HANDELINGEN TAN DEN GEIEENTERAAD TAN LEIDEN. 28. Zitting van Donderdag SS Dei 1874, geopend te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Bijleveld, Verster, Veefkind, Van Outeren, Van Wensen, Wttewaall, Krantz, De Fremery, Hartevelt, Stoffels, Lezwijn, JutaSuringarSeeligLe PooleEigeman Buys Du KieuDercksen Goudsmit, Cock en Van den Brandeler. De heer Van Hettinga Tromp gaf kennis verhinderd te zijn de vergade ring bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaterdag 16 Mei II. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedep. Staten dd. 11/16 Mei, nos. 1298 en 270, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 30 April, betrekkelijk over schrijving op het Grootboek van kapitaal, afkomstig van de voormalige Gast- en Leprooshuizen, en van de rekening der dienstdoende Schutterij 1873. 2°. Schrijven van J. Kehl, houdende dankbetuiging voor het hem door de leden van den Gemeenteraad aangeboden geschenk. Dit schrijven is van den volgenden inhoud: 'Aan de leden van den Gemeenteraad van Leiden. Edel-Achtbare Heeren Doordrongen van erkentelijkheid voor het hoogst vereerend blijk uwer goedkeuring en tevredenheid, mij geschonken ter gedachtenis aan mijn vijf tigjarig vervulde ambtsbediening, is het mij eene dringende behoefte u mijnen innigen dank voor dit geschenk te betuigen, hetwelk mij steeds tot ecne aangename herinnering blijven zal. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn Edel-Achtbare Heeren, Leiden, 26 Mei 1874. Uw dienstwillige dienaar, J. Kehl." Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over 1®. Kekening van het Werkhuis 1873. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen der Commissie van Financiën. 2°. Adres van Mr. J. A. F. Coeberghter bekoming van een gedeelte van den Rijn, achter zijn huis aan de Hoogewoerd. 3°. Adres van C. A. Kuiper, om afschrijving van plaatselijke directe be lasting. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën. 4°. Adres van C. Maas verzoekende gemeentegrond in gebruik te bekomen, tot het uitstallen van goederen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit tc renvoieeren aan Bur gemeester en Wethouders ter beschikking. 5°. Voordracht tot vaststelling van de jaarwedden van den directeur der gasfabriek en van den boekhouder. Overeenkomstig de vooidracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. De Voorzitter deelt nog mede dat, ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster, de Commissie bij de loting voor de Schutterij dit jaar zal zijn samengesteld uit de leden Seelig en Dercksen, terwijl de leden Verster en Cock de Commissie van onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (Zie Handd. 25, n°. 104.) De heeren Krantz, De Fremery en Stoffels worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Er worden uitgebraoht op den heer H. C. Juta 15 stemmen, op den heer J. Van Heukelom Jr. 3 stemmen, terwijl cr 3 blanco-biljetten worden gevonden,'zoodat benoemd is de heef H. C. Juta. Op de vraag van den Voorzitter, verklaart de lieer Juta zich bereid de benoeming te aanvaarden. II. Benoeming van een onderwijzer der 2de klasse aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 26, n°. 110.) Er worden uitgebracht op G. Brinks 17 stemmen, op G. Noël 2 stem men terwijl er 2 blanco biljetten worden gevondenzoodat G. Brinks is benoemd. III. Voordracht tot uitbreiding van het Lulppersoneel aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 25 en 26, n°». 105 en 115.) De voordracht wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. IV. Staten van af- en overschrijving op dc begrooting, dienst 1873. (Zie Handd. 25 en 26, nos. 106 en 129.) 1874. De heer Le Poole. Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij begrijpen dat, tot gemakkelijke afdoening van zaken twee staten van af- en overschrijving verscheidene artikelen bevattende, tegelijkertijd ter goedkeuring aan den Raad worden aangeboden. Evenwel bestaat de mogelijkheid dat men op een dier artikelen aanmerkingen zou moeten maken. Dit is nu o. a. met mij het geval ten aanzien van art. 11 van Hoofdstuk II, "aanvoer van duin water." In de vergadering van 3 December 1873 heb ik behoord tot hen die geklaagd hebben en meerderen aanvoer van duinwater wenschelijk en noodzakelijk achtten. Toen echter was mij nog niet bekend wat ik nu weet, namelijkdat het duinwater ook wordt gebruikt tot doeleinden waarvoor het niet bestemd is, door consumenten voor wie het niet mag worden aange voerd. Ik bedoel de locomobiel die bij het Liernurstelsel dienst doet. Deze misschien bewust tot reiniging dezer stad mede werkzaam te zijn, stelt zich niet tevreden met het singelwater (waarnaar heeren fabrikanten hier aanwezig zeker allen zouden verlangen voor hunne respectieve stoomketels), maar ge bruikt bij voorkeur uitsluitend duinwater. Tot die wetenschap ben ik ge komen doordien ik niet lang geleden bij eene wandeling over het Leven daal twee stadswerkers uit de pomp van het duinwater aan de Zijdgracht twee vaten zag vullen. Op mijne vraag waarvoor zij dat water moesten gebruikenkreeg ik ten antwoordvoor de masien. En toen ik hun vroeg wat de machine met dat duinwater moest doen, was het antwoorddat ander water niet kon gebruikt worden, omdat dan de machine te veel bruiste. Aangezien dit antwoord mij niet ten volle bevredigde, verlangde ik naar de eerste gelegenheiddie mij zou worden aangebodendeze zaakdie bij de ingezetenen dier buurt veel ontevredenheid verwekt, te bespreken en de vraag te doen: of het langer geoorloofd zal blijven dat in die buurten de bewoners zooveel emmers water moeten missen dat gebruikt wordt voor doel einden waarvoor het niet is bestemd, en wanneer het Dagelijksch Bestuur dat misbruik zal doen ophouden? De Voorzitter. Ik zal den heer Wethouder van Fabricage aanstonds in de gelegenheid stellen den heer Le Poole de noodige inlichtingen te ver schaffen, maarnaar aanleiding van het laatste gezegde van den spreker wensch ik eene opmerking te maken. Hij deed het voorkomen alsof de bewoners van die buurt zeer ontevreden waren dat zij zoovele emmers water moeten missen. Wanneer dat zoo is, dan verwondert het mij zeer dat die bewoners van hun ontevredenheid niet hebben blijk gegeven aan den Bur gemeester, die dagelijks ten stadhuize zit om de bezwaren der burgers aan te hooren. Tot heden is mij echter geen klacht ter oore gekomen. De heer Stoffels. In de eerste plaats wensch ik den heer Le Poole te antwoorden dat hij volkomen gelijk heeft. Er worden een, twee, hoog stens drie emmers water daags gebruikt voor de locomobiel van het Lier nurstelsel en wel omdat het singelwater minder geschikt is om stoom te maken. Wij hebben verschillende proeven met dat singelwater geno men wij hebben zelfs een filtreer laten maken tot zuivering er van maar toch welde het zoodanig op dat het moeielijk viel er stoom door te krijgen. Wat de heer Le Poole dus mededeelt is waarheid maar het is eene noodzakelijkheid, daar men door het singelwater geen stoom kan krijgen. Tot hedenalhoewel wij een onderzoek er naar hebben ingesteld heb ik echter van geen mensch vernomen dat men eenige aanmerking had op het verlies van die paar emmers water, meer is het niet, want de heer Le Poole zal niet kunnen mededeelen dat hij de pomp ooit leeg gevonden heeft. Ik herzeg dus: dat gebruik van die paar emmers water hebben wij noodig geacht en wij hebben gemeend daarvoor geen afzonderlijke toestem ming noodig te hebben; het is immers in het belang der gemeente gedaan. Buitendien, morgen krijgen wij een nieuwe schuit, zoodat de aanvoer van water nog vermeerderd zal worden en van gemis of verlies geen sprake meer zal kunnen zijn. liet verwondert mij wel eenigszins die opmerking van den heer Le Poole te hebben vernomen. De heer Le Poole. Een kort antwoord zij'mij vergund n. a. van het geen de beide vorige sprekers opmerkten. In de eerste plaats geloof ik niet, mijnheer de Voorzitter, dat menschen uit den stand dien ik bedoel zoo ge makkelijk voor het geachte hoofd van het gemeentebestuur verschijnen en er integendeel zeer tegen opzien hem hunne klacht kenbaar te maken. En ten tweede constateer ik dat de Wethouder van Fabricage mij ten volle gelijk heeft gegeven, maar eenvoudig de hoeveelheid water, die voor de loco mobile gebruikt wordt, heeft gereduceerd tot 3 emmers daags. Voorzoover ik nu weet, worden er vijf malen 's weeks 2 vaten met duinwater voor ge noemde machine gevulddie minstens elk 20 emmers kunnen bevatten. Eindelijk wensch ik nog naar aanleiding van de eigenaardige behoefte van de locomobiel te doen opmerken, dat ik vóór het begin dezer vergadering een der hier aanwezige heeren fabrikanten gevraagd heb, wat hij deed toen hij een locomobile in werking had, en zijn antwoord wasdat hij het water uit de Oude Vest (dat veel minder zuiver is dan het singelwater) door een filtreer aan den grachtwal gebruikte. Ik weet ook dat andere fabrikanten o. a. de heeren Zuurdeeg en Zoon, zich zonder duinwater met eenvoudig grachtwater helpen. Ik kan mij dus er niet mede vereenigen dat eene som van f 400 grooteudeels door de locomobiel van het Liernurstelsel verslon den is. De heer Krantz. Daar de heer Le Poole zich beroept op fabrikanten hier aanwezig, wil ik wel verklaren dat ik eenigen tijd met een loeomobile- machine heb gewerkt en daarvoor gewoon grachtwater heb gebruikt, dat door takkebossen heen werd geleid om het van het grove vuil te ontdoen en met het beste succes. Nu weet ik wel dat de locomobiel, die kleinere pijpen heeft, gevoeliger is voor steenvorming dan een gewone stoomketel, maar ik moet erkennen dat het grachtwater zeer goed gebruikt kan worden. De Voorzitter. Wat de heer Krantz daar het laatst opmerkte, wilde ik juist te kennen geven. De fieldbuizen der locomobiel hangen zeer aan. Dat is de reden dat men in Amsterdam er mij op wees, toen ik daar 30

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1