0AHDELI8GEB TIB DEB GHEEBTEBAAD TAB LEIDER. 25. INGEKOMEN STIKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. N#- ®1*. Leiden, 28 April 1874. Ten vervolge van ons rapport van den 27sten dezer, betrekking hebbende tot de tegen het voorloopig vastgesteld kohier ingediende bezwaarschriften hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. De reclamant R'. Wijnen, Oude Singel n°. 73, beklaagt zich dat zijn aanslag, in 1873 bedragende 143.23, thans is verhoogd en vastgesteld op ƒ214.03, zonder dat daarvoor voldoende redenen aanwezig zijn, vermits de huurwaarde van het door hem bewoond perceel eer verminderd dan ver meerderd zoude wezen en de huurwaarde voor de rijksbelasting dan ook van 700 op f 650 is teruggebracht. Op het kohier voor dit jaar is dezelfde huurwaarde en waarde van het meubilair aangenomen als ten vorigen jare, zijnde respectievelijk ƒ650 en ƒ3250, welke schatting in geenen deele te hoog kan worden geacht, doch bij het opmaken van het kohier heeft men gemeend de huurwaarde met 20 pCt. te moeten verhoogenop grond van het verhuren van kamers. Bij nSder onderzoek is evenwel gebleken dat voor deze ver hooging geen termen bestaan zoodat deze behoort te vervallen en de aanslag te worden vastgesteld op ƒ179.24. Hetzelfde geldt ten aanzien van de reclame van W. Werst, Oude Rijn n°. 25, vermits de huurwaarde van het door hem bewoond perceel ad 200 op grond van onjuiste opgave zoowel het vorig als dit jaar met 20 pCt. is verhoogdzoodat ook deze aanslag in evenredigheid moet worden vermin derd en worden vastgesteld op ƒ37.97, in plaats van ƒ47.46. Eindelijk kunnen wij u mededeelen, dat na afloop van den termijn van ter visie ligging van het kohier door J. J. Starkenburg, Varkenmarkt n°. 8eene reclame is ingediendwaarbij in het algemeen wordt geklaagd over verhooging van aanslag in de laatste jaren. Vermits deze vermeerdering alleen het gevolg is van de verhooging van het te heffen bedrag, zouden er, al ware de reclame tijdig ingediend, geen termen bestaan, daarop gun stig te beschikken. In verband met de vorenstaande opmerkingen stellen wij u voor de aan slagen van P. M. Brutel de la Rivière, C. A. FranchimonR. Wijnen en W. Werst respectievelijk te verminderen met ƒ8.19, ƒ6.66, 34.79 en ƒ9.49; den aanslag van J. Muller van het kohier te roieeren, aan de recla manten P. P. P. Kist en C. Colpa te kennen te geven dat er geen termen bestaan aan hun verzoek gunstig gevolg te geven en het kohier met in achtneming van de voorgestelde wijzigingen vast te stellen op ƒ127273.70. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 29 April 1874. De Commissie van Financiën kan zich vereenigen met de beide rapporten van Burgemeester en Wethouders aangaande de tegen het voorloopig vast gesteld kohier der plaatselijke directe belasting voor 1874 ingediende reclames. Zij geeft derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 104. Leiden, 1 Mei 1874. De Plaatselijke Schoolcommissie alhier heeft de eer ter voorziening in de vacature, ontstaan door het door den heer J. Van Heukelom Jr., als lid dier Commissie genomen ontslag, u aan te bevelen de heeren: H. C. Juta en J. J. Krantz. Namens de Plaatselijke Schoolcommissie, F. Was, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 10S. Leiden, 2 Mei 1874.' Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een voorstel van den hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor minver mogenden tot vermeerdering van het hulppersoneel aan die school met één hulponderwijzer, vergezeld van de daaromtrent ingewonnen berichten van den districts-schoolopziener en de Plaatselijke Schoolcommissie. Onder referte afin bovengenoemde stukken geven wij u in overweging om te besluiten dat het aantal hulponderwijzers aan de school n°. 2 voor min vermogenden met één zal worden vermeerderd. De in de missive van den heer Brouwer bedoelde kweekeling is in de zit ting van 30 April jl. benoemd tot hulponderwijzer aan de school n#. 1 voor minvermogenden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden 20 April 1874. Ed. Achtb. Heeren 1 Toen in het vorige jaar het hulppersoneel aan de scholen voor on- en minvermogenden alhier werd uitgebreidbetrof de aanvrage voor de open bare school n°. 2 voor minvermogenden slechts één onderwijzer en één hulp onderwijzer omdat twee achttienjarige kweekelingen als onderwijskracht wer den aangemerkt. Een dier kweekelingen heeft nu met gunstig gevolg examen als hulponderwijzer afgelegd en zal waarschijnlijk, volgens informatie van den heer Van der Harst, n*. 1 geplaatst worden op een voordracht voor hulp onderwijzer aan de school n°. 1 voor minvermogenden. Bij eventuëele be noeming van bedoelden kweekeling, P. De Jong, tot hulponderwijzer aan die school, zal aan mijn school feitelijk een vacature ontstaan. Ik neem de vrijheiduw aandacht hierop te vestigen en u te verzoeken het personeel aan mijn school te vermeerderen met één hulponderwijzer. De hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor minverm. N. Brouweh. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. 1874. Leiden, 21 April 1874. Onder terugzending van de missive van den heer Brouwer heb ik de eer u te berichten dat de aangevraagde vermeerdering van het hulppersoneel met éénen hulponderwijzer, bij eventueel vertrek van den kweekeling P. De Jong, inderdaad noodzakelijk is voor den goeden en geregelden gang van het onder wijs, en u derhalve te adviseeren, aan den Raad de iuwilliging van het verzoek voor te stellen. De districtsschoolopziener, Aan heeren Burgemeester en Wethouders M. J. De Goeje. der gemeente Leiden. Leiden, 1 Mei 1874. Onder terugzending der daartoe betrekkelijke stukken hebben wij de eer u aan te raden, overeenkomstig het advies van den districts-schoolopziener, aan het verzoek van den heer Brouwer gevolg te geven. Namens de Plaatselijke Schoolcommissie, F. Was, Secretaris. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N". 106. Leiden, 2 Mei 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen twee staten van af- en overschrijving op de begroating voor 1873, respectivelijk tot een bedrag van ƒ2254.31 en ƒ840.07}, strekkende om enkele artikelen dier begrootingwelke gebleken zijn niet voldoende te wezen voor de be hoeften te verhoogen door afschrijving van den post voor onvoorziene uit gaven. Bedoelde artikelen zijn de volgende: Hoofdstuk J afd. 2 art. 3, druk- en bindwerk ƒ42.35; Hoofdstuk I afd. 2 art. 7, kosten voor verte ringen ten behoeve van het huishoudelijk bestuur, bureau van stemopneming en commissiën ƒ89.95 Hoofdstuk II art. 11aanvoer van duinwater 443.23; Hoofdstuk II art. 12, reiniging van riolen, stelsel Liernur ƒ178.26}; Hoofd stuk VII art. 2, kosten voor de middelbare scholen, litt. c. vuur en licht in de scholen ƒ154.775; Hoofdstuk VII art. 4, veranderlijke belooning van de onderwijzers 175.57; Hoofdstuk VIII art. 3, kosten van verpleging van arme krankzinnigen ƒ1171.07; Hoofdstuk V art. 4, onderhoud der wacht huizen, mitsgaders licht en brandstoffen ƒ14.44; Hoofdstuk V art. 10 druk werk, schrijfbehoeften en andere uitgaven voor de policie ƒ229.08}Hoofd stuk VII art. 6kosten van schoolboeken en schoolbehoeften der leerlingen ƒ596.55. Tot toelichting kan worden medegedeeld dat de verhooging van den post voor stembureaux en commissiën grootendeels een gevolg is van de plaats gehad hebbende herstemmingen; die van de kosten van duinwater van wege den meerderen aanvoer, waaromtrent wordt verwezen naar de daarover ge voerde diseussiën; de verhoogde prijs der brandstoffen en eenige noodzake lijke buitengewone herstellingen aan de locomobiel hebben meerdere uitgaven voor de exploitatie van het Liernurstelsel noodig gemaakt; bovendien is uit dit artikel betaald moeten worden eene som van ƒ110.27 wegens huur van de loods in de Gortestraat en teruggave van daarvoor betaalde lasten, inge volge contract van 24 Juni 1871. In de scholen van Mathesis Scientiarum Genitrix verder is meerder licht benoodigd geweest dan waarop gerekend was. De opbrengst van schoolgeld heeft de raming overschredenzoodat de ver anderlijke belooning der onderwijzers dienovereenkomstig moet worden ver hoogd. Van de vermeerdering van het aantal ten laste van de gemeente verpleegde krankzinnigen en van de verhooging der verpleegkosten is bereids vroeger aan uwe vergadering mededeeling gedaan, terwijl de geraamde kos ten voor schoolbehoeften zijn moeten worden overschreden op grond van den aankoop van instrumenten voor het natuurkundig onderwijs op de meisjes school der Lste klasse ingevolge raadsbesluit van 27 Maart 1873. Eindelijk is uit den post drukwerk, schrijfbehoeften en andere uitgaven voor de policie, moeten worden uitbetaald eene som van f 50 ter zake van aanmaningen we gens policie-overtredingenkrachtens raadsbesluit van 27 December 1872, alsmede zijn buitengewone uitgaven noodig geweest voor de policie in het algemeen en wegens de aanschaffing van klappen en bindwerk ter zake van de gewijzigde policieverordening. Wij veroorloven ons alzoo de vrijheid uwe vergadering in overweging te geven de nevensgevoegde staten van af- en overschrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. ÏO!1. Leiden4 Mei 1874. Krachtens Raadsbesluit van 5 Februari jl. is aan Z. M. den Koning een adres gericht, waarbij Z. M. werd verzocht het Kon. besluit van 5 Mei 1850 (Stbl. n°. 23) in dien zin aan te vullen, dat art. 4 van het Kon. besluit van 29 October 1833 (Stbl. n°. 59) ook van toepassing worde verklaard op watertollen en zulks op grond van het vonnis van het Kantongerecht van Noordwijk in zake ontduiking van den watertol aan den Rijnsburgervliet. Het College van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft ons daarop bij missive van 28 April/l Mei jl., n°. 3/1, namens den Minister van Binnenlandsche Zaken als beschikking op voormeld adres medegedeeld, dat Z. E.alvorens eene ampliatie van het aangehaald Koninklijk besluit van 5 Mei 1850 te bevorderen, in elk geval meer beslissende rechterlijke uitspra ken wenscht af te wachten, en dat voorts de Minister met het oog op eene mogelijke afschaffing der watertollen hoewel zonder eenige toezegging te kunnen doen nopens spoedige opheffing der bezwaren aan min of meer alge- meene afschaffing der watertolheffing verbonden toch geene vrijheid vindt om thans tot verzekering en bestendiging dier heffingen bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur eenig initiatief te nemen. Onder overlegging van bedoelde missive van de Gedeputeerde Staten stellen wij voor die voor kennisgeving aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. 27 V _J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1