De heer Van Heukelom. Ik zou wel in overweging weneohen te geven, mijnheer de Voorzitterdit geheele artikel weg te laten. «Hij is verplicht dagelijks op de fabriek te zijn en aldaar zoo lang te verblijven als het be lang van de fabriek dit vordert." Als de directeur dat niet doet, dan vol doet hij niet aan zijne verplichting, 't Spreekt van zelf dat, een directeur van een fabriek daar aanwezig zij. Dat behoeft waarlijk niet in de instructie te worden opgenomen. Daartoe strekt het toezicht der Commissie. De heer Debcksen. Ik geloof ook dat artikel 1 krachtig genoeg is, zoodat wij dit artikel 2 wel kunnen missen. De heer Van Wensen. Ik ben het volmaakt eens dat de directeur, als hij zal zijn aangesteld, op de fabriek aanwezig zal moeten zijn, maar het geldt hier het maken eener instructie voor dien directeur en daarin dient toch te worden opgenomen zooveel mogelijk alles wat hij te doen heeft. Anders is die instructie overbodig. Doch als wij eene instructie wenschen vast te stellen moet daarin zoo duidelijk mogelijk in algemeene trekken wor den opgenomen en omschreven, wat daarop betrekking heeft. De heer De Fremery. Dit artikel is mede zeer verzacht, gelijk de heeren kunnen opmerken bij vergelijking met het bestaande artikel. In het artikel der thans nog geldende instructie wordt gezegd dat de directeur des morgens en des avonds op de fabriek aanwezig behoort te zijn. Com missarissen hebben echter gemeend dit best aan hem zelf te kunnen overlaten. De heer Van Heukelom. Ik sta er niet bepaald op dat het artikel wegvalle. Ik meende alleen te moeten opmerken dat het m. i. overbodig is. De heer Yerster. Wat mij betreft, mijnheer de Voorzitter, ik ben er niet alleen voor om dit artikel te behouden, maar wensch nog te vragen of er een afdoende reden bestaat om in de nieuwe instructie niet op te nemen eene bepaling die in de oude instructie voorkomt en die voorziet in het geval van absentie van den directeur. De heer De Fremery. De bepalingen omtrent de bevoegdheid om de stad te verlaten zijn gehandhaafd, maar overgebracht naar art. 14. De heer Verstee. Ik bedoelde de bepaling die in de oude instructie voorkomt omtrent afwezigheid van den directeurb. v. bij ongesteldheid. Daarin wordt bij deze instructie niet voorzien. Intusschen acht ik zoodanige voorziening geenszins overbodig. - De heer De Fremeby. Het is alleen gedaan om den directeur niet te veel te belemmeren. De heer Krantz. Ook naar mijn oordeel is door de aanneming van art. 1 de hoofdzaak beslist, en kunnen verschillende artikelen als overbodig wor den beschouwd. Ik acht het onnoodig de verschillende werkzaamheden te regelenen o. a. te bepalen dat de directeur dagelijks in de fabriek moet zijn. Ik zou daarom de heeren Commissarissen wel in overweging willen geven de instructie nogmaals te herzienen tot een klein getal artikelen in te korten. De heer De Fbemery. Als deze instructie wordt goedgekeurd, dan be hoeft de bestaande verordening daarom niet veranderd te worden. Mocht dit later noodig blijkendan zullen Commissarissen daartoe het voorstel doen. Maar eene verandering van de verordening zou nu slechts eene be lemmering zijn om spoedig tot de benoeming van den directeur over te gaan. En dit komt mij niet gewenscht voor. De Voorzitter. Heeft de heer Van Heukelom een amendement voor gesteld De heer Van Heukelom. Neenmijnheer de Voorzitter. De heer Dercksbn. Dan wensch ik voor te stellenalinea 1 van art. 2 te doen vervallen. De heer Driessen. Maar is de tweede alinea van art. 2 ook niet over bodig? Mij dunkt, het spreekt wel van zelf dat de directeur van de gas fabriek voor de verlichting zorgt. De Voorzitter. Zoo niemand meer het woord verlangt, dan zal ik het amendement van den heer Dercksenom alinea 1 van art. 2 te doen ver vallen, in omvraag brengen. De heer Dercksen. Ik heb er desnoods niets tegen dat het geheele artikel vervalle. De heer Bijleveld. Zou het dan niet eenvoudiger zijn, mijnheer de Voorzitter, dat de heer Dercksen tegen het artikel stemme, als dit in omvraag gebracht wordt P Er is hier m. i. geen sprake van een amendement of van een nieuw voorstel. De Voorzitter. Ja, dat komt mij ook eenvoudiger voor. Ik zal dus het artikel in stemming brengen. De heer Van Outeben. Maar dan zou ik toch splitsing van het artikel Verlangen, mijnheer de Voorzitter! Ik ben voor het behoud van de eerste alinea, maar zeer tegen bet behoud van de tweede. De Voorzitter. Indien gij splitsing verlangtdan zoudt gij een amende ment daaromtrent dienen voor te stellen. De heer Van Outeren. Dit behoeft niet, indien gij, mijnheer de Voor zitter het artikel alineasgewijze in stemming zoudt willen brengen. De Voorzitter. Ik geloof dat bet artikel op zich zelf zeer onschuldig is, al blijft het behouden. Maar wanneer er verschil bestaat dan zal ik nn het artikel alineasgewijs in stemming brengen en wel in de eerste plaats alinea 1. Alinea 1, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 15 tegen 3 stemmen. Tegen stemdende heeren SuringarVan Heukelom en Dercksen. Alinea 2 wordt hierop in stemming gebracht. Er verklaren zich 9 leden voor en 9 tegen. Voor stemden: de heeren Van Wensen, Juta, Cock, Stoffels, Bijleveld, Verster, Du Kieu, De Fremery en de Voorzitter. Tegen stemden: de heeren Van, Outeren, Wttewaall, Hartevelt, Suringar, Van Hettinga Tromp, Van Heukelom, Driessen, Krantz' en Dercksen. De Voorzitter. Aangezien de stemmen stakenzal in de volgende ver gadering hierover moeten worden beslist. Art. 3 wordt goedgekeurd. Art. 4. "Geene verandering in de wijze van gasbereiding heeft plaats dan met toestemming van Commissarissen. «Acht de Directeur oprichting van gebouwenaanschaffing van nieuwe toestellen met al wat daartoe behoort of belangrijke herstellingen noodig, zoo onderwerpt hij de uitgewerkte plannenmet raming der kosten daarvan, aan het oordeel van Commissarissen." De heer Van Heukelom. Na hetgeen ik reeds over dit artikel heb ge zegd meen ik genoeg gezegd te hebbenen zal er dus niet verder over uitwijden. Het artikel wordt hierop goedgekeurd. Artt. 5 en 6 worden goedgekeurd. Art. 7»De directeur heeft geen geldelijk beheer; hij zal evenwel de kas van den boekhouder op den laatsten der maand opnemenhet kasboek met de andere boeken vergelijken en bij accoordbevinding dit afteekenen en de uitkomst aan den Commissaris-Voorzitter mededeelen. Acht hij dit noodig, dan kan de opname ook op andere dagen plaats hebben." De heer Bijleveld. Ik wensch bij dit art. een vraag te doenmijnheer de Voorzitter! namelijk of niet in dit artikel, of indien dit artikel juist is, alsdan in het corresponderend artikel, in de instructie van den boekhouder, een abuis is ingeslopen? Volgens dit artikel moet de directeur de kas van den boekhouder opnemen op den laatsten der maand en volgens art. 7 van de instructie van den boekhouder wordt diens kas door den directeur opge nomen op den eersten dag van iedere maand. De heer De Fremery. De bedoeling was de kas te doen opnemen den eersten dag van elke maand. In de vorige verordening was dit bepaald op den laatsten dag. Maar dan moest dit 's avonds geschieden en dit is nog al moeielijk, terwijl het 's morgens veel gemakkelijker valt. In elk geval echter moet het in beide verordeningen gelijkluidend zijn en wel: den eersten dag van elke maand. De heer Bijleveld. Derhalve moet in dit artikel het woord laatste in eerste worden veranderd. De Voorzitter. De Commissie heeft die wijziging overgenomen. De heer Driessen. Het komt mij evenwel minder juist voor de kas den eersten van elke maand te doen opnemen. Elke boekhouder of kassier toch maakt in den regel den laatsten dag van de maand zijne boeken op. De heer De Fremery. Dit is volkomen waar. De balans wordt in den regel op 31 December opgemaakt. Maar bij de uitvoering is de moeielijk- heid gebleken om den laatsten dag van de maand de boeken te doen op nemen daar dit dan 's avonds moet gebeuren en dan niet alle beambten op dit late avonduur tegenwoordig zijn. De heer Bijleveld. Ik wensch mij geen partij te stellen bij de vraag of de boeken moeten worden opgenomen den laatsten of eersten dag van de maandgaarne laat ik het oordeel daarover aan Commissarissenmaar de beide instructien moeten in harmonie zijn. De Voorzitter. De Commissie neemt aan dat het op den eersten van elke maand zal geschieden. Met die wijziging stel ik voor het art. goed te keuren. Art. 7alsmede artt. 8 en 9 worden hierop goedgekeurd. Art. 10. »De beambten en werklieden door Commissarissen aangesteld kunnen door den directeur worden geschorst en op zijne voordracht ontslagen. De heer Bijleveld. Ook bij dit artikel eene bedenking, mijnheer de Voorzitter! Hier wordt aan den directeur de bevoegdheid gegeven de be ambten en werklieden door Commissarissen aangesteldte schorsen. Beeds in 't algemeen rijst de vraag, voor hoe lang die schorsing kan plaats hebben daarvan wordt niets gezegd. Maar meer bepaaldelijk ontstaat de vraag, of het geheele voorstel niet is in strijd met de bestaande verordening van 1858. Volgens die verordening worden de beambten en werklieden, die, zooals nu wordt voorgesteldgeschorst zouden kunnen worden door den direc teur, aangesteld door Commissarissen en kunnen, zaoals art. 5 der verordening zegt, «ingeval van wangedrag of nalatigheid geschorst worden door het col lege, dat hen heeft benoemd of aangesteld." Het recht van schorsing van die beambten en werklieden komt dus toe aan Commissarissen en ik meen dat dit recht niet bij deze instructie op den directeur kan worden overge bracht. De heer Van Heukelom. Ik moet wel verklaren te zijn totaal een wet teloos man die den draad door weitenverordeningen en instructien niet gemakkelijk kan vasthouden; want nu begin ik te merken dat al mijne aan merkingen op deze instructie schipbreuk lijden op eene oude bestaande ver ordening. Als die verordening zoo bindende is dat bij de instructie daarvan niet mag worden afgeweken, dan moet ik wel mijn denkbeeld opgeven om thans voor te stellen de benoeming van de werklieden ten minste over te laten aan den directeur. Anders zou ik dat voorstel hebben gedaanmaar als die oude verordening dit ook al verbiedt, dan moet ik er mij bij neerleggen, hoe verkeerd ik het ook vinde. De heer De Fremery. Ik geloof dat de opmerking van den heer Bijle veld zeer juist is, maar ze is vroeger ook niet geobserveerd. En is het nu wel raadzaamde zaak nu op te houden om een eenvoudig woord De heer Bijleveld. Ik geloof niet dat ik tegenspraak moet verwachten, wanneer ik beweer, dat het goed zal zijn den tot nu toe gevolgden weg te verlaten en het voorschrift der verordening na te komen. Buitendienhet geldt hier niet een eenvoudig woordzooals die geachte spreker zich uit drukte, maar eene quaestie van bevoegdheid. De Commissarissen zijn volgens de verordening bevoegd tot de schorsing der beambten, die zij hebben aan gesteld en ik geloof niet dat die bevoegdheid bij instructie op een ander kan worden overgedragen. Daarvan zouden ook conflicten het gevolg kun nen zijn. De Voorzitter. Ik zou er de voorkeur aan geven dat de directeur de beambten benoemde. De heer Bijleveld. Dan zou de verordening dienen gewijzigd te worden. De heer Van Wensen. Zou de zaak niet gevonden kunnen worden door in dit artikel te bepalen dat de werklieden tijdelijk kunnen worden geschorst door den directeur?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 4