De heer Buys. Ik moet mijns ondanks de vergadering nog een enkel
oogenblik ophouden, maar ik geloof dat het hoog noodig is het voorstel
van de Commissie van Financiën eenigszins te verduidelijken. Volgens de
heeren Stoffels en Seelig zouden wij aan de Commissie van Fabricage ver
weten hebben dat zij den Baad wil stellen voor een fait accompliHet
tegendeel is waar, want wij zeggen zeer duidelijk in ons rapport, dat het
de bedoeling niet kan zijn van de Commissie van Fabricage om den Baad
te dwingen. Welke is de toedracht geweest van deze zaak? De Commissie
van Fabricage heelt aanvankelijk aan de opruiming van de Hoogewoerdspoort
groote plannen verbonden: -het afbreken van de bestaande brug en het
leggen van eene nieuwe, het dempen van een gedeelte Vestgracbt, enz.
Toen dit plan voor het eerst in eene gecombineerde vergadering van Bur
gemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën besproken werd,
was men daar algemeen tegen dergelijk plan. Men vond het niet wenschelijk
en ook niet noodig nu reeds tot zulke belangrijke uitgaven te besluiten.
Beter ware het dus meende men enkel tot afbraak van de poort en
het gelijk maken van den grond over te gaan, en dan te zien of er zich
tot bouwen liefhebbers zouden opdoen. Mocht dit zoo zijndan zonde de
uitvoering van de andere werken kunnen volgen mocht het niet zoo wezen,
dan kon men de brug behouden en het nieuwe terrein tot plantsoen inrichten.
Iri dien zin werd dan ook het voorstel in den Baad gebracht en in dien
zin door dezen besloten. Nu komen echter Burgemeester en Wethouders
met het voorstel om het besluit van 25 Juni 1874 te wijzigen en toch te
doen wat men toen niet doen wilde, namelijk eene nieuwe brug te maken
vóór men tot verkoop van het terrein overgaat. Tot aandrang van dat
voorstel vonden wij twee argumenteneene in den brief van Burgemeester
en Wethouders en een ander in het rapport van Fabricage. Burgemeester
en Wethouders beweren dat niemand bij de Hoogewoerdspoort grond zal
willen koopen, zoolang hij niet uit eigen oogen zien kan hoe het terrein en
de omtrek wordt ingericht. Hiertegen komen wij echter op. Menschen
die huizen willen bouwen, hebben genoeg aan .schetsteekening en plattegrond
om den toestand, zooals die worden zal, te kunnen beoordeelen. Het tweede
argument, dat van Fabricage, heeft schijnbaar meer gewicht; de brug is
door de aanplemping toch onhoudbaar geworden. Maar hiertegen voeren
wij dit aan: óf dit argument beteekent niets, óf het wil zeggen: wij Fabri
cage hebben den Baad voor een fait accompli gesteld en nu moet hij toch
buigen. Dit nu kan echter onmogelijk de bedoeling zijnmaar beteekent
het argument nu niet ditdan beteekent het ook niets. Wij vonden dus
geen enkele reden om den Baad het terugkomen op zijn vroeger besluit
aan te bevelen.
De heer van Iterson. Zooals de zaak nu staat, mijnheer de Voorzitter,
weet ik waarlijk niet hoe ik mijne stem moet uitbrengen. Met het rap
port der Commissie van Financiën kan ik mij geheel vereenigen, voor zoo
verre daarin maatregelen worden afgekeurd, die genomen zijn in strijd met
het Baadsbesluit van 25 Juni jl. maar ik vraag mij afwat zal er nu ge
beuren, indien de conclusie van dat rapport wordt aangenomen? Volgens
het antwoord door den geachten vorigen spreker, den heer Buys, op deze
vraag gegevenzou men het zand onder uit de Singelgracht en van onder
de doorgangen der brug opgraven en voor een deel de verhevenheid weer
daarstellen die men pas heeft gladgemaakt. Dat komt mij wel wat heel
zonderling voor. Bovendien, indien do brug reeds veel geleden heeft door
dat men het zand daaronder gebracht heeft, dan vrees ik dat de toestand er
vooral niet op verbeteren zalindien men datzelfde zand er nu weer onder
uit gaat halen. Zou het niet beter zijn, dat Burgemeester en Wethouders
de zaak nog eens in overweging namen en ons een nader plan van uit
voering overlegden
heer Hartevelt. Men verkoope den grond in perceelen ter bebou
wing volgens de gemaakte teekeningen, en de Baad behoudt aan zieh het
recht van gunningdan zullen wij spoedig zien of zich daartoe gegadigden
opdoen. Tot op dit oogenblik is aan dien voorgenomen verkoop geen publi
citeit gegeven. Dit zal m. i. het beste expediënt zijn tegen de raoeielijk-
hedendie er sehijnen te bestaan.
De Voorzitter. Ik moet herinneren wat nog zoo even door den heer
Stoffels is aangevoerd met betrekking tot de Wittepoort. Men mag zeggen
als de teekening het terrein voldoende aanwijst, zullen er wel gegadigden
komen, maar do ondervinding heeft geleerddat dit niets baat. Als
eenmaal langs de as-lijngetrokken uit de Hoogewoerd, eene sierlijke brug
is gelegddan zou ik meenen dat er zich meer gegadigden zouden opdoen
en alzoo die gronden veel meer zouden opbrengen.
De heer Hartevelt. Hetgeen omtrent de Wittepoort is aangevoerd, is
voor mij juist eene reden om dat voorbeeld niet te volgen; want bij de
Wittepoort is de grond om niet gegeven, nadat daar aanzienlijke sommen
waren uitgegeven voor afbreken, gelijkmaken, bestraten enz. enz., en waar
ik toen mede behoorde tot de voorstanders van kosteloozen afstand, zou
ik het nu niet meer zijn.
De Voorzitter. De omstandigheden zijn sedert veranderd. Indien nu
grond aan de Wittepoort zou worden uitgegeven, zou het niet voor niet zijn.
Ik geloof, dat hier wel degelijk de grond zou worden verkocht, tenzij de
nabijheid der begraafplaats een beletsel opleverde, wat m. i. niet het geval zal zijn.
De heer Cock. Ik ondersteun geheel hetgeen door den heer Hartevelt
is in het midden gebracht. Juist het voorbeeld bij de Wittepoort kan hier
als afschrikkend voorbeeld strekken. De stad heeft zich daar zeer aanzien-
lijke onkosten getroost en is er toch roede geëindigd het bouwterrein voor
niets af te staan. Er komt bij dat er mijns inziens hier te Leiden op
het oogenblik geen behoefte aan bouwterrein bestaat, getuige het aantal
huizen, die te huur staan. Den betrekkelijk vrij voordeeligen prijs, dien
wij voor den grond achter de Doelen-kazerne hebben bedongen, beschouw
ik als eene uitzondering. Intusschen heb ik er niets tegen dat men althans
beproeve het terrein als bouw-terrein te verkoopen en het dus aan de
markt brenge. Ik ben daar zelfs sterk voor; dan zal blijken, of er behoefte
is. Maar ik heb er tegendat men beginne met elf duizend gulden te
dien einde uit te gevenzonder eenige zekerheid dat men gegadigden voor
den aankoop van dien grond zal vinden, althans gegadigden, dio een noe-
menswaardigen prijs willen geven. Ik heb er dubbel tegen, nu men die elf
1873.
duizend gulden wil verkrijgen door verkoop van kapitaal, dus door in te
teren. Zoude het niet beter zijn eerst eens te zien of er kooplustige
liefhebbers zijn? Men heeft te dien einde niets anders te doen dan het
terrein, hetzij in zijn geheel, hetzij in perceelen, te koop aan te bieden,
met bijvoeging der voorwaarde datzoo de koop gegund wordtdoor de
stad voor hare rekening die en die bepaalde werken zullen worden verricht.
Zijn er dan werkelijk liefhebbers, dan heeft men gelegenheid om te over
wegen, of de onkosten, die de stad maken moet, opgewogen worden door de
directe en indirecte voordeelen van den verkoop. Dat het niet noodig is
bouwterreinvoor dat men het aan de markt brengtop te hoogenglad
en effen te makenenz. enz.daarvan kan men zich te AmsterdamBot
terdam en elders overtuigenwaar de laagste poldergrondenzonder eenige
voorafgaande verhoogingvoor het bouwen van nieuwe huizen, zeer duur wor
den verkocht. Waarlijk in onze eeuw hebben gegadigden voor bouwterrein,
zoowel aannemers, metselaars, timmerlieden enz., als particulieren, dat alles
niet noodig; zij weten zeer goed en zeer gemakkelijk zich van terreinplannen
en sohets-kaarten te bedienen.
De heer Seelig. De bouw-gégadigden dienen toch eerst te weten hoe
de toestand zal worden. En daarom zou ik wel willen vragen, of de be
doeling is de brug in den tegenwoordigen toestand te laten, dan wel, of
gerekend mag worden op eene nieuwe, volgens het gedane voorstel?
De heer Cock. Wij kunnen en mogen onsdunkt mijtot niets ver
binden. Wij bieden den grond onder zekere voorwaarden te koop aan;
voorwaarden zoo als er, naar ik meen, bij dergelijke verkoopen zeer dik
wijls gesteld worden. Wij zeggen eenvoudig aan de gegadigden het vol
gende: zietdaar een gedeelte gemeente-grond te koop; de gemeente ver
bindt zich om zoo zij u den koop gunt, de volgende werken op hare kosten
te zullen doen verrichtenb. v. de brug te verleggen of te vernieuwen den
grond te verhoogen of niet te verhoogenwater aan te plempen enz. enz.;
maakt daarnaar uwe berekeningen en doet ons dienovereenkomstig uw bod.
Bevalt uw bod ons en nemen wij het aan, dan zijn wij daardoor alleen
reeds verplicht de bedoelde werken op gemeente-kosten te doen uitvoeren.
Bevallen uwe aanbiedingen ons daarentegen niet, of hebben wij andere re
denen om de bedoelde werken niet uit te voeren, welnu dan worden die
werken niet uitgevoerd, maar dan zijt gij ook geheel vrij en volstrekt niet
meer aan uw bod gebonden. De geheele zaak komt mij inderdaad zeer
eenvoudig voor.
De heer Seelig. De zaak zou anders zijn, als men zekerheid had dat
het terrein door één persoon of door eene vennootschap werd gekocht.
Maar als dat niet mogelijk blijkt, en overgegaan moet worden om den
grond bij perceelen af te staandan gaat het nietof hij moet om niet
worden uitgegeven, ter bebouwing volgens een door ons gearresteerd plan.
Er zal in ieder geval een besluit dienen genomen te wordenzal er in
vervolg van tijd eene brug komen? En zal er niet ook eene beschoeiing
moeten komen, voor wat nu aangéplempt is? Want dat zal toch moeten
geschieden; op het gevaar af van alles wat nu aangeplempt is van liever
lede in het water te zien verdwijnen.
De heer Cock. Ik zie de bezwaren van den vorigen geachten spreker
waarlijk niet in. Waarom zouden wij niet te koop aanbieden op de wijze,
die ik heb voorgesteld De eventuële koopers wagen er niets bijdaar zij
aan hun bod niet gebonden zijnzoo wij de brug niet veranderen of andere
werken doen uitvoeren, die bij de aanbieding zijn opgenoemd. Wij daar
entegen zijn zoodoende veel vrijer. De heer Seelig wil beginnen met dat
gene, waarmede ik wellicht wil eindigen. Hij wil eerst de bedoelde werken
maken en dus feitelijk nog meer doen dan zich verbinden. Ik wil juist
andersom doen en vrij blijvenzonder in de verste verte gegadigden af
te schrikken.
De heer Hartevelt. Ik wil juist geen bepaald besluit hebben genomen.'
Eerst als er een prijs zal geboden zijn voor de diverse perceelen, zal de
Baad kunnen oordeelen. Gesteld eens dat niemand lust gevoelde om eeni-
gen prijs te biedenomdat b. v. daar zal moeten worden geheidof om
welke andere reden ookook dan zal het oordeel juister zijnwat verder
in deze te doen.
De Voorzitter. Na de gevoerde discussie geloof ik dat de zaak als
genoegzaam toegelicht is te beschouwen. Er is op de voordracht in de eerste
plaats door den heer Le Poole een amendement voorgesteldstrekkende om
te onderzoekenin boever de toestand van den grond als een geschikt
bouwterrein is aan te merken, terwijl in de tweede plaats door den heer
Hartevelt is voorgesteld den grond te verkoopenzooals hij nu is. Mag ik
vragen, of het amendement van den heer Le Poole wordt ondersteund?
De heer Buys. Als ik den heer Hartevelt wel verstaan hebdan heeft
hij wel het voorstel van Financiën toegelicht, maar daarop geen amende
ment voorgedragen.
De heer Cock. Ik ondersteun de gedachte van den heer Hartevelt.
De heer Van Iterson: In zooverre wijkt toch het voorstel van den
heer Hartevelt af, dat daarmede bedoeld wordt een verkoop van het terrein
zooals het thans is en niet teruggebracht in den toestand, waarin het zou
moeten zijn volgens raadsbesluit van 25 Juni.
De Voorzitter. Er zou dan een besluit moeten worden genomen om te
vergunnen tot bouwen.
De heer Buys. De Commissie van Financiën bedoelt niets anders; wat
zij verlangt is, dat men het besluit van 25 Juni eenvoudig uitvoere zoo
als het daar ligtwat verder te doen is moge dan later beslist worden.
De heer Dercksen. Door het tal van meeningendie elkander hebben
doorkruist, is er eenige verwarring ontstaan. Mag ik dus vragen of het
fait accompli door dat besluit wordt gehandhaafd
De heer Krantz. Tk wensch te vernemen of de Commissie van Fabri
cage haar rapport blijft handhaven, dat ik gaarne zal ondersteunen. Nadat
tot het afbreken der Hoogewoerdspoort besloten was, heb ik mij geene
andere regeling van het terreinals bij het plan der Commissie is vastge
steld, kunnen denken. Nu wil ik niet ontkennen dat het voorzichtiger
ware geweest den Baad met de verplaatsing der aarde bekend te maken
maar toch zal men tot de verdere uitvoering moeten besluiten.
23