen van en tóbedreigd' P jke verorden'Dg:en tegen wier overtreding straf c. drie leden van de Commissie tot het ontwerpen van en herzien der plaatselpke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente en uit dezen van den voorzitter: d. twee leden van de commissie van Fabricage 6». Idem van een bestuurder van het werkhuis. 7». Idem van een curator van het Gymnasium, uit den Gemeenteraad 9°' ÏSinflSTS1 (205)Verleenen van afschrÖvinG plaatselijke directe zooStmdGaïgevS" (207) C0"tinUatie Va" de ',UUr Van het ia!' vCljtC suppletoire kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1875 13». Verdeeling van den Raad in sectiën. s Tegenwoordig de heeren EigemanVan Hettinga Tromp, Seelig, Suringar Juta Hartevelt Librecht Lezwijn, De Fremery, Stoffels, KrantzDriessen \an der Lith, Van HeukelomDercksenVerster, Du Rieu, Cock, Goud- smit, Van Iterson en Van den Brandeler. Aan de orde is: I. Beëediging en installatie der nieuw inkomende leden. De Voorzitter. Ik verzoek den heer Wethouder Stoffels het voorzitter schap te willen waarnementen einde ik in zijne handen de eeden als nieuw gekozen raadslid aflegge. De Waarnemende Voorzitter. Ten gevolge van uwe vernieuwde be noeming tot hd dezer vergadering, Mijnheer Van den Brandeler, rust op mij de taak, alvorens gij weder als zoodanig zitting neemt, de eeden voorgeschreven bij de Grondwet en de Gemeentewet, van u af te nemen. Ik zal den Secretaris verzoeken de formulieren daarvan voor te lezen. De heer Van den Brandeler legt hierop de eeden af, voorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en art. 39 der Gemeentewet. De Waarnemende Voorzitter. Ik verheug mij, Mijnheer de Burge meester, dat gij andermaal als lid van den Gemeenteraad zult zitting nemen. Ik behoef u niet toe te roepen: behartig voor zooveel in u is de "belanden der gemeente. Immers in den tijd, dat gij aan het hoofd dezer ge meentegeplaatst zijt, hebt gij reeds genoegzaam getoond, dat gij geen ander doel u hebt voorgesteld en al het uwe daartoe hebt aangewend. Ik hoop dan ook dat gij in de welvaart der gemeente het loon zult vinden voor uw streven. De heer Van den Brandeler. Ik acht mij gelukkig dat ik ook als raadslid andermaal geroepen word om de belangen dezer gemeente te helpen bevorderen, terwijl het mijn streven zal blijven die dubbele betrekking met de meeste nauwgezetheid te vervullen. De Burgemeester neemt alsnu het voorzitterschap weder op zich en neemt achtervolgens de bovenbedoelde eeden of beloften af van de nieuw gekozen raadsleden, de heeren: Goudsmit, Dercksen, Verster, Van Heukelom, Ei*e- man, Suringar en Van der Lith. De Voorzitter. Ik verbeug mij zeer, dat ik u geluk mag wenschen, Mijne Heeren, met de aanvaarding uwer betrekking, u door het vertrouwen der burgerij opgedragen. Ik acht het overbodig u de Leidsche belangen aan te bevelen, die door u gedurende langeren of korteren tijd met zooveel nauwgezetheid werden behartigd terwijl ik vertrouw dat gijdie thans voor het eerst als lid in ons midden optreedt, met gelijken ijver die gewichtige betrekking zult bekleeden; zoo mogen onze vereenigde pogingen strekken tot bevordering der ware belangen dezer aanzienlijke gemeente. II. Onderzoek der geloofsbrieven van den heer J. C. Van der Zweep. Voorzitter. Ik verzoek de heeren CockGoudsmit en Du Kieu zich met dat onderzoek te willen belasten, en schors inmiddels de verga dering. B Nadat die Commissie zich verwijderd had en zich met bedoeld onderzoek had bezig gehoudenwordt de vergadering heropend en geeft de Voorzitter het woord aan den heer Cock als rapporteur der Commissie. De heer Cock. Mijne Heeren! De Commissie, in wier handen waren gesteld de stukken betreffende de verkiezing van den heer J. C. Van der Zweepheeft zich met het onderzoek daarvan bezig gehouden en heeft de eer het volgende te rapporteeren. In de eerste plaats zijn door den geko zene overgelegd als geloofsbrieven twee afschriften van processen-verbaal van stemopneming, bet eerste van den 4denhet tweede van den 18den Augus tus 11. Uit het eerste proces-verbaal blijkt, dat de heer Van der Zweep, bij gebreke van eene volstrekte meerderheid van stemmentot die personen behoorde, over welke eene herstemming moest plaats hebben, en dus terecht gebracht is op de lijst bedoeld in art. II der Gemeentewet. Uit het tweede proces-verbaal blijkt vervolgens, dat bij de herstemming, die door het niet verkrijgen eener volstrekte meerderheid noodzakelijk was, die heer de mee'te stemmen heeft verkregen. Verder blijkt uit beide processen-verbaal, dat tegen hun inhoud door geen der in de zaal aanwezige kiezers eenig bezwaar 1875. 13 Ja0L ^'J meenen alzoo> dat d'e stukken in voldoende orde zijn en dat de heer J. C. Van der Zweep als gekozen moet aangemerkt worden. Vervolgens zijn door den verkozene de verdere bij art. 17 der Gemeentewet voorgeschreven stukken overgelegd, die ik in eenigszins omgekeerde orde zal mededeelenals: 1 eene verklaring van den Burgemeester, getuigende, de heer Van der Zweep gedurende het laatste aan zijne verkiezing voorafgaande jaar zijne woonplaats binnen deze gemeente gehad heeft: t T! v,e. a"?g, ya°. dien heer zelven> vermeldende, dat hij geene open bare betrekking bekleedt, zoodat er ten deze geen sprake is van het ver vullen eener betrekking in strijd met het lidmaatschap van den Gemeente raad; eindelijk 3 is door den heer Van der Zweep overgelegd een uit treksel uit de geboorteregisters der stad Antwerpen, vermeldende, dat hij aldaar den 27sten November 1822 geboren is. In de eerste plaats blijkt uit deze acte dat de benoemde den bij de Gemeentewet voorgeschreven eeftijd heeft bereikt. In de tweede plaats blijkt er uit, dat de heer Van der Zweep geboren is te Antwerpen, eene stad, die tijdens zijne geboorte wel tot het Koningrijk der Nederlanden behoorde, maar thans een gedeelte van tiet Koningrijk België uitmaakt, zoodat het wellicht aan eenigen twijfel onderhevig kan zijn, of genoemde heer wel Nederlander is. Deze omstan digheid gaf uwe Commissie aanleiding de Wet tot uitvoering van art. 7 der Grondwet te raadplegen. Ik bedoel de Wet van 28 Juli 1850 (Staatsblad n 44), bepalende wie Nederlanders zijn ten aanzien van het genot van burgerschapsrechten. Art. 4 dier Wet beslist, volgens het oordeel uwer Commissie, het geval, dat hier aanwezig is. Dit artikel bepaalt, dat zij. op wier staat van Nederlander de afscheiding der voormalige Nederlandsehe provinciënwelke thans het Koningrijk België uitmakenvan invloed heelt kunnen z,,, doch die tijdens de bekrachtiging der tractaten van den 19 April 1839 (Staatsblad n». 26), binnen het Rijk in Europa of in de kolomen of bezittingen van het Rijk in andere werelddeelenhunne woon plaats hadden of er zich binnen twee jaren na dat tijdstip hebben neder gezet, en sedert hur.ne woonplaats hebben gehouden, of tijdens zij die woonplaats hadden, overleden zijn, - Nederlanders zijn. Het komt er dus op aan e beslissen of de heer Van der Zweep tijdens de bekrachtiging van het tractaat van 19 April 1839, welke bekrachtiging of ratificatie op 8 Juni 1839 is gevolgd binnen het tegenwoordige koningrijk der Nederlanden of zijne kolomen zijne woonplaats had of er zich binnen twee jaren na die ratificatie heeft nedergezet en dus ingezeten is geworden en gebleven. Tot staving van zijn ingezetenschap binnen de twee jaren na 8 Juni 1839 is dan ook door den heer Van der Zweep overgelegd een bewijsdat hij in de inscbrijvings-registers voor de nationale militie der stad Rotterdam in het jaar 1841 voor de lichting van datzelfde jaar, is ingeschreven en dat hij van 1841 tot en met 1845 als zeevarende van den dienst is vrijgesteld. Op zich zelf zoude het deelnemen aan- of het ingeschreven zijn voor de nationa e militie den gekozene natuurlijk nog tot geen Nederlander maken. Doch daar art. 136 der toenmalige militie-wet (van het jaar 1818) bepaalt dat voor de militie worden ingeschreven "ingezetenen" en verder volgens diezelfde wet die inschrijving plaats heeft in de maand Januari, meent uwe Commissie, dat uit gemeld bewijs-stuk genoegzaam blijkt, dat de heer an der Zweepof reeds in 1839 zijne woonplaats in het tegenwoordig Nederland had of minstens er zich binnen de twee jaren had nedergezet", zooals art. 4 der Wet van 1850 vordert. Verder blijkt nog uit hetzelfde stuk, dat de vrijstelling als zeevarende telkens tot en met het jaar 1845 dus tot het einde der dienstplichtigheid, is hernieuwd, zoodat er alle grond is om aan te nemendat de bedoelde heer niet alleen ingezeten was of zich hier had gevestigd, maar het ook gebleven is. Uwe Commissie meent dus dat volgens eene oordeelkundige interpretatie en toepassing van art. 4 der Wet van 28 Juli 1850 er geen twijfel kan bestaan, of de gekozene is Ne derlander in den zin dier wet. Het is op grond van alle deze beschouwin gen dat uwe Commissie niet aarzelt u voor te stellen het besluit te nemen den heer J. C. Van der Zweep toe te latenten eindena de twee bij de et gevorderde eeden of beloften te hebben afgelegdzitting te nemen als lid van den Raad der gemeente Leiden. De Voorzitter. Het zij mij vergund aan de Commissie mijn dank te betuigen voor het door haar uitgebracht rapport. Mag ik vragen of een van de heeren daarover het woord verlangt? Zoo neen, dan stel ik voor, overeenkomstig de conclusie van het rapport, den heer Van der Zweep als lid van den Baad toe te laten. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hierop worden de aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19 Augustus II. gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositiën van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 30 Augus tus/2 September n°. 61/3, 61/2, 61/1, 63/1, houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van 19 Augustus tot verhooging der begrooting over J875 met f 7340.70 (kosten van schoolbouw), tot voldoening dier gelden uit de onvoorziene uitgaventot verhooging van den post Onderhoud van riolen met 2a'00tot verkoop van inschrijving op het Grootboek ad 11500 en tot afstand van grond aan de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adressen van: P. Van der Worm, Van der Hoeven, K. H. Bur gemeister H. TillemaB. Bakker, J. De CalavonJ. De Nie, P. Koore man, J. S. Wijsman, P. J. Laterveer, G. Van der Loo, J. H. Oldenburg, I. J. De Groot, D. Eggink, C. Plu, II. Van Donkelaar en C. Verra, om te worden benoemd tot Algemeen Marktmeester. Adres van H. Fontein, om een schuitenhuis te plaatsen bij het Minnehuis. J 3°. Adres van Dr. H. W. Waalewijn, om ontslag als leeraar aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. 4 Verzoek van Dr. W. Burck en Dr. G. A. Van Geytenbeekom te worden benoemd tot leeraar aan voormelde inrichtingen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. 34 I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1