BAHSMGSH VAN III GESEENTERAAJ VAN LHD1N.
65.
IJ\TGEKOMEN STIKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 294. Leiden, 1 December 1874.
Blijkens deu brief van Burgemeester en Wethouders dd. 16 November
jl.hebben de heeren Van Lith en Kijk oorspronkelijk ter bebouwing aan
gevraagd het geheele terrein van de voormalige Boomkweekerij met inbegrip
van het op gemeentekosten aan te plempen gedeelte van den Singel. Zij
wilden op dat terrein bouwen 7 burgerwoonhuizen en 88 woningen voor
arbeiders. De kostelooze afstand ook van den grond voor de arbeiders
woningen werd door hen noodzakelijk geacht *ten einde de kosten aan het
bouwen der burgerwoningen verbonden, eenigermate te dekken en juist
daardoor althans eene matige rente van het door hen aan te wenden kapitaal
te verzekeren."
Inmiddels zijn van wege de militaire autoriteit onderhandelingen aange
knoopt aangaande een eventuëelen verkoop van een gedeelte van bedoeld
terrein aan het rijk, ten einde daarop huizen te bouwen ten behoeve van
militairen van minderen rang, terwijl blijkens het rapport der Commissie
van Fabricage de koopprijs zoude behooren te worden vastgesteld op f 2
per centiare. Voormelde commissie geeft intusschen de voorkeur aan kos-,
teloozen afstand op grond van de meerdere voordeelen welke burgerhuizen
voor de gemeente afwerpendan huizen door militairen bewoondterwijl
Burgemeester en Wethouders eene andere meening waren toegedaan. Dat
college was namelijk van oordeel dat de Kaad in geen gevail tot kosteloozen
afstand zoude besluiten, wanneer gelijktijdig voor hetzelfde terrein een niet
onbelangrijke koopsom kon worden bedongen.
Ten gevolge van daarover gevoerde onderhandelingen hebben adressanten
inmiddels hun verzoek gewijzigd. Zij vragen nu enkel het terrein voor de
burgerhuizen, maar nog steeds kosteloos, terwijl zij, althans voorloopig,
van de arbeiderswoningen afzien. Dus gewijzigd hebben Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar het voorstel der Commissie van Fabricage te
ondersteunen.
Naar het ons voorkomt blijkt uit de boven medegedeelde geschiedenis
der zaakdat op het verzoek niet gunstig behoort te worden beschikt. Kos
telooze afstand van grond is in beginsel niet wenschelijkbestaat er wezen
lijk behoefte aan huizendan ikan men ook voor den grond wel een matige
koopsom betalen. Daarenboven, het is hier niet te doen alleen om koste
loozen afstand van grondmaar ook om het op kosten der gemeente aan
plempen van water. Dit gaat, dunkt ons, in elk geval te ver. Mocht
men al eens tot kosteloozen afstand komen, dan moet het in elk geval zijn
voor arbeiderswoningen, en nu zeggen adressanten, dat zij juist deze niet
zullen bouwen. De bewering der Commissie van Fabricage dat er geene
andere gegadigden zijn, beteekent overigens, onzes inziens, niet veel.
Immers de grond is nog niet gereed voor bebouwing en de voorwaarden
van afstand, welke Burgemeester en Wethouders volgens het vroeger genomen
raadsbesluit, dat van 19 Maart jl.zouden ontwerpen, bestaan nog niet.
Eerst behoort men die voorwaarden vast te stellenze te publiceren en dan
af te wachten of er zich belanghebbenden aanmelden.
Te zonderlinger schijnt ons het voorstel, wanneer men het vergelijkt met
het advies omtrent het verzoek van Van der Wiel ter bekoming van grond
aan de Kaarsenmakersstraat, uitgebracht. Deze adressant vraagt ook grond
en wel uitsluitend voor het bouwen van arbeiderswoningen en van dezen
zal men een koopsom vorderen voor het terreinomdat hij reeds recognitie
betaalt. Had bedoelde persoon vroeger, in plaats van huur aan te bieden dade
lijk kosteloozen afstand aangevraagd, dan zoude volgens het systeem der
Commissie hem die aanvrage moeten zijn ingewilligd.
Op grond van een en ander stellen wij uwe vergadering voor het verzoek
van adressanten te wijzen van de hand, en tevens Burgemeester en Wet
houders, met verwijzing naar het raadsbesluit van 19 Maart jl., uit te noo-
digen om daaraan alsnog gevolg te geven.
Nadat dit ons rapport was vastgesteld, vernamen wij dat de heer Van
den Berg eene aanvrage heeft ingediend ter bekoming van bedoelden grond
tegen betaling, waardoor onze meening dat voor kosteloozen afstand geen
termen aanwezig zijnin allen deele wordt bevestigd.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°- 395. Leiden, 5 December 1874.
Ter voorziening in de vacature, ontstaan aan de openbare school voor
meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor meisjesdoor de be
vordering van mejuffrouw Johanna Jacoba van der Weyden tot onderwijzeres
aan die schoolhebben wij de eer u bij deze eene voordracht aan te bieden
voor de betrekking van hulponderwijzeres, op eene jaarwedde van 450,
door ons in overleg met de hoofdonderwijzeres der betrokken school en
den districls-echoolopziener opgemaakt, met verzoek om tot de benoeming
te willen overgaan, als: 1°. mej. Josephine Petronella Maria Hendrica
Gordon alhier2°. mej. Johanna Maria van Echten te Woubrugge; en
3°. mej. Hester van der Vliet alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 396. Leiden, 3 December 1874.
De hoofdonderwijzers van de scholen voor minvermogenden hebben voor
eenigen tijd een door den schoolopziener ondersteund voorstel ingediend
om het aantal hulponderwijzers of hulponderwijzeressen aan die scholen met
één te vermeerderen.
1874
Alvorens de zaak bij uwe vergadering aanhangig te maken hebben wij
een nader overleg noodig geacht aangaande de vraag of op andere wijze
in de behoefte aan meerder hulppersoneel zoude kunnen worden voorzien, be
paaldelijk door te trachten het aantal kweekelingen door middel van vër-
hooging van de toelagen te vermeerderen. De schoolopziener heelt met de
meeste welwillendheid öp zidh genomen deze zaak te overwegenmet de
hoofdonderwijzers te bespreken en den uitslag dier overwegingen ons mede
gedeeld. Uit de hierbij overgelegde stukken zal uwe vergadering ontwaren
dat de bovengestelde vraag in ontkennenden zin wordt beantwoord en
naar het ons voorkomt, zijn de daarvoor aangevoerde gronden alleszins
afdoende, terwijl ook de plaatselijke schoolcommissie zich met die zienswijze
heeft vereenigd.
Wij meenen alzoo u thans te moeten voorstellen om te "bepalen dat bet
hulppersoneel aan elk der beide scholen voor minvermogenden met een
hulponderwijzer of hulponderwijzeres zal worden vermeerderd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 2 December 1874-
Onder terugzending der betrekkelijke stukken hebben wij de eer u te
berichten, dat wij ons volkomen vereenigen met het gevoelen van de hoofd
onderwijzers der scholen voor on- en minvermogenden en van den districts
schoolopziener.
Wij raden d daarom aan de verlangde vermeerdering van hulppersoneel
aan die scholen toe te staan.
De Plaatselijke Schoolcommissie ie Leiden,
Aan Heeren Burgemeester en F. Was Secretaris.
Wethouders van Leiden.
Leiden, 18 November 1874.
Naar aanleiding van eene aanvrage der hoofdonderwijzers van de 'twee
scholen voor minvermogenden om vermeerdering van hulppersoneel, werd
door u aan mij de vraag gericht, of eene verhooging der toelage het getal
der kweekelingen zou kunnen doen toenemen en of deze mij thans wen
schelijk voorkwam. Ik heb deze vraag met de gezamenlijke hoofdonder
wijzers besproken en hen daarna verzocht, élk voor zich die te overwegen
en verder onderling te 'behandelenom mij hunne meening schriftelijk
mede te deelen. Hierbij heb ik de eer u bun antwoord -toe te zenden,
met bijvoeging dat ik votkomen daarmede instem.
De districts-schoolopziener
Aan Heeren Burgemeester on M. J. De Goeje.
Wethouders van Leiden.
Leiden, 22 November 1874.
Wel-Ed. Heer 1
Namens de hoofdonderwijzers dèr openbare soholèn alhier heb ik de eer
u onze beschouwingen mede te deelen over de vraagof een verhooging van
het midden-cijfer als toelage voor een kweekeling niet gunstig zou werken
op den lust om zich als kweekeling aan het onderwijs te verbinden, en of
zulk een verhooging niet in het welbegrepen financieel belang der gemeente
zou zijn.
Deze vraaggedaan naar aanleiding van 't verzoek om uitbreiding van
't hulppersoneel aan de scholen Foor minvermogendenis door otvs eerst be
schouwd als geheel op zich zelve staandedaarna in verband tot genoemde
aanvraag.
Het midden-cijfer, 70, aan de scholen voor on- en minvermogenden,
80aan de burgerscholenwordt door ons niet bepaald te laag geoordeeld.
Het zou dit wel zijnals dit cijfer een vaste toelage vertegenwoordigde
maar de vrije beschikking over 8 X 70 of 6 X 80, die ons, behoudens
verantwoording, is toegestaan, is oorzaak, dat een kweekeling van 17-jarigen
leeftijd meermalen een toelage van ƒ120 a /150 krijgt, die, zop noodig,
nog verhoogd zou kunnen worden. Wij meenen dat een dergelijke belopping
voor een aspirant-onderwijzer, die hier van de uitstekende gelegenheid tot
opleiding kan profiteerenruim voldoende is. Wij hebben dan pok nog
geen voorbeeld gehaddat een poging om een leerling der schok,tl als
kweekeling te engagerenis afgestuit op de geringe geldelijke toelage.
Slechts eenmaal heelt een vader, zonder daartoe aangezocht te zijn, ver
klaard, dat hij voor zijn zoon wel eens om de betrekking van onderwijzer
had gedacht, maar verplicht was geweest een ander beroep te kiezenopdat
de zoon reeds vóór zijn 18 jaar verdienste zou thuis brengen. Echter om
aan dezen eisch te voldoenzou de toelage aanmerkelijk verhoogd moeten
wordenen onzes inziens dan in geen verhouding komen tot het salaris als
hulponderwijzer. Strikt noodzakelijk achten wij dus de verhooging der toe-
kge niet. Mocht het aantal kweekelingen zich echter uitbreidenzoodat er
over eenigen tijd aan dezelfde school b. v. 6 of 7 kweekelingen van 16 a
17-jarigen leeftijd werkzaam waren, dan zou de som van 560 of ƒ480
geen gelegenheid meer geven tot een hoogere belooning dan f 80. Om
die reden zouden wij dus adviseeren tot een verliooging van het midden-
cijfer, waardoor de gemeente eer financieel voordeel dan nadeel zou hebben.
Van deze som toch zou alleen gebruik worden gemaakt als een school zich
verheugde in een groot aantal kweekelingen van gevorderden leeftijd j één
of twee hunner zouden dan een hulponderwijzer kunnen vervangen en dus
eeti dergelijken titularis minder noodig maken.
Beschouwen wij de vraag in verband tot 't verzoek om vermeerdering van
hulppersoneel aan de scholen voor minvermogenden, dan moeten wij opmer
ken dat de verhooging van 't midden- cijfer al of niet op die aanvraag niet
den minsten invloed kan hebben. Op 't oogenblik is aan die scholen gebrek
aan personeelen al werden op dit zelfde oogenblik de conditiën van kwee
keling nog oneindig gunstiger dan zij nu zijn, en al ware een plotselinge
toevoer van kweekelingen daarvan een gevolg, de hoofdonderwijzers dier
73