EANBUM TAN DIN 6ENEBNT!RAAD TAN LHIOBN. 55. 0GËKOMËN STUKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 348. Leiden, 26 October 1874. Aan uwe vergadering is bereids mededeeling gedaan van onze voorstellen tot het verleenen van personeeie toelagen aan Dr. Brongersma, leeraar aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs en aan Or. Van der Mey, prorector van het gymnasium, respectievelijk ten bedrage van ƒ400 en ƒ200. De betrekkelijke stukken worden thans aan uwe vergadering overgelegd ten einde daaromtrent bij de behandeling der begrooting eene beslissing kunne worden genomen. Uit die stukken blijkt, dat, wat de aan Dr. Bron gersma te verleenen toelage betreftde Commissie daarvoor aanleiding heeft gevonden in de omstandigheid dat eene benoeming van dien leeraar tot directeur eener hoogere burgerschool destijds hoogst waarschijnlijk kon wor den te gemoet gezienen dat bij aanneming van haar voorstel meerbedoelde leeraar vermoedelijk voor deze gemeente zoude kunnen worden behouden. Intusschen is er sedert in de bestaande plannen verandering gekomen en zal de benoeming, waarop in de stukken wordt gedoeld, niet plaats hebben. Deze omstandigheid heeft ons evenwel niet doen besluiten om op ons oorspronkelijk voorstel terug te komen. Integendeel zijn wij van oordeel, dat al moge de naaste aanleiding tot de indiening van het voorstel zijn vervallende gronden waarop het steunt in geenen deele hebben opgehouden te bestaan, gelijk dan ook uit het schrijven der Commissie kan worden op gemaakt. Bij elke vacature namelijk der betrekking van directeur eener hoogere burgerschool zal het gevaar zich voordoen, waarop de Commissie doelt, en bezwaarlijk kunnen worden afgewend, wanneer de hier bedoelde leeraar reeds ter vervulling van de vaceerende betrekking mocht zijn voor gedragen. De gunstige getuigenis bovendien door de Commissie ten aanzien van de wèrkzaamheden van den heer Brongersma afgelegd en diens algemeen be kende verdiensten ten opzichte van de hoogere burgerschool rechtvaardigen t onzes inzienshet verleenen eener toelage ten volle. Wij stellen alzoo voor om op de begrooting de noodige gelden uit te trekken en mitsdien volgn. 115 met ƒ200 en volgn. 116 met ƒ400 te ver- hoogen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 7 September 1874. De vereenigde commissie van toezicht op de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs alhier heeft bij missive van 4 September jl.welke in de leeskamer ter inzage van de leden is nedergelegd, aan ons college in overweging gegeven om te bevorderen, dat aan den heer Dr. H. Bron gersma, leeraar in de wis- en natuurkundige vakken aan genoemde instel lingen, eene jaarlijksche personeeie toelage van ƒ400 worde toegekend. De redenen waarom eene zoodanige toelage wordt noodig géacht, zijn in het bovenbedoeld schrijven der commissie ontvouwd zoodat wij ons daaraan meenen te kunnen refereeren. Met de commissie zijn wij van oordeel dat het belang van het onderwijs vordert, dat de heer Brongersma aan de meergemelde instellingen van onder wijs verbonden blijve en dat zulks ruimschoots opweegt tegen eene vermeer dering der jaarlijksche uitgave van ƒ400. Wij aarzelen dan ook geen oogen- blik om u in overweging te geven tot de toekenning der voorgestelde toelage te besluiten en dat besluit aan de goedkeuring van den Minister van Binnen- landsche Zaken te onderwerpen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden 4 September 1874. De vereenigde commissie van toezicht op de gemeente-instellingen van hooger en middelbaar onderwijs alhier heeft de eer het volgende aan uwe overweging aan te bevelen Onder de aan de genoemde instellingen verbonden leerarenis er geen j op ééne enkele uitzondering na, die ons zoo onmisbaar voorkomt als de heer Brongersma, docent in de natuurkunde. Ons oordeel steunt niet alleen op het werkelijk uitstekend gehalte van zijn onderwijswant voortreffelijke docenten zijn er meerwij gronden het vooral daaropdat de heer Bron gersma als de rechterhand van den directeur der hoogere burgerschool te beschouwen is. Hij staat den heer De Loos niet alleen bij in de leiding der school, meermalen heeft hij hem bij zijne afwezigheid vervangenj en hij heeft dit steeds op zoodanige wijze gedaan, dat er in den geregelden gang van zakenwaardoor onze h. burgerschool zich van menige andere zoo gunstig onderscheidtgeene stoornis merkbaar was. En wie nu weet van welk een overwegend belang voor elke schoolniet het minst voor eene druk bezochte inrichting van middelbaar onderwijs, eene goede directie is, zal met ons op zulk een rechterhand grooten prijs stellen. Nu bestaat er groot gevaar, dat we den heer Brongersma, wiens verdien sten ook buiten Leiden bekend zijnvoor onze inrichtingen zullen verliezen daar men hem elders tot directeur eener h. burgerschool wenscht te benoe men, op voorwaarden die hij, in het belang van zich en de zijnen, meent niet te mogen afslaan. Tevens hebben we echter reden om te onderstellen, dat eene vermeerde ring van tractement hem voor Leiden behouden zal. Het is daarom, dat wij de vrijheid nemén u voor te stellen den heer Brongersma eene persoonlijke jaarlijksche toelage van ƒ400 toe te staan. Namens de Commissie voornoemd Aan Heeren Burgemeester en V. d. Brandeler Voorzitter. Wethouders van Leiden. H. J. Hamaker, Secretaris. Leiden, 20 September 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen eene missive van HH. Curatoren van het Gymnasium alhiermet daarbij gevoegd schrijven van den Rector, waarbij wordt in overweging gegeven aan den heer Dr. H. W. Van der Mey, prorector, eene jaarlijksche personeeie toe lage te verleenen van ƒ500, terwijl wij tevens kunnen mededeelen dat de heer Van der Mey voor de benoeming tot rector aan het gymnasium te Arnhem heeft bedankt. 1874 Met Curatoren stellen wij het besluit van den prorector in het belang van den bloei van het gymnasium op den hoogsten prijs en zijn wij zeer genegen het voorstel van Curatoren in beginsel althans te ondersteunen. Met het voorgesteld bedrag kunnen wij ons evenwel minder goed vereenigen en wenschen uwe vergadering de toekenning van f 200 in overweging te geven. Wij achten namelijk zoodanig bedrag voldoendenu de heer Van der Mey aan den voorzitter van ons college heeft te kennen gegeven dathoezeer ten zeerste ingenomen met het groote blijk van vertrouwen en genegenheid dat in het voorstel van HH. Curatoren ligt opgeslotende gemeenteraad naar zijn inzien, voor hem geen aangenamer besluit kan nemen dan door in afwijking van het voorstel van Curatoren, zijne jaarwedde op hetzelfde bedrag vast te stellen als ten aanzien van den heer Dr. Brongersmaleeraar aan de Hoogere Burgerschoolwordt voorgesteld en die alzoo met 200 te verhoogen en te brengen op 2200. Wij waardeeren in alle opzichten de wijze waarop deze aangelegenheid door den heer Van der Mey is behandeld en stellen mitsdien voor aan den heer Van der Meij voornoemd eene personeeie toelage van 200 te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 0 September 1874. Wij hebben de eer u in overweging te geven bij den gemeenteraad een voorstel in te dienen tot het verleenen eener jaarlijksche personeeie toelage van ƒ500 aan Dr. H. W. Van der Mey, prorector van het Gymnasium alhier, zoo deze mocht besluiten voor de benoeming tot rector aan het gymnasium te Arnhem te bedanken. Wij achten het overbodig u mede te deelen welke redenen ons tot dit besluit geleid hebbendaar wij ons geheel vereenigen met de gronden voor dat voorstel aangevoerd door den Rector van het Gymnasium alhierwiens missive wij de eer hebben u hierbij toe te zendenmet beleefd verzoek haar bij gelegenheid terug te mogen ontvangen. Curatoren van het Gymnasium te Leiden Aan Heeren Burgemeester en V. d. Brandeler, Voorzitter. Wethouders van Leiden. F. Was, Secretaris. Aan het Collegie van HH. Curatoren Leiden, 7 September 1874. van het Gymnasium. Edel-Achtbare Heeren Vermoedelijk zal het reeds ter uwer kennis gekomen zijn, dat de heer prorector Dr. Van der Mey ongevraagd eene beroeping gekregen heeft als Rector van het Gymnasium te Arnhem. Ik behoef u niet te verklaren vermits uw Collegie daarvan ten volle overtuigd zal zijn dat ons Gymnasium een zeer groot verlies lijden zou door het vertrek van dien uitmuntenden docentwiens gemis door geen ander ten volle zou kunnen vergoed worden. Het is om die reden dat ik de vrijheid neem uw Collegie in overweging te geven of er niet iets zou kunnen worden uitgedachtwaardoor de heer Van der Mey zich zoude willen laten vinden om voor die eervolle beroeping te bedanken en alzoo voor óns behouden te'blijven. De toenemende bloei van ons Gymnasium en de goede naam die deze inrichting zich ook buitenaf verworven heeft, moet voor een zeer groot gedeelte aan het voortreffelijk onderwijs van den heer Van der Mey worden toegeschreven. Ingeval dus de stads-kas zich eenige geldelijke opoffering wilde getroosten, dan zou deze waarschijnlijk daarvoor genoegzaam schade loos gesteld worden door eeneri vermeerderden toeloop van leerlingendie met reden kan verwacht worden. Deze voor het Gymnasium zoo gewichtige zaak aan de prudentie van uw Collegie aanbevelende heb ik de eer, onder betuiging mijner bijzondere hoogachtingte zijn Edel-Achtbare Heeren UEd. Achtb. üv. Dienaar, W. H. D. Sübingar. N°. 349. Leiden, 24 October 1874. In de verordening regelende het onderwijs aan hulponderwijzers, hulpon derwijzeressen en kweekelingen der lagere scholen alhierdoor u den 30en April dezes jaars vastgesteld, wordt in art. 3 bepaald dat de lessen in het FranschEngelsch en Hoogduitsch naar de behoeften der leerlingen worden gegeven, tot een maximum nader door uwe vergadering te regelen. Naar aanleiding daarvanhebben wijden Directeur der kweekschool gehoordde eer u bij deze voortestellen om het maximum der bedoelde lessen voor iedere taal op 12 per week te bepalen, dat is gemiddeld voor elke der zes klassen 2 uren Fransch2 uren Engelsch en 2 uren Duitsch. De leeraar in de laatsgenoemde taal heeft echter slechts 8 uren beschik baar, daar hem behalve de lessen in het Duitschaan het Gymnasium nog die in de Aardrijkskunde opgedragen zijn. Voorloopig zal dus voor deze taal over niet meer dan acht uren kunnen beschikt worden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 25®. Leiden, 26 October 1874. Naar aanleiding van een schrijven van Burgemeester en Wethouders, van den 20en October 1874, n°. 860, heeft het bestuur van het Gerefor meerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis binnen Leiden, de eer in de plaats van Mr. C. A. de Vassy, die eerstdaags de gemeente Leiden met ter woon gaat verlaten, voor te dragen den heer D. F. van Hèysten alzoo, de bij missive van 5 October 1874 ingediende voordracht wijzigende j voor de door het overlijden van den heer Mr. P. G. Hubrecht opengevallen betrekking van regent van het bovenbedoelde huisaan te bevelen 1°. den heer J. J. Hubrecht. 2°. den heer D. F. van Heyst. Het bestuur voormeld H. Obreen Voorzitter. M. d'Aumerie, Secretaris. Aan den Raad der gemeente te Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRA.BBE. 60

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1