HANDELINGEN TAN DEN GEKE1NTI1IAAD TAN LEIDEN. 22. INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 136. Leiden, 3 Juni 1875. De Commissie van financiën beeft de eer u te raden den suppletoiren staat van begrooting van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis alhier, voor het jaar 1874, goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 137. Leiden, 3 Juni 1875. De Commissie van Financiën vindt geene bedenkingen op den supple toiren staat van begrooting en den staat van af- en overschrijving over 1874, van het Roomsch-Catholiek armbestuur alhier, en heeft de eer u te radendie goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N#. 138. Leiden, 3 Juni 1S75. De Commissie van Financiëngeene bedenkingen hebbende op den sup pletoiren staat van af- en overschrijving over 1874 van het Roomsch- Catholiek Wees- en Oudeliedenhuis alhier, heeft de eer u te raden dien goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 139. Leiden, 10 Juni 1875. Onder overlegging van het adres van mejuffrouw Louise Jozina Van der Hoevenom een eervol ontslag tegen half Augustus e. k. als onderwijzeres aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse, voor meisjes, benevens het daaromtrent ingewonnen bericht van de hoofd onderwijzeres dier school, waarmede wij ons vereenigen, nemen wij de vrij heid u te raden de adressante het gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. De ondergeteekendeLouise Jozina Van der Hoeven, onderwijzeres 2de klasse, aan de openbare meisjesschool 1ste klasse voor meer uitgebreid lager onderwijs, verzoekt met verschuldigden eerbied haar eervol ontslag uit voor noemde betrekking te willen verleenen tegen medio Augustus 1875, aange zien zij zich tegen dien tijd naar Zutfen wenscht te verplaatsen. 't Welk doende, enz. Aan Burgemeester en Wethouders L. J. Van der Hoeven. van Leiden. Leiden, 8 Juni 1875. Naar aanleiding van uwe missive van den 3den dezer, heb ik de eer u mede te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tot het geven van een eervol ontslag aan mejuffrouw Louise Jozina Van der Hoeven, tegen medio Augustus 1875. Aan den heer Burgemeester der gemeente Leiden. De hoofdonderwijzeres aan de openbare school der lste kl. voor meisjes, M. Jesse. N 140. Leiden, 10 Juni 1875. De heer G. Aalbertsberg heeft uwe vergadering bij nevensgaand adres verzocht om weder op nieuw als stadsheelmeester te worden benoemd. Wij hebben de eer u hierbij over te leggen de daarop ingewonnen berichten van de drie groote armbesturen, waarmede wij ons vereenigen. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden den adressant op nieuw in zijne betrekking van stads heelmeester voor drie jaren te bestendigenin te gaan met 1 Juli e. k. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geett met den verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekende, dat de drie jaren, waarvoor hij is gecontinueerd als stads heelmeester, met Juli a. s. zijn verstreken. Weshalve hij beleefdelijk verzoekt op nieuw te worden benoemd. 'tWelk doende, enz. G. Aalbertsberg. Leiden, 9 Juni 1875. Voldoende aan UEd. Achtb. uitnoodiging van 28 Mei jl.n°. 422, om te dienen van bericht en raadomtrent het verzoekschrift van den heer G. Aalbertsberg, om continuatie in zijne betrekking als stads-heelmeester, hebben Diakenen der Nederduitsch Hervormde gemeente alhier, de eer UEd. Achtb. te berichtendat bij genoemd college geen bezwaar is gemaakt om genoemden heer de gevraagde continuatie te verleenen. Namens Diakenen voornoemd G. J. Corts, Voorzitter. C. C. Tieleman Secretaris. Leiden, 2 Juni 1875. Op uwe uitnoodiging van den 28 Mei jl.n°. 422, om te dienen van bericht en raad, omtrent het verzoek van den heer G. Aalbertsberg tot continuatie zijner betrekking als stads-heelmeester, hebben M"B Regenten van de Roorasch-Catholijke armen bij deze de eer UEd. Achtb. te berichten, dat er bij hen geene bedenkingen tegen adressants verzoek bestaan en mits dien tot de inwilliging er van adviseeren. Namens Mron Regenten voornoemd Aan heeren Burgemeester en De Regent-Secretaris, Wethouders van Leiden. A. G. Hessels. 1875. Leiden, 4 Juni 1875. Ter beantwoording van uw verzoek, uitgedrukt in uw schrijven dd. 28 Mei jl., n°. 422, bestaat bij Armverzorgers der Nederlandsche Israëlietischo gemeente alhier niet het minste bezwaar, aan het verzoek van den stads heelmeester G. Aalbertsberg hinderpalen in den weg te leggen en verzoeken zij u dus beleefdelijk aan des adressants verlangen te willen voldoen. Armverzorgers der Nederlandsche Aan HH. Burgemeester en Wet- Israëlietische gemeente alhier, houders van Leiden. A. Koetser Voorzitter. N°. 141. Leiden, 16 Juni 1875. Burgemeester en Wethouders hebben de eer U te berichten op het adres van L. J. De Kleyne, timmerman alhier, dm eene stoep te mogen doen leggen voor het huis aan de Garenmarkt n°. 30, dat zij, evenmin als de Voorzitter der Commissie van Fabricagedaarop door hen gehoord daartegen eenige bedenking hebben, zoodat zij u raden het verzoek toe te staanmits de stoep gelegd worde volgens de rooiing, door rooimeesters aan te wijzen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad te Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johannes Van der Plasom voor zijn huis op de Garenmarkt, u°. 252, een stoep te mogen leggen. 't Welk doende, UEd. Dw. Dienaar, Leiden, 25 Mei 1875. L. J. De Kleyne, Timmerman Hooigracht. N°. 143. Leiden, 16 Juni 1875. Blijkens bijgaand adres heeft de heer VV. Werst zich tot uwe vergade- ring gewend, met verzoek om tot 13 Mei 1876 de bezoldiging als taxateur der gouden en zilveren panden in de Stads Bank van Leening te blijven genieten alsmede om hem een wachtgeld toe te kennenberekend tegen twee derden van zijn inkomen. Op dit tweeledig verzoek hebben wij het gevoelen ingewonnen van HH. Commissarissen dier instelling, wier rapport wij hierbij overleggen en waar mede wij ons kunnen vereenigen. Wij nemen alzoo do vrijheid u te raden op dit verzoek afwijzend te be schikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Willem Werst, wonende alhier, dat hij den 18den Januari 1866 is benoemd en beëedigd als taxateur der gouden en zilveren panden in de Stads Bank van Leening alhier en blijkens aangehechte kennisgeving den 13den Februari dezes jaars uit die betrekking ontslagen, omdat zij bij de nieuwe verordening is komen te ver vallen, terwijl daarbij tevens toprechte dank wordt betuigd voor de trouwe diensten gedurende vele jaren aan die inrichting bewezen dat hij nog gedurende 15 maanden verantwoordelijk en werkzaam blijft voor de door hem gedane schattingen der niet geloste panden dat aan die betrekking verbonden was eene bezoldiging van f 120. 's jaars benevens eene toelage van 3,50 's maands voor de bezorging der panden ter verwaarborging te 's Gravenbage, alsmede de voordeelen die dc niet verkochte door hem geschatte panden tegen den schattingsprijs ople verden, dat in den regel de Gemeenteraad bij wijze van wachtgeld vergoeding verleent aan ambtenarendie ten gevolge varv algemeene maatregelen of organisatiën uit hunne 'betrekking worden ontslagenvoor het verlies aan inkomsten dat zij daardoor lijden, zooals uit de memorie van toelichting bij de plaatselijke begrootingen blijkt, aan beambten bij de nachtwacht, bij de invordering van plaatselijke accijnsen, bij de invoering van nieuwe verorde ningen op het openbaar lager schoolwezen of op de bewaarschoolenen nu onlangs bij de invoering van de nieuwe verordening op de Stads Bank van Leening. Redenen waarom hij zich eerbiedig wendt tot den Gemeenteraad, met het verzoek: 1°. Om gedurende den tijd dat zijne verantwoordelijkheid in verhouding tot de Stads Bank van Lcening duurt, 13 Mei 1876, de daaraan verbon den bezoldiging te blijven genieten 2 Om hem toe te kennen in gelijkstelling met andere beambten een wachtgeld berekend tegen twee derden van zijn inkomen. 't Welk doende, enz. Leiden, den 21sten Mei 1875. W. Werst. Leiden, 7 Juni 1875. Met uwen brief van 25 Mei 11. ontvingen wij ten fine van praeadvies het hierbij teruggaande adres van den heer W. Werst, die op het voet spoor van anderenaan den gemeenteraad schadeloosstelling vraagt voor het verlies dat hij door de opheffing van zijne betrekking bij de Bank van Leening geleden heeft. Ofschoon wij op nieuw gaarne hulde brengen aan de wijze waarop de heer Werst zich van zijne functien heeft gekweten, zoo vinden wij echter geen vrijheid het door hem gedaan verzoek te onder steunen. De heer Werst behoorde niet tot het personeel der vaste beambten bij de Bank. Belast met de taak om in bijzondere gevallen gouden en zilve ren panden van eenigszins belangrijke waarde te taxeerenontving hij voor die dienst eene vrij onbeduidende retributie, onbeduidend vooral in ver houding tot de groote finantieele verantwoordelijkheid aan zijne taxatie verbonden. Het nieuwe reglement laat echter niet toe een deel van de taak aan de vaste beambten opgedragen door anderen te doen vervullen. 24

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1