andere richting en aansluiting, die mij ganseh ongewenecht voorkomt. Ik bedoel de volgende: van den singel tusscher, de Hoogewoords- en Koe poorten afalwaar men dan ergens een station konde bouwenzouden conces sionarissen den weg kunnen laten loopen iri westelijke richting door de buiten landen van den Cronesteinschen polder en midden door den Bosch- en Gasthuispolder naar de Vink, om aldaar, zuidelijk van den bestaandea spoorwegbrug over den Rijn, op de hoogte van het huis Ter Wadding, aan den Hollandschen spoorweg aan te sluiten. Concessionarissen zouden zoodoende weinig meer grond te onteigenen hebben dan voor de andere richting en zieh zeer stellig de alleraanzienlijkste uitgaven voor eene over brugging van het Galgewater besparen. Nu wil ik in de verte niet be weren dat het het voornemen is deze laatstedoor mij minder- ge- wenscht geachte, richting te volgen. Ik laat dit geheel in het midden; alleen wil ik er op wijzendatzoo concessionarissen het wildendie minder gewenschte richting en die wijze van aansluiting, naar mijn oor deel, door het woordje «nabij" niet zouden worden uitgesloten en verboden. Ten minste men zou er over kunnen twisten en procedeeren. Het is intusschen best mogelijk, dat mijne medeleden in deze zaak niet zoo veel bezwaar zien als ik, en zich bij de ontworpen redactie kunnen neerleggen; met mij is dit het geval niet en ik zal dus wel genoodzaakt zijn tegen te stemmen. Gaarne zonde ik anders een amendement voorstellen, maar ik vind het allergevaarlijkst omstaande eene discussie zoo als dezezoo maar in eens een amendement voor te stellen op een bilateraal contract, zonder dat de andere partij gelegenheid heeft haar gevoelen en hare bezwaren in het midden te brengenmen treedt dan zoo licht in de economie van het geheel. Deelt men mijn gevoelendan ware het beter met concessionarissen nieuwe onderhandelingen aan te vangen, want, ik herhaal, ik wil de hoofd zaak volstrekt niet bemoeielijken. Zoo als het contract nu luidt, is de zaak niet genoeg in onze handen. Wij hebbendunkt mijop meer zekerheid recht, nu wij de aanzienlijke som van honderd duizend gulden aan de onder neming schenken. Zoover ik weet is sedert het besluit van subsidie voor het Academisch Ziekenhuis door dezen Raad nog nimmer over een zoo be langrijk subsidie beschikt. Ik zou dus wel wenschen, dat over dit punt nog onderhandelingen konden plaats hebben. De Voorzitter. Het plan is op dit oogenblik, zoo ik vernomen heb, een station te plaatsen in het land van den beer Fape. De heer Cock. Als bet inderdaad het voornemen is het station vlak bij de voormalige Wittepoort te vestigen, geef ik toe, dat het voor de toe komstige maatschappij weinig voordeel zal opleveren om op de hoogte van het huis Ter Wadding de aansluiting te maken. In dat geval zal het waar schijnlijk goedkooper zijn tot de kostbare overbrugging van het Galgewater over te gaan. Maar dat het station bij de Wittepoort zal geplaatst worden, staat in dit ontwerp-contract volstrekt niet geschreven. Mijn bezwaar blijft dus bestaan. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen der maatschappij maar ik zie niet in waaromwanneer men toch van plan is die goede be doelingen te vervullen, men niet zwart op wit zoude zetten. De heer Bijleveld. Ik ondersteun zeer het aangevoerde door den heer Cock. Ook mij komt het woordje «nabij" zoo vaag voordat ik het voor verschillende uitlegging vatbaar acht. De Voorzitter. Ik moet doen opmerkendat er haast bij de zaak is ik zou dus wel verlangen dat het contract heden kon worden vastgesteld, zooals het is ontworpentenzij de heeren een bepaald voorstel mochten doen. De heer Kbantz. Ik ben het geheel met u eens, mijnheer de Voor zitter, dat eene spoedige beslissing noodig is, met het oog op de aanstaande vergadering van de aandeelhouders der Rijnspoorweg-maatschappij. Zoude het niet voldoende zijndat Burgemeester en Wethouderskennis dragende van hetgeen de Raad door het woord «nabij" verstaat, verzocht werden daaraan bij voorkomende gelegenheid indachtig te zijn? De heer Cock. Ik heb juist geen amendement willen voorstellen omdat ik dit vrij gewaagd acht bij het formujeeren van een contract, wanneer de tegenpartij niet in de gelegenheid is zich te doen hooren. Bij spoorwegen stuit men zoo licht op technische bezwaren, die ik het allerminst geacht wil zijn te kennen. Met de beste bedoelingen zoude ik dus gevaar loopen concessionarissen in moeielijkheden te brengen. Ik wil alleen nadere on derhandelingen uitlokken. Mijn eenig doel is geweest de aandacht dezer vergadering te vestigen op de rekbaarheid van het woordje «nabij", ten einde moeijelijkheden in de toekomst te vermijden. Ook bij de voor onze belangen meest gunstige bedoelingen zoude het kunnen gebeurendat con cessionarissen tegen hun eigen zin gedrongen werden de door mij afgekeurde richting, of eene andere dergelijke, te volgen. Men denke slechts aan de bezwaren, die, naar men verneemt, geopperd zijn tegen de richting van den spoorweg langs den Witten singel, met het oog op de nabijheid van het observatorium. Die bezwaren althans zouden vermeden worden door de minder gewenschte aansluiting bij de Vink. De Voorzitter. De moeielijkheid omtrent het observatorium is be reids opgeheven. Er zijn op het terrein van het nieuwe ziekenhuis, op ge lijken afstand van den Holl. spoorweg als die waarop de spoorweg Leiden Woerden van de sterrewacht is ontworpenproeven genomen die zeer be vredigend warenmen is tot het resultaat gekomen dat het tracédat door de concessionarissen is ontworpenop genoegzamen afstand ligt en geen na deel voor de waarnemingen-op de sterrewacht zal te vreezen zijn. Overigens blijft het de bedoeling van concessionarissen met den spoorweg aan het Hollandsche spoor rechtstreeks aan te sluiten. De heer Do Rieu. Zou men dan aan dé concessionarissen niet kunnen vragenof zij het tracé wilden overleggen De heer Bijleveld. Kan niet bij het contract worden gevoegd een tracé en daarnaar worden verwezen De Voorzitter. Dat tracé moet binnen vier maanden aan den Minister van Binnenlandsche Zaken worden overgelegd. Nu kan toch moeielijk de Gemeenteraad stipuleeren dat vroeger te ontvangen. De heer Van Iterson. Het woord «nabij" laat zeker de plaats van aansluiting der lijn LeidenWoerden aan het Hollandsche spoor eenigszins in het onzekere, maar ik wenschte te vragen of die onzekerheid ook be staat omtrent de plaats van het nieuwe station. Indien dit op grooteren afstand van de stad werd gebouwdzouden de bezwaren voor de ingezetenen belangrijker zijn dan die welke uit eene aansluiting op eenigen afstand, b. v. aan de Vinkzullen voortspruiten. Meent de heer Cock dat men ook in dit opzicht reden tot ongerustheid heeft? De heer.HARTEVELT. Wat de heer Van Iterson daar zegt, lag mij op de tong. Indien het station slechts io de nabijheid onzer stad komtb. v. niet verder dan waar nu het station van den Holl. spoorweg is, dan is het ons Leidenaarsdunkt mij, tamelijk onverschillig waar de aansluiting van het Holl. spoor en den spoorweg Leiden—Woerden zal plaats hebben. Nureedsde juiste plaats aan te duiden waar het statioD komen zal; is moeielijk, zoo niet onmogelijk; maar dit houdt ik voor zeker, dat het even goed in het belang is der concessionarissen als in dat van Leidens ingezetenenom het station zoo dicht mogelijk bjj de stad te maken. De Voorzitter. Het voornemen van concessionarissen, waarvan ik er heden morgen nog een sprak, is om een station buiten devoormaHgeWitte poort te bouwen, voornamelijk voor de goederen. Meer kan ik vooralsnog niet mededeelen. Een station bij het huis Ter Wadding zou dan ook waarlijk te ongerijmd zijn. De heer Cock. Er is plan geweest om bet station te brengen op de hoogte van de kruidhuisjesnabij de voormalige Koepoort, en in dat geval zoude mijns inziens eene aansluiting aan den Hollandschen spoorweg nabij de Vinkja zelfs des noods te Voorschotengroote geldelijke besparingen aan de toekomstige maatschappij opleveren. Maar ik ga daarom nog zoo ver niet om te vooronderstellendat de nieuwe maatschappij ik bedoel de heeren De Bordes c. s. ons Leidenaars zouden willen dwingen om, tel kens als wij van dien weg gebruik wilden maken, eerst naar de Vink te rijden. Dit zoude al te dwaas zijn en, wat meer is, te veel in strijd zijn met het welbegrepen belang van concessionarissen. Doch niets verhindert hen een station vlak bij Leiden te bouwen en toeh niet vlak bij Leiden aan te sluiten. Ik geef toe, dat het hier min of meer eene quaestie van smaak voor ona is. Maar toch geloof ik dat wij, nu wij een zoo betawgrijk subsidie geven, wel eenig recht hebben ook onze zienswijze of, zoo men wil, onzen smaak te doen gelden. De Voorzitter. Het schijnt mij toe dat wiji, in plaats van pro dom0 te pleiten, hier behandelen wat voor het reizend publiek, dat van de zijde van Haarlem komt en gebruik wenscht te maken van de lijn Leiden Woerden, het meestwenschelijke is. Waarlijk, Mijne Heeren, voor Leiden moet het al zeer onverschillig zijn hoe die aansluiting plaats hebbe, mits men ons een goed station, zoo dicht mogelijk bij de stad, geve. Het zij ons genoeg dat die aansluiting rechtstreeks geschiede zoo als in de concessie wordt gemeld. De heer Cock. Gaarne beken ik, waar bet de belangen der gemeente Leiden geldt, nog al egoïstisch te zijn. Doch mijn egoïsme gaat zoo ver niet, dat ik mijne naburen geheel vergeet, vooral waar hunne belangen niet in strijd met de onze zijn en wij bovendien nog uit eigen kas zulk een aanzienlijk subsidie geven. De Voorzitter. Verlangt de beer Cock ook een bepaald voorstel te doen De heer Cock. Ik heb reeds gezegdmijnheer de Voorzitter, dat ik dat niet verlangde. Dat ware naar mijn inzien voor het welslagen der zaak hoogst onvoorzichtig. Ik begeer alleen nadere onderhandelingen. De heer Van Heükelom, Mag ik vragen of er ooit iets gebleken is van geneigdheid van de zijde van de Hollandsehe spoorwegmaatschappij om tot eene aan Waiting mede te werken? De Voorzitter. Van tegenwerking is geen sprake. De heer Van Heükelom. Hoe is dat dan gebleken? De Voorzitter. Met het oog op de verleende concessie moet die aan sluiting plaats hebben. De beer Van Heükelom. Ik begrijp niet hoe men zou mogen verwach ten dat dia twee maatschappijen te Leiden zouden doen wat zij te 's Hage hardnekkig weigeren, het samenwerken door eene verbinding. De beer Krantz. Bij de vorige wet was de regeering machteloos, doch krachtens do nieuwe kan zij niet alleen de aansluiting, maar ook dn in werkingstelling eischen. De Voorzitter. Er staat in de overeenkomst: «dat de aan te leggen spoorweg nabij Leiden aansluite aan den Hollandschen spoorweg en dat het bij art. 26 der concessie bedoeld vervoer van het station van den aan te leggen weg naar het station van den Hollandschen spoorweg te Leiden ge schiede per spoorweg." De heer Van Heükelom. Te 's Hage bestaat de verbindingmaar zij wordt niet gebruikt. De beraadslaging vervolgens gesloten zijnde, wordt het ontwerp-contract in stemming gebracht en met 16 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Cock, Bijleveld en Le Poole. XVI. Verzoek van A. J. Blomter bekoming van afschrijving van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1874. (Zie Handd. 22, n°. 147 en 23, n®. 152.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar en stelt voor overeenkomstig het verzoek te besluiten. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XVII. Staat van af- èn overschrijving op de begrooting voor 1874 (trekvaarten en jaagpaden). (Zie Handd. 22, n°. 148 en 23, n°. 154.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft tegen dien staat geene bedenkingen. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XVIII. Staat van af- en overschrijving als voren (bezoldiging van den concierge in de Lakenhal). (Zie Handd. 22, n°. 149.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 3