INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden nedergclegd. geldende voorschriften? Laten wij de oude geschiedenis van de Bank van Leening voor goed afsluitenen uit die geschiedenis alleen deze leering trekkendat men om bittere teleurstellingen te voorkomen niet voorzichtig genoeg kan zijn met de stipte naleving van reglementaire bepalingen. De heer Goudsmit. Ik zou de redeneering, zoo als die door den heer Buys is voorgesteld, omkeeren. Zijn betoog was, dat het reglement toch al jaren lang niet is nageleefd, en dat, omdat de vroegere ambtenaren sedert dertig jaren hun plicht niet hebben gedaan, men nu ook met deze twee personen toegevend moet zijn. Ik voor mij zeg het tegendeeleene dergelijke toegevendheid ware eene premie voor de niet-naleving van veror deningen en instructiën. Ik zou ook zeggenhet is ongelukkig voor deze personenmaar het is wenschelijk eene zoo verregaande nonchalance niet langer te laten voortbestaan. Het is wenschelijk een voorbeeld te stellen, opdat het toelaten van zoo verregaande achteloosheid niet langer kunne plaats grijpen. De heer Buïs. De conclusie van den heer Goudsmit zou volkomen juist zijn, als mijn argument voor vrijspraak hierop steunde, dat men reeds zoo lang tegen bet reglement gezondigd had. Dit was echter mijn argument niet; ik betoogde dat ongeveer allen zondigden en dat het onder die omstan digheden onbillijk is uit die velen twee te laten boeten voor de gepleegde verzuimen. De heer Goudsmit. Er is nog iets. Volgens het advies van onzen advocaat, Mr. Philips, hebben wij eene rechtsvordering tegen de twee ondergeschikte ambtenaren. Nu is bij mij de vraag ontstaan, of wij zonder machtiging van Gedep. Staten van eene vordering, die door den rechtsgeleerdedien wij geraadpleegd hebbengegrond is bevondenmogen afstand doen. Dat is eene vraag, die ik aan mijn rechtskundigen ambt genoot, leeraar in het staatsrecht, gaarne onderwerp. De heer Buïs. Ik herinner mij geen wetsartikel, dat ons zou nopen een besluit als hier wordt voorgedragen aan de goedkeuring van Gedep. Staten te onderwerpen. De heer Goudsmit. Ik kan op dit oogenblik niet beslissen of de mee ning van den vorigen spreker juist is; maar het komt mij toch voor, dat het eene alienatie isdie door Gedep. Staten kan worden goedgekeurd maar ook afgekeurd. In omvraag gebracht, wordt het voorstel aangenomen met 15 tegen 4 stemmen. Tegen stemdende heeren GoudsmitDu ltieuLezwijn en Juta. XXII, Rekening der Bank van Leening over 1874. (Zie Handd. 16, n°. 89.) De heer Le Poole. Ik wenschte eene opmerking te maken, diet over de rekening van de Bank van Leening zelve, maar toch met de administratie daarvan in betrekking staande. Wij hebben straks veel gehoord van oude reglementen die vroeger niet werden gehandhaafd. Tegenwoordig hebben wij een nieuw reglement, waarin van inbrengkantoren niet meer sprake kan zijn, omdat die zijn afgeschaft. Nu meen ik er opmerkzaam op te moeten maken, dat op de Boommarkt, over de meisjesschool eerste klassenog een bord wordt aangetroffenwaarop te lezen staat^geadmitteerde inbrengster- van de Bank van Leening." Ik hoop, dat dit bord zoo spoedig mogelijk zal verdwijnen. Hierop wordt de rekening met algemeene stemmen goedgekeurd; hebbende Commissarissen der Bankde heeren Buys en Cockzich buiten stemming gehouden. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Zitting van Donderdag 3 Juni 18ffö, 's namiddags te 3} uur. Voorzitter: de heer Burgemeester'Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1«. Wijziging van het kohier der plaatselijke directe belasting over 1875, naar aanleiding eeuer beschikking van de Gedeputeerde Stalen dezer provincie. (128) 2Bezwaarschrift van de weduwe L. Burkels tegen haren aanslag in die belasting. (126) 3". Verzoek van P. Van den Ent, om eervol ontslag als onderwijzer der le klasse aan de jongensschool 2e klasse. (127) 4». Idem van G. W. Buising, als hulponderwijzer aan de school li". 1 voor minvermogenden. (129). Tegenwoordig de heeren VanOuteren, DercksenHartevelt, DePremcry, Suringar, Le Poole, Verster, Van lterson, DriessenLezwijn, Stoffels, Juta, Bijleveld, Du Eieu, Krantz en Van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 27 Mei worden gelezen en goedgekeurd. Dc Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 25/27 Mei n°. 43, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 13 Mei tot verkoop van grond aan de Haarleramertrekvaartaan Rijnland. 2°. Missive van de Gedeputeerde Staten, dd. 25/29 Mei n°. 10, blijkens welke geen machtiging wordt vereischt om over de opheffing van het beurt- veer van Deventer op Rotterdam in overleg te treden, op grond dat de ge meente Leiden niet tot de oprichting van het veer heeft medegewerkt, heb bende die gemeente zich, evenals Schiedam en Haarlem, later aan het veer aangesloten. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van L. J. De Kleyne, om een stoep te doen leggen voor zijn huis aan de Garenmarkt. 2°. Adres van C. Van der Krogt, om eene brug te doen leggen nabij het Delftsche Schouw. 3°. Adres van W. L. van Amerom om een stoep te leggen voor het huis Hoogewoerd. 4°. Adressen van mej. L. J. Van der Hoeven en mej. C. M. J. Schröter, om ontslag als onderwijzeres aan de meisjesschool 1ste kl. en aan de Tus- schenschool. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. 5". Adres van H. Nijkamp, schipper op Utrecht, om ontheffing of ver mindering van het padgeld. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 6®. Suppletoire begrooting, dienst 1874, van het H. G. weeshuis. 7°. Rapporten van Burgemeester en Wethouders op de verzoeken van Dr. Hirschig en Van der Kamp ter bebouwing van gemeentegrond. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 8°. Rapport der Commissie van Financiën op de rekening van het Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis over 1874. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Ik heb de eer nog mede te deelen dat door de Ged. Staten van Zuidholland, bij dispositie van 31 Mei/2 Juni, is ingezonden een staat van hetgeen door deze gemeente over 1874 is verschuldigd wegens het pensioen van mej. A. J. W. Renssenbedragende f 17.83', welke som vóór 10 Juni a. s. moet voldaan worden, en dat mitsdien vvordt voorgesteld de begrooting voor 1874 te verhoogen met 17.835, te vinden uit den post Onvoorziene Uitgaven. Heeft een der leden hiertegen eenige bedenking? Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten. Aan de orde is 1°. Wijziging van het kohier der plaatselijke directe belasting over 1875, naar aanleiding eener beschikking van de Gedep. Staten dezer provincie. (Zie Hand. 20, n°. 128.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. 2°. Bezwaarschrift van de weduwe L. Burkels, tegen haren aanslag in die belasting. (Zie Handd. 20, n°. 126.) De Commissie van Financiën vereenigt zich met het voorstel van Burge meester en Wethouders, om heeren Gedep. Staten tot afwijzing van het verzoek te adviseeren. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. 3°. Verzoek van P. Van den Ent, om eervol ontslag als onderwijzer der lste klasse aan de jongensschool 2de klasse. (Zie Handd. 20, n°. 127.) Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten den adressant het gevraagde ontslag eervol te verleenen. 4°. Verzoek van G. W. Buising, als hulponderwijzer aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (Zie Handd. 20, n°. 129.) Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten ook dezen adressant het ge vraagde ontslag eervol te verleenen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. N°. 133. Leiden, 5 Juni 1875. Mejuffrouw G. W. J. Schröter heeft bij nevensgaand adres eervol ontslag verzocht tegen half Augustus e. k., als onderwijzeres der 2e klasse aan de tusschenschool voor voorbereidend lager onderwijs. De hoofdonderwijzer dier school, daarop door ons gehoord, heeft blijkens overgelegd bericht, daartegen geene bedenkingen. Ook bij ons bestaat evenmin bezwaar. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden de adressante het gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. De OndergeteekendeCatharina Maria Justiua Schröter, onderwijzeres 2e klassewerkzaam aan de openbare voorbereidende schoolstaande op de Oude Vest alhier, verzoekt met verschuldigden eerbied haar eervol ont slag uit die betrekking te willen verleenen tegen medio Augustus 1875, daar zij zich tegen dien tijd naar Zutfen wenscht te verplaatsen. 't Welk doende enz. Leiden, 2 Juni 1875. C. M. J. Schröter, Aan den Gemeenteraad-van Leiden. Onderwijzeres. Leiden, 4 Juni 1875. Ter voldoening aan uwe apostille van gisteren, n°. 1121, heb ik de eer u te berichtendat het verzoek van Mejuffrouw C. M. J. Schröter in alle opzichten voor eene gunstige beschikking vatbaar is. De hoofdonderwijzer. Aan den heer Burgemeester der gemeente. Leiden. J. A. Van Dijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 7