HARDELH TAB DEB SIBEEBTEBAAB TAB LEHIB 129. INGEKOMEN STUKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 195. Leiden, 12 Augustus 1875. Naar aanleiding van het hierbij gevoegd adres waarbij Dr. A. Prins ge deeltelijke afschrijving vraagt van plaatselijke directe belasting over 1874 op grond dat hij niet langer dan 7 maanden in de gemeente verblijf heeft gehoudenhebben Burgemeester en Wethouders de eer uwe vergadering mede te deelen dat bedoelde belastingschuldige zich in Maart 1874 alhier heeft gevestigd en dientengevolge op het suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting is aangeslagen voor 10 maanden tot een bedrag van 9.64, dat het hun evenwel gebleken is dat hij niet langer dan 7 maanden in de gemeente heeft gewoondwaarom zij u voorstellen de gevraagde afschrijving te verleenen en wel voor 3 maanden tot een bedrag van ƒ2.89. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 12 Augustus 1875. De Commissie van Financiën, vereenigt zich met het uitgebracht rapport van Burgemeester en Wethouders op het adres van Dr. A. Prinsen raadt u de daarbij voorgestelde afschrijving in de plaatselijke directe belasting dezer gemeente over het jaar 1874 ad ƒ2.89 te verleenen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N#. 196. Leiden, 12 Augustus 1875. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen het adres van bestuurders van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeenter bekoming van een stuk gemeentegrond aan de Langebrug, benoodigd voor de vergooting van de bewaarschool van het Departement, vergezeld van het daaromtrent door de Commissie van Fabri cage uitgebracht rapport. Gaarne willende medewerken tot ondersteuning van de loffelijke pogingen van bestuurders van het Nut om de bewaarschool te verbeteren en uit te brei den hebben wij geenerlei bezwaar om ons met het advies der Commissie van Fabricage tot kosteloozen afstand van het gevraagd terrein te adviseeren. Wij geven uwe vergadering mitsdien in overweging om te verklaren dat het perceel gemeentegrond groot p. m. 22 centiaren bekend bij het kadaster dier gemeente onder sectie G. n°. 1247, niet meer voor den openbaren dienst bestemd is en dien grond kosteloos aan het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen af te staan, en tevens de ge vraagde vergunning te verleenen tot het leggen van den beerput en van de stoeptrede 60 centimeters buiten de rooiing uitspringendeovereenkom stig de aanwijzing van rooimeesters. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met gepasten eerbied te kennenBestuurderen van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, als zoodanig bebeerende het gebouw van het Departement, alhier gelegen aan het Kapenburg en langs de Langebrug j dat zij ter verbetering van de inrichting der bewaarschool van het Depar tement eene uitbouwing wenschen te doen aan de inspringende stoep aldaar, zoodanig dat de bedoelde uitbouw eene gelijke rooiing met de eind- of vleugelgebouwen verkrijgt dat, volgens de hierbij overgelegde teekeningén van den bestaanden toe stand en van den voorgestelden uitbouw, de breedte daarvan 2.75 M. en dë lengte 8 M. zal bedragente zamen uitmakende 22 centiaren in te nemen ge meentegrond, waarbij een stoepstuk of trede van 60 c. M. breedte of uitsprong dat zij verder aan uwe vergadering vergunning vragen tot het leggen van een waterdichten beerput binnen de stoepter zijde van den uitbouwmede op de teekening aangeduid. 't Welk doende enz. Bestuurderen van het Dep' Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voorna. D. F. Van Heï3t, waarn. Voorzitter. A. M. L. Kümke, Secretaris. Leiden, 11 Augustus 1875. Bij beschikking van 6 September 1849 is aan het Leidsch Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen gratis tot het daarop stellen van een gebouw uitgegeven een gedeelte grond van de Ruïne, aanvangende aan den hoek der Langebrug en strekkende langs het Rapenburg wat de breedte en in de richting der Langebrug wat de lengte betreft, welk be bouwd gedeelte in vollen vrijen eigendom werd overgedragen. Bij het hiernevensgevoegd request wordt het plan vermeld en door eene sehetsteekening toegelicht, om een gedeelte van de stoep en van de straat langs de Langebrug door een uitbouw in te nemen, ten einde daardoor te verkrijgen een voorportaal en twee kleine vertrekken, waardoor de uitsprin gende gevels in een rechte lijn zouden komen, voorts te leggen een dichten van cementsteen vervaardigden beerput en een stoeptrede, die zestig centi meters buiten de rooiing uitspringt. De Commissie van Fabricage heeft geen het minste bezwaar in den afstand der gevraagde 22 centiaren gemeentegrond op denzelfden voet en voorwaarden als bij beschikking van 6 September 1849 is vermeld, het leg- 1875. gen van den beerput en de stoeptrede, alles zonder betaling van koopprijs of recognitie, op grond dat de uiterlijke welstand daar ter plaatse door dien uitbouw zal bevorderd worden en de vergrooting eene uitbreiding is van de oorspronkelijke bebouwing, waartoe de grond kosteloos is afge staan, terwijl alleen van den onbebouwden grond tot op den huidigen dag eene recognitie is betaald. De Commissie stelt derhalve voor, aan het Leidsch Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zonder betaling van koopprijs in eigendom af te staan p. m. twee en twintig centiaren van het perceel bij het kadaster der gemeente bekend onder sectie G. n°. 1247. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Leiden, 13 Augustus 1875. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den voor gestelden afstand van grond ten behoeve van eene uitbreiding der bewaar school van het Nut. Met Burgemeester en Wethouders is zij van oordeel dat het doelwaar voor de grond wordt aangevraagd, een kosteloozen afstand in allen deele motiveert. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 19Ï. Leiden, 13 Augustus 1875. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de aan uwe vergade ring medegedeelde rapporten betrekking hebbende tot het herstellen en on derhouden van riolenwaarmede ten vorigen jare een aanvang is gemaakt. Uit de stukken blijkt dat de toegestane som van ƒ5000 met het einde dezer maand zal zijn uitgeput en dat ten einde met het werk geregeld kunne worden voortgegaanalsnog een bedrag van 2500 noodig wordt geacht. Wij zijn ten volle overtuigd van den heilzamen invloed dien de verbetering van den bestaanden gebrekkigen toestand in deze moet uitoefenen en thans reeds zijn de resultaten van hetgeen tot dusverre is verricht in alle opzich ten gunstig te noemen en achten het van het uiterste belang dat het Dage- lijksch Bestuur worde in staat gesteld om met het aanbrengen van verbete ringen geregeld te doen voortwerken. Wij geven uwe vergadering derhalve in overweging de gevraagde gelden toe te staan door vaststelling van den overgelegden staat van af- en overschrijving. Bij de overweging van de onderwerpelijke aangelegenheid is bij uwe com missie evenwel de vraag gerezen of voor het herstellen van de bedoelde riolen, niet een vast plan voor de geheele gemeente zoude kunnen worden opgemaakt, ten einde daaraan successievelijk uitvoering te g&ven en gedu rende een zeker aantal jaren geregeld voort te werken. Aan zoodanige wijze van uitvoering zoude dit voordeel zijn verbonden dat niet, zooals thans schijnt te geschieden, het eenmaal begonnen werk soms wordt ge staakt al naar mate zich meer of minder ernstige klachten voordoen om trent den onvoldoenden toestand der riolen in andere deelen der gemeente, hetgeen uit den aard der zaak meerdere uitgaven en vertraging veroorzaakt. Wij zouden gaarne dit punt aan de overwegingen van het Dagelijksch Bestuur wenschen aan te bevelen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 198. Leiden, 14 Augustus 1875. In de zitting van den Raad van den 29 October 1874, waarin werd vastgesteld de begrooting der inkomsten en uitgaven dezer Gemeente voor 1875 besloot uwe vergadering tot het doen dempen der Minnebroers- en Cellebroêrsgrachtenwaarvan de kosten werden geraamd op eene som van ƒ7100, te vinden door verkoop van inschrijving op het Grootboek Nationale Werk. Schuld. Daar thans de genoemde werken hebben plaats gehad stellen wij u voor ons, ingevolge bovengemeld besluit, alsnu te machtigen tot den verkoop van een bedrag van ƒ11500 (nominaal) overtegaanterwijl een daartoe strekkend conceptraadsbesluit hiernevens ter vaststelling wordt aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 14 Augustus 1875; De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om thans over te gaan tot den verkoop van inschrijving op het Grootboek der Nationale Werkelijke Schuld tot een nominaal bedrag van ƒ11500, tot vinding der kosten van het dempen der Minnebroêrs- en Cellebroêrsgrachten, en neemt dientengevolge de vrijheid u te raden het daarbij overgelegd concept-raadsbesluit vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 199. Leiden, 13 Augustus 1875. Wij hebben de eer te berichten op het adres van R. M, Beuth en Zoon waarbij zij vergunning verzoeken tot het leggen van eene waterlozing van hunne fabriek aan de Cellebroêrsgracht naar het Rapenburgdat wij ons vereënigen kunnen met het advies der Commissie van Fabricagehetwelk hierbij wordt ovërgelegd. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden de adressanten de gevraagde vergunning te verleenenmits de uitvoering onder toezicht van den ge meente-architect plaats hebbe en tegen betaling der rechten bepaald bij art. 3 n°. 10, 12, 16 en 17 van het tarief van 5 Maart 1857. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. 31

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1