Art. 22. De spoorweg moet voltooid en in exploitatie gebracht zijn op den eersten Juni 1878. Ite' Voorzitter. Het rapport der Commissie van Fabricage strekt om aan Jen adressant het verzoek toe te staan, voor zooveel deze gemeente daarbij betrokken is, en onder gebondenheid voor den adressant om aan beide kanten eene houten beschoeiing te maken en te onderhouden. De conelusie van het gunstig rapport wordt, zonder beraadslaging, met algemeene stemmen aangenomen. IX. Bekening van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Handd. 21, n°. 135.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën raadt deze rekening goed te keuren, in ontvangst op /"13540.75-, in uitgaaf op ƒ12860.15,, en alzoo sluitende met een voordeelig saldo van f 680.60. De conclusie van het gunstig rapport wordt op gelijke wijze aangenomen. X. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1874, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Handd. 22, n°. 136.) Goedgekeurd als voren. XI. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1874, van het B. C. Armbestuur. (Zie Handd. 22n°. 137.) Goedgekeurd als voren. XII. Staat van af- en overschrijving op de begrootingdienst 1874, van het B. C. Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Handd. 22 n°. 138.) Goedgekeurd als voren. XIII. Verzoek van L. J. de Kleyne, om eene stoep te doen leggen. (Zie Handd. 22, n°. 141.) De conclusie van het gunstig rapport van Burgemeester en Wethouders wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Verzoek van W. Werst, ter bekoraing van wachtgeld wegens de opheffing van zijne betrekking aan de Bank van Leening. (Zie Handd. 22, n°. 142, en 23, n°. 152.) De Voorzitter. Ik geef aan de vergadering in overweging, deze zaak aan te houden tot eene volgende vergadering, daar het rapport van de Commissie van Financiën nog niet is ingekomen. Dienovereenkomstig wordt besloten. XV. Ontwerp-overeenkomst in zake den aan te leggen spoorweg Leiden Woerden. (Zie Handd. 22, n°. 146.) De Voorzitter. Door een der leden van den Baad is mij gevraagd, of de aanschrijving van Gedeputeerde Staten, zoo even ingekomen, ook eenigermate kan geacht worden met deze zaak in betrekking te staan. Ik zal den Secretaris alsnu verzoeken die aanschrijving voor te lezen. Dat stuk is van den volgenden inhoud: #'s Gravenhage-, den. 18 Jonij 1875. Als vervolg op mijne missive van den 13 Mei 1873, A, n°. 972 (le afd.), heb ik de eer hiernevens aan u te doen toekomen een afdrak van eene wijziging der voorwaarden van concessie voor den aanleg en de exploitatie van een spoorweg van Leiden naar Woerden. De Commissaris des Konings in de Provincie Zuid-Holland, Fock. WIJZIGING der voorwaarden van concessie voor den aanleg en de exploitatie van een spoorioeg van Leiden naar Woerden. De Minister van Binnenlandsche Zakendaartoe gemachtigd bij Zijner Majesteits Kabinetsbescbikking van 13 Mei 1875, n°. 2, bepaalt, namens den Koning, dat de artt. 10, 22, 52 en 58 der concessie voor den aanleg en de exploitatie van den spoorweg van Leiden naar Woerden van 7 April 1873 zullen worden gelezen als volgt: Art. 10. Binnen vier maanden na de dagteekening dezer wijzigingen onderwerpen de concessionarissen aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken een drievoudig exemplaar: 1°. van eene algemeene kaart op de schaal van 1 a 50,000, aangevende de te volgen richting; 2°. van een lengteprofil op de schaal van 1 a, 5000; en 3°. van eenige dwarsdoorsneden der aardebaanwelke tot richtsnoer bij de ingravingen en ophoogingen moeten dienen. Alle hoogte-afmetingen moeten in de profillen tot het Amsterdamsche peil worden herleid. Te gelijker tijd bieden zij teekeningen aan op ware grootte en in triplo van de spoorstaven met bare verbindingen en van hetgeen daartoe behoort. De spoorstaven, op dwarsliggers rustende, moeten ten minste 34kilogrammen per strekkende meter wegen en van eindverbindingen worden voorzien. Bij ingravingen moeten slooten gemaakt worden waarvan de bodem ten minste een meter breedte heelt en diep genoeg onder den ballast der baan ligtom eene geheel voldoende afwatering te verzekeren. Langs de slooten en lange de glooiingen der ingravingen en ophoogingen moeten platte bermen gespaard worden van ten minste een meter breedte. Met toestem ming van den Minister van Binnenlandsche Zaken kan die breedte tot 50 centimeters worden verminderd langs de slooten bij ingraving van de spoor- wegbaan. - De helling der glooiingenzoo van de oplvoogingen als van de ingravin gen en van de ter zijde geplaatste grondenzal naar de geaardheid der gronden ten volkomen genoegen van den Minister van Binnenlandsche Zaken worden geregeld en met gras- of heidezoden worden belegdna des noods met teelaarde of zwarten grond te zijn bedekt. De zoogenaamde paarden- heuvels moeten te Leiden en te Woerden zoodanig ingericht zijn, dat zij bij het opladen van kavalleriepaarden of van geschut alle gemakken aan bieden, die vereischt worden om eene zeer spoedige oplading te verzekeren. Bij niet-voldoening door de concessionarissen am deze tijdsbepaling wervalt do concessie, tenzij de vertraging het gevolg is van overmacht, buiten schuld van de concessionarissen, of die vertraging veroorzaakt wordt door gerech telijke onteigeninginsgelijks buiten toedoen van de concessionarissenbeide gevallen ter beoordeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Art. 52. De concessie voor de exploitatie van den spoorweg wordt ge geven voor den tijd gedurende welken de Nederlandsche Bhijnspoorwegmaat- schappij belast blijft met de exploitatie der spoorwegen waarvoor haar con cessie is verleend bij Koninklijk besluit vau 20 Mei 1845. Na afloop van dien tijd gaat de weg met het materieel en alles wat tot een en ander behoort op den Staat over, op den voet als bij de artikels 14, 15, 16 en 17 der bij genoemd Koninklijk besluit bekrachtigde overeenkomst van 16 Mei 1845 voor de daar bedoelde wegen is bepaald. Art. 58. De concessie kan alleen in haar geheet en zonder eeoig voor behoud aan eene tot dat einde op te richten naamlooze vennootschap worden overgedragen. De zetel der vennootschap moet in Nederland gevestigd, haar bestuur ten minste voor de helft uit Nederlanders samengesteld zijn. De statuten der op te richten vennootschap worden vóór de oprichting onderworpen aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken opdat daarin niets voorkome dat met de voorwaarden dezer concessie in strijd, is. De concessionarissen en de door hen op te richten vennootschap zijn bevoegd, om voor de exploitatie van den spoorweg met de Nederlaadsche Bhijnspoorwegmaatschappij overeen te komen, onder verplichting voor de Bhijnspoorwegmaatschappij tot stipte uitvoering van al de bepalingen in de concessie, het onderhoud en de exploitatie van den weg betreffende. De deswege te sluiten overeenkomst behoeft de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken/' De Voorzitter. Ik zal thans het concept-contract in beraadslaging brengen. De Commissie van Financiën heeft geené bedenking tegen het ontwerp. De heer Le Poole. In de vergadering van 22 April van dit jaar, toen de voorwaarden voor het te verleenen subsidie behandeld werden, heb ik niet de eer gehad tegenwoordig te zijn. Ik wenschte- daarom bij deze gele genheid eene kleine aanmerking in bet midden te mogen brengen, naar aan leiding der woorden van art. 1sub litt. b//dat dagelijks ten minste vier treinen zullen loopen van Leiden naar Woerden en terug." Het is aan ieder die Engelsche spoorweg-biljetten gezien heeft bekend dat in Engeland een onderscheid in de dienstregeling wordt gemaakt tusschen den Zondag en de overige dagen der week, en dat dus daar niet alleen gelet wordt op het belang van het reizend publiekmaar ook op dat van het dienstdoend personeel. Onmogelijk acht ik het nu niet dat men ia ons land ook eens meer aan de spoorweg-beamhten ging denkendat b. v. het algemeen regle ment voor de spoorwegdiensten bij kon. besluit eens werd aangevuld met de bepaling dat er op Zondag slechts drie treinen zouden mogen loopen, een mofgen-, middag- en avondtrein, even als reeds voor eenige jaren met goed gevolg zulks bij de posterijen is ingevoerd, toen door den Minister- van Financiën bepaald wérd dat er slechts drie bestellingen van brieven zouden plaats hebben op den rustdag, in tegenoverstelling van zes op de werkdagen. En moehten deze milde bepalingen niet van regeeringswege uitgaan, dan is het immers nog niet onmogelijk dat de spoorwegdirectiën de banden ineensloegenen gelijk zij bij den aanvang van dit jaar een nieuw algemeen tarief voor het vervoer van de bestelgoederen hebben inge voerd, waarbij de vrachten tot op de helft verminderd zijn, alzoo zich ook verstonden om hun dienstdoend personeel op den rustdag de helft minder werk te doen verrichten. Als men nu in ons landlangs één. dezer- beide wegen, eens een onderscheid mocht krijgen tusscben //Sundays" en «weekdays" dan zag het er slecht uit met onze strafbepaling, dat de concessionarissen voor eiken trein minder f 1000 aan de gemeente Leiden zullen uitkeeren. In bun belang zou ik daarom gaarne in art. 2 achter de woorden'de con cessionarissen verklaren de in bet vorig artikel omschreven verbintenis onder de aldaar genoemde voorwaarden aan te nemen" toe te voegen: //en dat alleen onvoorziene oorzaken en wettige verhinderingen wijziging of op heffing der in art. 1 aJin. b vastgestelde straf bepaling zullen mogelijk maken." Door deze onschuldige bijvoeging blijft de overeenkomst onveranderd en voorzien wij voor het geval dat maatregelen, als door mij bedoeld, de nako ming der verbintenis onmogelijk zouden maken. De Voorzitter. Dat punt is ook besproken bij Burgemeester en Wet houders en de Commissie van Financiën, maar beide collegiën meenden, dat eene dergelijke bepaling, hoe onschuldig ook, eigenlijk overbodig is, en dus niet behoeft te worden opgenomen in het contract. De heer Le Poole. Als ik mij niet vergis is er in het Burgerlijk Wet boek wel in voorzienmaar aangezien men bij het maken van overeenkom sten voorzichtig moet zijn, zoo meende ik dat deze onschuldige bijvoeging hier niet schaden zou. De heer Cock. Ik wenschte even de aandacht der vergadering le vestigen op eene zaak, die al vroeger behandeld is, zoowel in openbare als in besloten zittingen wel op hetgeen voorkomt sub a van art. 1op het woordje 'nabij". Er staat: //dat de aan te leggen spoorweg nabij Leiden aansluite aan den Hollandscben spoorweg," enz. Dat woord »nabij" is zeer rekbaar; een ieder kan er van maken wat hij verkiest. De één kan er onder verstaan een afstand van 10 elde ander even goed van 1000 el. Ik geloof, dat wij ons allen voorstellen, dat de spoorweg, komende uit het oosten van de zijde van den hoogen Bijndijk, en de stads-singels tusschen de Hoogewoerdspoort en de voormalige Koepoort naderendevan daar noord waarts op langs den Witten singel naar het Galgewater zal loopenalwaar dan een brug zoude gelegd worden op de hoogte van de buitenplaats van den beer Bentfort, zoodat de aansluiting aan den Hollandscben spoorweg niet ver van de militaire gevangenis, en dus inderdaad zeer nabij het thans bestaande station, zoude plaats hebben. Zeer zeker zoude dit eene zeer gewenschte richting en aansluiting zijnmet welke ieder van ons zonder twijfel ingenomen zal zijn. - Doch onder meerdere is er ook nog eene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2