HANDELINGEN TAN DIN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. 67. INGEKOMEN STÜKKEIH ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 301. Leiden, 7 December 1874. De Commissie van Financiën vereenigt zich met de voordracht van Bur gemeester en Wethouders tot het in het openbaar verkoopen van een 80-tal boomen en geeft uwe vergadering in overweging dienovereenkomstig te be sluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 302. Leiden, 7 December 1874. De Commissie van Financiën beeft geen bezwaar tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de uitbreiding van het getal hulp onderwijzers of hulponderwijzeressen aan de openbare scholen voor minver mogenden en geeft mitsdien in overweging overeenkomstig die voordracht te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 303. Leiden, 14 December 1874. Men is met de vertimmering der lokalen van onze Bank van Leening en met de voorbereiding der nieuwe administratie thans zoover gevorderddat wij het oogenblik gekomen achten waarop wij uwe vergadering voorstellen kunnen doen, zoowel omtrent de invoering van het reglement als ten aan zien van verschillende andere onderwerpenwelke onder hare goedkeuring behooren geregeld te worden. Terwijl wij dus de eer hebben hiernevens aan haar oordeel te onderwerpen een concept-besluitwaarin onze voorstellen omtrent die verschillende rege lingen vervat zijn, nemen wij de vrijheid het volgende tot toelichting daarbij te voegen. Het meest geschikte oogenblik voor den aanvang van de nieuwe admi nistratie is ongetwijfeld het begin van een nieuw jaar. Wij hebben daarom aan den termijn van l Januari vastgehouden, ofschoon wij anders den tijd van voorbereiding gaarne nog met eenige weken hadden verlengd. Van de bevoegdheid ons gelaten om uwe vergadering de oprichting van een of meer hulpkantoren voor te stellen, wenschen wij na rijp beraad althans aanvankelijk geen gebruik te maken. Wij koesteren de hoop dat het, zij liet dan ook slechts met groote inspanning van krachten, mogelijk zijn zal het geheele publiek, zelfs des Zaterdags, in de banklokalen zeiven, zooals die nu verbouwd zijn ten dienst te staan. Onze directeur althans isook na nauwkeurig onderzoek van de tegenwoordige inbrengkantoren nog niet tot de overtuiging gekomen, dat het vestigen van een hulpkantoor volstrekt onmisbaar is en onder die omstandigheden vinden wij natuurlijk geen vrijheid u die kostbare organisatie voor te stellen, en dit te minder omdat, mocht het blijken, dat één Bank werkelijk voldoende is om alle behoeften te bevredigen, het geheel met de meermalen geopenbaarde denk beelden van uwe vergadering overeenstemt om de gelegenheid tot het leenen van geld op onderpand van roerende goederen niet ruimer open te stellen dan door de volstrekte noodzakelijkheid geboden wordt. Op die wijze doen wij toch eengrooten stap verder naar hetgeen wij nog altijd voor het einddoel houdennamelijk het vestigen van een toestand waarin de stads Bank van Leening geheel kan worden gemist. Wij voegen er intusschen uitdrukkelijk bij, dat het hier slechts eene proeve geldt, en dat wij dus allerminst durven voorspellendat commissarissen niet latermisschien reeds spoedigop dit besluit zullen moeten terugkomen. In welke sterke mate de werkzaamheden ook zullen toenemenwij meenen toch dat het personeel der ambtenaren niet talrijker behoeft te zijn dan het nu nog is; Ons voorstel strekt dus eenvoudig om dat cijfer te besten digen en evenzoo de som welke nu als vaste jaarwedde aan elk der titula rissen is toegelegd. Het zou intusschen hoogst onbillijk zijnen dus zeker ook niet strooken met de denkbeelden uwer vergadering, wanneer wij van onze beambten die in het vervolg hunne werkzaamheden zullen zien verdubbelendien meer deren arbeid vergden, zonder verhooging van loon daar tegen over te stellen. Die eisch kan intusschen bevredigd worden ook met behoud der tegenwoor dige tractementen door aan de beambten, zooals art. 20 van het nieuwe reglement trouwens voorschrijft, toe te kennen een deel van het administra- tieloon dat in vervolg van tijd zal geheven worden. Van daar ons voorstel om slechts een vierde van dat loon voor de gemeente te behouden en het overige onder de ambtenaren te verdeelen. Hoe hoog elke jaarwedde, dus met eenige percenten van het administra- tieloon vermeerderdwerkelijk zal klimmenis vooraf niet met zekerheid te bepalenen van daar dan ook dat wij aanvankelijk de verdeeling slechts voor den tijd van één jaar wenschen vastgesteld te zien. Onze berekening is intusschen deze. De panden in 1873 bij onze Bank beleend, zouden, had voor deze het nieuwe tarief gegolden, 2000 admi- nistratieloon hebben opgeleverd. Het loon voor de weekpanden in handen van de inbrengers, schatten wij op f 2400, maar ongetwijfeld zullen die weekpanden eene belangrijke beperking ondergaan. Nemen wij aan dat er van deze toch nog een loon van 1500 overblijft, dan zoude het admi- nistratieloon over een geheel jaar opbrengen ƒ3500. Van die som komt een vierde of ƒ875 aan de Bank, terwijl het. overige genoten wordt door de beambten die blijkt onze schatting juist dan zouden ontvangen de volgende wedden 1874 administratieloon vast tractement perc. bedrag geheel controleur f 1600 18 f 630 ƒ2230 tauxateur 0 800 15 0 525 0 1325 onderkassier - 900 10 350 0 1250 boekhouder 700 12 0 420 1120 1ste klerk 600 7 0 245 845 2de klerk 500 7 245 745 3de klerk 400 6 210 610 75 ƒ2625 Zoodra uwe vergadering aan deze regeling hare goedkeuring zal hebben gehecht, zullen wij de instructiën van de verschillende ambtenaren vast stellen en die aan den gemeenteraad overleggen. De overige deelen van ons voorstel behoevennaar wij meenengeen bijzondere toelichting. Commissarissen der Stads Bank van Leening. Aan den Gemeenteraad. De Gemeenteraad van Leidén Gelezen eene missive van Commissarissen der Stads Bank van Leening, dd. 14 December 1874, Gelet op het bepaalde in dé artt. 820 en 44 van het reglementge wijzigd vastgesteld den 20sten November 1873, Besluit 1°. Het reglement voor de Bank van Leening te Leiden, gewijzigd vast gesteld den 20sten November 1873 en goedgekeurd bij koninklijk besluit van 19 Februari 1874, n°. 3 treedt in werking met den lsten Januari 1875 2°; Behalve een controleur o. a.met het algemeen beheer belastworden bij de Bank aangesteld de volgende beambten een onderkassier tauxateur boekhouder en drie klerken, en deze belast met zoodanige werkzaamheden als in hunne instructiën door Commissarissen zullen worden omschreven 3°. Het recht tot benoeming en ontslag van deze beambtenden con troleur uitgezonderdberust bij Commissarissendie alvorens van dit recht gebruik te makenhet advies inwinnen van den controleur. 4'. Alvorens hunne betrekking te aanvaarden stellen de verschillende beambten persoonlijken of zakelijken borgtocht ten genoege van Commis sarissen en wel tot een bedrag van 12000 4000 nu n 00 3000 00 N n n 1000 klerk elk 1QQ0 n f it» 600. 5°. De beambten genieten als vaste jaarwedde de volgende sommen de controleur f 1600 onderkassier 900 tauxateur 800 n boekhouder 700 n eerste klerk 600 r tweede 500 derde 400. 6°. Van het administratieloon bedoeld in artikel 20 van bet reglement, zal in het jaar 1875 en behoudens nadere regeling in de toekomst, aan de Bank ten goede komen 25 ten honderden het overige in dezer voege verdeeld worden onder de beambten aan den controleur onderkassier tauxateur 0 0 boekhouder 0 eersten klerk 0 0 tweeden 0 0 derden en Wethouders worden uitgenoodigd van het besluit sub 1 doen aan den minister van binnenlandsche zaken en voorts bij openbare afkondiging het publiek kennis te geven van de invoering van het nieuwe reglement en van de daarmede gepaard gaande opheffing der inbrengkantoren met den lsten Januari 1875. de controleur 0 onderkassier 0 tauxateur 0 boekhouder 0 1ste en 2de 0 3de klerk 18 10 15 12 7 7 6 ten honderd Burgemeester mededeeling te N®. 30A. Leiden, 15 December 1874. In de zitting van 5 Februari jl. werden op voorstel van Curatoren der Hoogeschool vijf leden uit den Gemeenteraad afgevaardigd om deel uit te maken van de commissie tot voorbereiding van verschillende aangelegenheden in verband staande met de viering van het driehonderdjarig bestaan der Leidsche Hoogeschool. Vermits ook de gemeente van hare deelneming in dit gedenkwaardig feest zal behooren te doen blijken en te dien einde op de begrooting eene som van 5000 beschikbaar is gesteld, zijn wij ten aanzien van de wijze waarop van gemeentewege aan de feestviering zoude kunnen worden deelgenomen, in overleg getreden met de bovenbedoelde afgevaardigden uit uw midden en eenparig was men van oordeel dat de door de akademische autoriteiten tot bijwoning der feestviering genoodigden namens de gemeente op eene waardige wijze zouden moeten worden ontvangen en verwelkomd 76

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1