De heer Buys. Op zich zelf heb ik érna de verklaring van den heer
Van Outerenniets tegen, maar alleen zij mij de opmerking vergund dat
ik niet begrijp boe Commissarissen termen zullen vinden voordrachten op
te maken voor vervulling van vacatures, die nog niet bestaan. Mij dunkt
dat er eerst dan quae9tie zijn kan van nieuwe candidaben als besloten is het
voorstel der interimaire Commissie aan te nemen en haar te ontheffen van
de opgedragen taak. Het komt mij dus nog altijd wenschelijk voor dat de
vergadering nu reeds besluite overeenkomstig den wensch der Commissie,
en haar ontheffe van hare taakten einde onmiddellijk daarna de missive
in handen te stellen van Commissarissenmet verzoek nieuwe voordrachten
op te maken.
De Voorzitter. Zoo daartegen geen bezwaar bestaat, dan stel ik nu
voor te besluiten terug te komen op het vroeger genomen besluit, overeen
komstig het verlangen der interimaire Commissie en in de eerstvolgende
vergadering over te gaan tot de benoeming der leden van de commissie,
uit de voordracht door heeren Commissarissen der Bank op te maken.
In stemming gebracht, wordt dit voorstel met algemeene stemmen aan
genomen.
De Voorzitter: Nog is ingekomen een adres van Bestuurders van het
Nut alhier, verzoekende een jaarlijksch subsidie van 500 ten behoeve
yan de bewaarschool van het departement.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën.
De Voorzitteb. Eindelijk kan ik nog mededeelen dat bij de heden ge
houden opènbare aanbesteding van de verbouwing van het schoollokaal op
de Aalmarkt de minste inschrijving heeft bedragen 15580, zijnde ƒ580
meer dan op de begrooting daarvoor is uitgetrokkenweshalve Burgemeester
en Wethouders machtiging verzoeken het werk voor die som te gunnen.
Dienovereenkomstig wordt bèsloten.
Aan de orde is:
I. Voordracht betrekkelijk de uitbreiding van het hulppersoneel aan de
scholen der 2de klasse.
(Zie Handd. 49, n°; 221.)
Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen.
II. Benoeming van eene onderwijzeres der 2de klasseaan de meisjes
school 1ste klasse.
(Zie Handd. 48 n#. 220.)
De heeren Kranlz, Van Outeren en Dercksen worden door den Voorzitter
uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit to maken.
Tot de benoeming overgegaan zijndewordt mej. L. J. Van der Hoeven
met 17 van de 18 stemmen benoemd, zijnde 1 biljet in blanco gelaten.
III. Idem van een onderwijzer 2de klasse, aan de school n°. 1 voor min
vermogenden.
(Zie Handd. 49, n°. 223.)
Met 17 van de 18 stemmen wordt benoemd J. G. J. Mallée, zijnde 1
biljet in blanco gelaten.
IV. Idem aan de jongensschool 2de klasse.
(Zie Handd. 49, n°. 223.)
Met 17 van de 18 stemmen wordt benoemd J. Blackstone, zijnde 1 biljet
in blanco gelaten.
V. Idem aan de school n°. I voor onvermogenden.
(Zie Handd. 49 n°. 223.)
Met 17 van de 18 stemmen wordt benoemd P. M. Heymans, zijnde 1
biljet in blanco gelaten.
De heer Le Poole komt ter vergadering.
VI. Voordracht betrekkelijk de splitsing der meisjesschool in twee
scholen.
(Zie Handd. 44, 4i8 en 49, nos. 207, 218, 222 en 225.)
De Voorzitter. Zooals uit de gewisselde stukken blijkt, is de Commissie
van Financiën het ten deze niet met Burgemeester en Wethouders eens,
maar stelt zij voor: 1°. het raadsbesluit van 19 Maart in te trekken en
2*. niet over te gaan tot de splitsing van gemelde school en de aanstelling
van eene tweede hoofdonderwijzeres, maar af te wachten het eindigen van
den verloftijdop nieuw verleend aan mej. Renssenals wanneer dan blij
ken zal, of zij in staat zal zijn als vroeger de betrekking van hoofdonder
wijzeres in haar geheel waar te nemen. Later is nog ingekomen eene missive
van den heer Districts-Schoolopziener, welke ook gedrukt is en rondge
deeld waarin deze nader aandringt op de totstandbrenging der splitsing.
Ik open de beraadslagingen over deze zaak.
De heer Cock. Het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter! dat zoowel
de scboolautoriteiten als het Dagelijksch Bestuur bij alle voorstellen omtrent
de school van juffrouw Renssen gedaan, zoowel dat van 19 Maart als het
latere van 28 Mei en ook dat van nu, voorbijgezien en uit het oog verloren
hebben dat het geval, dat eigenlijk de aanleiding tot het doen dier voor
stellen is geweest, voorzien is bij de wet. De aanleiding tot die voorstellen
is, naar mijne innige overtuiging, louter en alleen geweest de langdurige on
gesteldheid van juffrouw Renssen, die steeds nog geen beteren keer heeft
genomen. Nu zie ik niet in dat het noodig ware die verschillende voor
stellen te doen, indien (waarvan ik mij overtuigd houd) dit de aanleiding,
de werkelijke aanleiding er toe is geweest. Dat geval toch wordt voorzien
bij de wet, bij de schoolwet in art. 25 en volgende, handelende omtrent
de pensioneering. Bij de regelen voor pensioneering hierzooals trouwens in
alle pensioenwetten gesteldwordt niet alleen voorzien het geval van lang-
durigen diensttijd, maar ook dat van langdurige ongesteldheid. De weg,
dien wij hebben te volgen, is dus aangewezen. Als eene verdienstelijke
onderwijzeresse het ongeluk treft aan eene langdurige ongesteldheid te lijden
welke haar ongeschikt maakt op den duur hare functiën behoorlijk té kunnen
waarnemen, dan is dit ik erken het zeer treurig, maar dan blijft
er voor haar niets anders over dan haar pensioen aan te vragen. Dat ge
beurt met rijksambtenaren dagelijks. Men mag het jammerlijk, treurig vin
den, maar het is niet anders: de wet schrijft het voor. Ik zeide daareven
dat ik overtuigd was en bleef dat de ongesteldheid van juffrouw Renssen de
eenige werkelijke aanleiding is geweest van de gedane voorstellen. Ik geef
gaarne toe dat de school van juffrouw Renssen inderdaad de plaats vervult
van eene middelbare 9chool voor meisjes. Reeds 8 a 9 jaar geledentoen
ik voor het eerst lid dezer vergadering werdheb ik er op gewezendat
de school van juffrouw Renssenal werd zij gerekend tot de scholen van
meer uitgebreid lager onderwijs te behooreninderdaad was eene hoogere
burgerschool voor meisjes en in zooverre iir die lacune voorzag. Dit is
nimmer tegengesproken en die school heeft steeds hetzelfde karakter behouden
en in die behoefte voldoende voorzien. Waarom dus nu verandering? Het
aantal leerlingen is in den laatsten tijd niet toegenomen. Wel zegt men
dat het aantal leervakken is toegenomendoch dit is niet het geval geweest
in aanzienlijke mate, terwijl daarentegen wèl de onderwijzers-krachten zijn
vermeerderd, niet het minst door ons besluit dat de docenten in de nieuwe
talen aan onze hoogere burgerschool en aan ons gymnasium ook aan deze
dames-sohool onderwijs zullen moeten geven. Wat men er dan ook van
zeggen moge, de aanleiding is geweest de moeilijke omstandigheden van
mej. Renssen en daarin wilde men voorzien. Maar er i9 bij de wet in
voorzien en men behoeft dus niet naar voorstellen te zoeken. De wet op
het lager onderwijs behelst in art. 25 en volgende voldoende bepalingen
die in dit geval voorzien. Zij geeft aan dat in dit geval de zieke wordt
gepensioneerd en het pensioen door het Rijk wordt betaald, terwijl de
gemeente slechts daarin draagt. Als wij nu y zullen moeten betalen in
het pensioen van mej. Renssen, zal dit veel goedkooper zijn en voordeeliger
voor de stedelijke financiën dan de benoeming van eene tweede hoofdonder
wijzeres. Het gevolg der splitsing toch zal zijn de benoeming van eene
tweede hoofdonderwijzeres op een tractement van ƒ1300, plus ƒ300 voor
huishuur, te zamen dus ƒ1600, terwijl het in het pensioen slechts een
klein bedrag uitmaakt. Hoe gaarne ik ook geneigd zou zijn de verdien
stelijke onderwijzeresse, van welke hier sprake is, te helpen, vooral in den
treurigen toestand waarin zij verkeertkan ik toch niet vergeten dat ik hier
geroepen ben de belangen der gemeente te behartigen en niet die van par
ticulieren en daarom wensch ik ten deze den weg te volgen door de wet
voorgeschreven. Met deze mijne zienswijze, kan ik gereedelijk instemmen
met liet voorstel van de Commissie van Financien behoudens ééne kleine
reserve. Zij spreekt er namelijk van mej. Renssen eene gratificatie toe te
staan indien het mocht blijken dat hare gezondheid voor November niet
verbeterd is. Van gratificatie nu, meen ik, kan geen sprake zijn, waar
zij recht heeft op pensioen. Het kan toch niet de bedoeling der Commissie
zijn meer te geven dan de wet toelaat. Op deze kleine reserve nakan
ik het voorstel van de Commissie van Financien gaaf aannemen. Ofschoon
ik niet wil beweren dat het geven van gratificatiën verboden is (althans
niet anders dan in moreelen zin) meen ik dat wij aan de wet gehouden
zijnj dat waar deze een geval voorziet en regelt, ja zelfs het bedrag van
het pensioen bepaalt, wij haar gehoorzaamheid schuldig zijn. Daarom acht
ik mij verplicht voor het voorstel der Commissie te stemmenbehoudens
de kleine reserve zoo even gemaakt.
De heer Hartevelt. De Commissie van Financiënzooals zij toen was
saamgesteld (haar Voorzitter was buitenslands en de heer Krantz waa tijde
lijk als lid benoemd), heeft gemeend haar rapport te mqeten opmaken zoo
als het aan de leden van den Raad is bekend gemaakt en, niettegenstaande
de latere stukken die in deze zaak van Burgemeester en Wethouders en van
den districts-schoolopziener in druk zijn verschenen, i3 in haar gevoelen,
voor zoover mij bekend is, geen wijziging gekomen. De Commissie van
Financiën kon echter niet voorstellen mej. Renssen te pensioneeren. De
Raad toch heeft haar een verloftijd gegeven tot 1° Novemberèn baar
recht èn de beleefdheid vorderen dat tijdstip af te wachten. Mocht dan
haar gezondheidstoestand niet verbeterd zijn, dan zouden wij kunnen over
gaan het verzoek van mej. Renssen in te willigen om haar te pensioneeren.
Nog een enkel woord wensch ik hierbij te voegen n. a. van het gesprokene
door den heer Cock. Deze zeide dat wij volgens de wet slechts behooren
te betalen in zoodanig pensioen. Aangezien mej. Renssen echter pas 10
dienstjaren heeft, zou dat pensioen zoo bitter klein worden, dat de Commis
sie van Financiën van oordeel is dat, vooral nu zij in hare betrekking
hare gezondheid heeft verloren en die aan de belangen der school heeft
opgeofferd, er alleszins termen bestaan haar eene tegemoetkoming te verleenen
boven haar pensioen. Een voorstel deswege zou zeker bij de Commissie
van Financiën een gunstig onthaal vinden. Maar het hoofdargument, dat
de Commissie vnn Financiën tot haar voorstel heeft geleid, was de overtui
ging datals eene hoofdonderwijzeres werd benoemd in dé plaats van mej.
Renssen die sterk en gezond van lichaam wasdeze hare taak zeer goed
zou kunnen waarnemende hoofdonderwijzeres toch is belast met de directie
over de school, zonder zelve in een of meerdere klassen te moeten doceeren
en nu gaat het, meende de Commissie, niet op de school te splitsen en
twee hoofdonderwijzeressen aan te stellen omdat de directie voor ééne te
zwaar is, natuurlijk te zwaar voor mej. Renssen, die helaas zulk eene zwakke
gezondheid geniet.
De Voorzitter. Ik wenseh te antwoorden op het beweren der beide
vorige sprekers, die het doen voorkomen alsof het voorstel van Burgemeester
en Wethouders een opportuniteits-voor9tel is. Daartegen moet ik opkomen.
In de laatste jaren is voortdurend door de scboolautoriteiten de vraag ge
daan of de taak der hoofdonderwijzeres aan die school niet te zwaar was,
mét het cog op de uitgebreidheid van het onderwijs, en heeft men zelfs
juist daarom destijds gemeend den heer Van Dijk tijdelijk te moeten op
dragen om de directrice behulpzaam te zijn in hare zoo zware taak. Als
men zich herinnert hoe jaren lang reeds door vele bevoegden de werkkring
van de hoofdonderwijzeresse aan die school als veel te omvattend werd be
schouwd dan kan hier wel geen sprake zijn van een gelegenheids-voorstel. De
ongesteldheid van juffrouw Renssen beeft er misschien den stoot aan gege
ven. Mocht er in haren toestand geene verbetering komendan is het