kennen aan liet uitvoerend gezag, maar niet anders dan om uit te voeren
wat door het wetgevend gezag besloten is. liet is mij niet te doen om na
te pleiten over de zaak van de pcort. Maar ik ben eerstelijk tegen het
stelsel om te regulariseeren wat reeds ten halve onwettig geschied is. In
de tweede plaats ik heb het reeds vroeger te kennen gegeven kan ik
de rechte lijn overal zoo mooi niet vindenen ten derde kan ik de meening,
dat de brug zoo wrak zou zijn, niet deelen. Ik kan niet aannemen dat
plotseling alles maar zoo bouwvallig zou zijn geworden, als er^van schoon
heidsgevoel en «opruimen" sprake is. Wel weet ik dat de opruimers gewoon
lijk een beetje overdrijven en ons steeds in het onzekere laten, over de wijze
waarop de te arnoveeren zaken zoo wrak geworden zijn. Voor mij moeten
de uitwerkselen zich al zeer krachtig hebben vertoond om aan de hand van
zulke leidslieden lot dien staat van bouwvalligheid te besluiten.
De heer Stoffels. Ik zal niet meer spreken over het albrcken der
Hoogewoerdspoort. De Raad heeft daartoe besloten. Dat is een bepaald
feit. De Raad lieelt ook besloten gebruik te maken van den grond van
bet terrein van den heer Van Puitkaromer, maar niet bepaald waar die aarde
zou worden neergeworpen. De heer Dercksen heeft gesproken van ver
stopping, die veroorzaakt zou zijn; maar het is nergens uit gebleken dat
er eenige verstopping bestaat. Wij hebben niet overschreden het terrein
waarop wij ons mochten bewegen. En wat nu het beweerde fait accompli
betreft, ik weel, dat de heer Dercksen zeer vóór bet beheud der poort is
geweestmaar de Raad heelt eenmaal besloten tot de afbraak.
De heer Buys. Ik geloof dat de geachte Wethouder van Fabricage
eenigszins ironisch sprak, toen hij zoo straks te kennen gaf, dat bij het
besluit tot afbraak geen bepaling is gemaakt omtrent de plaats waar het zand
zou worden geborgenzoodat men in de keuze van die plaats vrij was.
Zeker die vrijheid bestond, maar zij bracht het recht niet met zich om bet
zand dus te gebruiken, dat bet behoud van de brug onmogelijk wordt. Maar
de brug kan blijven, zeide de beer Stoffels. Is dat nu ernst of kortswijl?
I9 dat behoud denkbaar in den tegenwoordigen toestand? De Raad kan
intusscben ook hier niet anders doen dan aan te dringen op de strenge eer
biediging van zijne besluitendoor te weigeren nu terug te komen op bet
geen in bet vorige jaar werd vastgesteld. Is liet terrein verkocht, dan kan
men later over de brug beslissen; wil de Raad die afbreken, dan blijft wat nu
geschiedde bestaan; wil hij het niet, dan moeten zij die tot het aanplempen
last gaven maar zeiven overwegen boe zij het zand weer vera ijrierd krijgen.
De heer Stoffels. Ik kan den heer Buys de verzekering gevendat om
over de zaak ironisch te spreken volstrekt niet in mijne bedoeling beeft ge
legen. Ik heb over den toestand gesproken, zooals die was, in verband
met het genomen besluit, waaruil ik meende te mogen afleiden, dat wij ge
handeld hebben zoo als wij mochtenzonder den Raad te hebben willen
stellen voor een fait accompli. Wat het zand aangaat, wij zijn begonnen
met bet oog daaropdat er een andere toestand moest geboren wordenmet
afgraving en aanplcmping. Het was dus volstrekt niet mijn voornemen om
met ironie te spreken. En ik herhaal de vraag: waar moesten wij met dat
zand blijven Dit kon ik niet anders beantwoorden.
De beer Le Poole. Door den geachte» Wethouder van Fabricage werd
daar zoo even gesproken van de raadsvergadering van 25 Juni 1874. Het
toen behandelde heb ik bier voor mijen daarom moet ik de vergadering
opmerkzaam maken dat de eigen woorden door den heer Stoffels toen ge
sprokende volgende waren: «liet tegenwoordig voorstel gaat niet verder
dan de afbraak der poort en de gelijkmaking van den grond." Ergo de
Raad beeft niet anders dan op die twee punten beslist.
De beer Seelig. Het doet ook mij bijzonder leed, dat de Commissie
van Financiën de zaak voorgedragen of wel beschouwd beeft alsof het in
de bedoeling der Commissie van Fabricage zou gelegen hebben den Raad
te stellen voor een fait accompli. Dat was stellig niet de bedoeling.
Ik heb alle vergaderingen van de Commissie van Fabricage over deze zaak
bijgewoond en kan daaromtrent mededeelen, dat daarin de vraag breedvoe
rig is overwogen: waar de aarde zou moeten blijven, afkomstig van de op
te ruimen hoogte. Er was in de vergadering van 25 Juni wel is waar slechts
besloten tot afbraak der poort en gelijkmaking van den grond maar men
moet niet uit het oog verliezendat er bij de beraadslagingen ook van de
verkrijging van bouwterrein is quaestie geweest, en in verband daarmede
van aanplemping van de Singelgracht en van bet dempen van de Binnen
vestgracht. Het besluit tot gelijkmaking werd genomen, doch zonder nog
in de verste verte le hebben bepaald, waar men met den te verkrijgen
grond zou blijven. Indien wij dien grond niet benut hadden zouden wij
te kort hebben gedaan aan den eisch om zooveel mogelijk daar bouwterrein
te krijgen. Ja, misschien had men de aanplemping meer naar achteren,
naar de zijde van de Binnenvestgrachthebben kunnen bewerkstelligenmaar
wat geschied isheelt in ieder geval geen schade aan de brug gedaanen
alleen teweeggebracht dat bare kromming wat meer flagrant is uitgekomen.
Als men nu vorder nagaat, dat bij uitvoering van bet voorgestelde, voor
cene som van slechts 11000 een toestand zal ontstaan die zeker wen-
schelijk is, dan zijn de daartegen ontwikkelde bezwaren inderdaad ongegrond.
Het kan zijn dat de brug nog misschien twintig jaren bestaat; maar
als men het onderstel nauwkeurig nagaat, zal het blijken dat de brug ka
pitale herstellingen noodig heelt. De Commissie van Financiën heeft verder
gezegd, dat de gegadigden wel zeiven den toestand zullen kunnen beoordeelen
en hunne bouwplannen maken, als zij kennis zullen hebLn.11 genomen van
de schetsteekeningeu als anderszins. Ik betwijfel dat niet, doch ik geloof,
dat, als men eerst een regelmatigen toestand schept, zij dien beter zullen
kunnen overzien en er dan meer kans ontstaat dat zich bouwgegadigden
zullen voordoen. Enmochten die ook ai niet opkomen dan zal men te
dier plaatse een goed plein krijgen, waaraan voor de stad ook behoefte be
staat. Het is dus, naar mijne meening, in ieder geval wenschclijk, het
onderwerpelijk voorstel aan te nemen, en mocht er al rede kunnen wezen
van cene verkeerde opvatting van het besluit van den Raad van 25 Juni,
dan heeft de Commissie van Fabricage, door te verordenen wat nu geschied
isevenwel niet gepraejudicieerd op de beden te vallen beslissing.
De heer Le Poole. Door den heer Seelig is zoo even aangevoerddat
de geheele toestand is in het leven geroepen tot het verkrijgen van bouw
terrein. Maar ook dit staat bij mij nog niet zoo vast, als men nagaat
den inhoud van het toen gedane voorstel. De aangevraagde f 3800over
eenkomende met het geraamd bedrag van de opbrengst der poort, zijn toe
gestaan onder voorwaarde datbij wegneming der poortalleen de grond
zou gelijk gemaakt worden en de verdere werkzaamheden tot later zouden
worden uitgesteld.
De heer Seelig. Er is indertijd juist speciaal van bouwterrein gespro
ken en de Commissie van Financiën heeft zich daarbij neêrgelegd. Het
is een degelijk genomen besluit.
De heer Le Poole. Aangezien ik van meening was dat de inrichting
van den grond tot bouwterrein nog niet was aangenomenheb ik een van
de eerste scheikundigen in ons land geraadpleegd over de vraag, of het
wenschelijk was zoo dicht bij de bestaande begraafplaats te laten bouwen.
Ik zal mij veroorloven daaromtrent zijn advies voor te lezen. Het is van
den volgenden inhoud
«Het is onmogelijk proefondervindelijk aan te toonen tot hoeverre scha
delijke bestanddeelen van lijken in den bodem doordringen of zich in de
lucht verspreiden, in die mate dat zij waarlijk aan menschen nadeel zouden
kunnen doen. Verspreiden doen zij zich in bodem en in lucht en wel zeer
verre, vooral in de lucht, maar ook in den bodem. Eindelijk worden zij of
tot moleculen verdeeld of ontleed. De eene schadelijke stof zal bij de ver
spreiding in den bodem of door de lucht ook spoediger ophouden schadelijk
te kunnen werken dan de andere.
Eerst de nieuwere wetenschap, die den anrd en de hoedanigheden van
honderdeneerst kort gevonden schadelijke zelfstandigheden van organische
natuur heeft aan het licht gebracht, heeft er op kunnen wijzen dat de lijken
van onze dierbare afgestorvenen, die wij gaarne in onze nabijheid behou
den niet mogen geplaatst worden in de kerken ook niet bij de kerken
ook niet bij de woningen der menschenmaar dat men verplicht is ben
even als alle rottende zelfstandigheden van de levendenzoo ver mogelijk
verwijderd te houden.
Men is er niet slechts in ons landmaar nog bijna overalverre van
verwijderd in deze zaak helder te zien. Eerst werd besloten niet meer te be
graven in de kerken. Toen meende men datindien eenc begraafplaats
slechts ware een open terrein, dit voldoende was, en zoo koos men
voor algemeene begraafplaatsen veelal een plek aan den zoom der steden of
dorpen. Te Utrecht b. v. grenst aan de begraafplaats bij de Tolsteeg on
middellijk eene zeer bevolkte buurt. Te Rotterdam was men wijzer en koos
men daarvoor Krooswijk, een 20 minuten gaans van de stad gelegen.
Amsterdam bleef halstarrig volhouden geen voldoende ruimte voor de be
graafplaats te kunueu vinden.
De onlangs met de drift der negentiende eeuw opgeworpen quaestie der
lijkenverbranding eene vraag naar den geest des tijds met geheele ter
zijdestelling van het gemoed uit óén eukel oogpunt slecht9 overwogen,
heeft toch dit goeds aangebracht dat men nader is blijven stilstaan bij de
gezondheid der levenden in verband tot de lijken der verhuisden. En zoo
doende kan niemand iets anders meer verdedigen dan: breng de lijken op
eene plaats verre van de levenden verwijderd.
Hoeverre Laat ik er een algemeen antwoord op gevenminstens een
half uur. Die afstand kan grooter moeten wezen naar de gesteldheid van
den bodem en naar de beerschende winden. Indien b. v. aan de oostzijde
eener stad eene helling bestaat, zoodat het water van die helling de wel
putten van den bodem dier stad voedtdan mag op die belling of geene
begraafplaats worden aangelegd of zij moet veel verder van de stad gebon
den worden dan een half uur. E11 wat de verdeeling door de lucht aan
gaat: in ons laud b. v. waar de noordwestewinden de overhand hebben, zou
eene begraafplaats aan de noordwestzijde eener stad zeker verder dan een
half uur van de stad moeten verwijderd zijn en des te verder naarmate ook
op de begraafplaats meer lijken geborgen worden. Dit alles wat hier in
schets is aangegeven kan zeer lieht worden aangevuld en wel des te gemak
kelijker, omdat de wetenschap zich onmogelijk van al bet plichtmatige juiste
rekenschap geven kan.
Het beste is de ergste toestanden te nemen en dus b. v. van de cholera
uit te gaandie op eenmaal de begraafplaatsen met een menigte lijken
voorziet, waarvan moet worden aangenomen dat zij in den bodem en in de
atmespheer rondom zich schadelijke stoffen verspreiden; in den bodem mis
schien slechts op een duizendste van den afstanddien zij in den dampkring
als schadelijke zelfstandigheden afleggen. Maar lucht of grond: schadelijk
is schadelijk en verwijdering is dus noodig.
Men heeft dus volkomen rechtdat zoo nabij eene begraafplaats geen tal
van nieuwe woningen mag worden opgetrokken hoezeer bet lang9 bet snoer
der natuurwetenschappen niet kan bewezen wordendat ter plaatse schadelijke
stoffen in lucht of bodem zullen voorkomen."
Ik meendat wijnaar aanleiding van het door mij voorgelezen advies
eerst zullen dienen te beslissen, of wij wel dóar zullen laten bouwen. Voor
een geregelden gang der discussie zou het dus, naar het mij voorkomt,
wenschelijk zijn de volgende vragen te beantwoorden: 1°. zullen aldaar woon
huizen gebouwd worden? Zoo ja, dan 2°. of die grond als bouwterrein zal
worden verkocht in den tegenwoordigen toestand? En mocht dit niet wen
schelijk gevonden worden dan 8°. of het geschieden zal met al den aan
kleve van de kosten door de Commissie van Fabricage er aan verbonden
voor de door baar voorgestelde veranderingen? Wordt er nu niet besloten
den grond uit te geven voor bouwterrein dan zou ik het wenschelijk ach
ten de voordracht aan Burgemeester en Wethouders terug te zeodenmet
uitnoodiging ons een ander plan voor te leggen. Een woestenij zooals het
nu is, kan het niet blijven. Misschien ware bet mogelijk zonder daar
om de plannen te willen voornitloopen het voor wandelplaats in te rich
ten. Alsdan zou aan de voormalige Hoogewoerdspoort teruggekregen wor
den wat aan de voormalige Wittepoort verloren is.
De heer Stoffels. De vraag, of het terrein nabij de begraafplaats ge
schikt zou zijn tot bewoning, is op dit oogenblik niet aan de orde. Ik
zou anders op dat punt wel den heer Le Poole beantwoorden. Er wonen
op dit oogenblik ruim 200 zielen in de nabijheid der begraafplaats, zonder
dat men in dit gesticht of in die buurt van bijzondere ziektetoestanden iets
heeft vernomenmaar, ik herbaal bet, dit punt is op dit oogenblik niet
aan de orde en er is wel degelijk besloten den grond tot bouwterrein in te
richten.