HASDEUHSlfl TAB DEI GfflHEHTEBAAD TAB LBIDBB. 18. INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. i N". 96. Leiden, 26 Maart 1874. Bij de mededeeling van de goedkeuring deor Z. M. den Koning van het reglement voor de Bank van Leening in de vergadering van 19 Maart jl. werd eene nadere voordracht aangaande het tijdstip van inwerkingtreding van Let reglement, na verhoor van de betrokken Commissiëntoegezegd. Wij hebben daaromtrent zoowel de Commissarissen der Bank als de raadscommissie benoemd in de vergadering van 2 November 1871 gehoord, wier rapporten wij u hiernevens aanbieden. Met de laatstgenoemde Commissie zijn wij van oordeel dat, met het oog op de veelomvattende voorbereidende werkzaamheden, bezwaarlijk thans reeds de tijd van in werkingtreding zal kunnen worden vastgesteld en komt ons de door haar voorgestelde benoeming van eene interimaire Commissie tot voorbereiding van de uitvoering der nieuwe organisatie in alle opzichten aanbevelenswaardig voor. Wij vermeenen dus uwe vergadering te moeten voorstellen om tot de be noeming over te gaan van eene Commissie als bovenbedoeld, bestaande uit drie leden, en aan deze op te dragen om de invoering van het reglement voor te bereiden en den Raad te dienen van advies aangaande den rijd waarop het reglement in werking zal kunnen treden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 18 Maart 1874. Wij hebben de eer, in antwoord op uwe missive van den 12den dezer maand n°. 229mede te deelendat naar onze meening de nieuwe orde van zaken bij de Bank van Leening op 1" Juli van dit jaar zou kunnen aanvangen. Omstreeks dien tijd zijn de werkzaamheden bij deze inrichting van den minsten omvang en zou dit tijdstip samenvallen met dat der jaar- lijksche aftreding voor de Commissarissen bij art. 2 van het nieuw reglement vastgesteld. Indien deze onze meening werd gedeeldzou het dringend noodig zijn zeer tijdig over te gaan tot de benoeming van Commissarissen, naar aan leiding van art. 1 van gezegd reglementten einde dezen het nemen van voorbereidende maatregelen tot de geheele invoering gemakkelijk te maken. Wanneer wij daaraan bevorderlijk kunnen zijn door het geven van inlich tingen als anderszinszoo zullen wij daartoe bereid bevonden worden. Het zou ons aangenaam zijn mededeeling te ontvangen in hoeverre onze zienswijze door u wordt goedgeachtopdat ook de inbrengers binnen bekwamen tijd omtrent de opheffing hunner kantoren door ons kunnen worden ingelicht. Commissarissen der Stads-Bank van Leening Aan HH. Burgemeester en Wet- Stoffels, Voorzitter, houders der gemeente Leiden. A. Montagne Iz. fJ. Secretaris. Leiden21 Maart 1874. In antwoord op uw schrijven van heden, n°. 261 hebben wij de eer uw college te berichtendat onze Commissieindertijd door den Raad benoemd om een nieuw reglement voor de Bank van Leening te ontwerpen, naar wij meenden van zelve had opgehouden te bestaan, nu het reglement op onze voordracht vastgesteldde koninklijke goedkeuring heeft verworven. Deze omstandigheid belet niet, dat wij volkomen bereid zouden zijn uw college bekend te maken met ons gevoelen omtrent het tijdstip waarop het reglement in werking behoort te treden, wanneer wij in staat waren dat gevoelen eenigszins nauwkeurig te bepalen. Den termijn van 1 Juli, door heeren Commissarissen aangegeven, achten wij op zich zeiven volkomen doelmatig, maar de vraag of men dien termijn kan kiezen hangt natuurlijk gehepl af van deze andere vraag, of men tegen den genoemden dag met den voorbereidenden arbeid geheel gereed kan zijn, en natuurlijk dat op die andere vraag althans onze Commissie onmogelijk eenig antwoord geven kan. Dit alleen willen wij zeggen dat naar onze opvatting de hier bedoelde voorbereidende arbeid èn bij uitstek moeilijk en zeer tijdroovend zijn zal. Immers hij omvat allesreorganisatie van het personeel en de boekhouding het vaststellen van allerlei reglementen en instructionregeling van overgangs bepalingen, beslissing van de vraag of er'reeds dadelijk een hulpkantoor Zal worden gevestigd, en zoo ja, inrichting van dat hulpkantoor, zoo neen, inrichting van de tegenwoordige lokalen overeenkomstig hunne nieuwe bestem ming. Hoe veel tijd met zulk eene voorbereiding zal verloopen, kan, dunkt ons, niemand ook maar bij benadering bepalen. Wenschen heeren Commissarissen, zooals wij uit hunnen brief dd. 18 dezer opmaken, deze uitgebreide taak niet op zich te nemen, dan zal de Raad, naar wij meenen, niet anders kunnen doen dan eene interimaire Commissie te benoemen, welke de invoering voorbereidt, en zoodra zij het einde ziet van hare taak aan uw college eene voordracht doet omtrent den dag waarop de invoering van het nieuwe reglement zou kunnen plaats hebben. J. T. Buys. C. Cock. R. Th. Bijleveld. 1874. N#. T6. Leiden, 18 Maart 1874. Wij hebben de eer hierbij over te leggen de adressen van de medicinae doctoren H. B. P. Kortmann en A. Van Rhijn alhier, daarbij verzoekende om tot^ Stads-geneesheer te worden benoemd, met uitnoodiging om tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. N*. 99. Leiden, 30 Maart 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een adres van M. H. Fonteinhoudende verzoek om een stoep te mogen leggen met palen op gemeentegrond vóór zijn huis aan den Nieuwen Rijn n°. 72, met het daaromtrent ingewonnen bericht van de Commissie van Fabricage. Onder referte aan dat bericht stellen wij u voor aan adressant de gevraagde vergunning te verleenen met inachtneming van de in het rapport der Com missie vermelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan de Edelen Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der stad Leiden. De ondergeteekende geeft met vcrschuldigüen eerbied te kennen en wendt zich tot UEdele met het vriendelijk verzoek om voor zijn huis gelegen aan den Nieuwen Rijn hoek Middelste gracht, n°. 72, een stoep met palen te mogen plaatsen. Hopende dat de Edele Achtbaren Heeren er gunstig over beschikken mogen. ■Leiden, 20 Maart 1874. M. H. Fontein. Leiden, 25 Maart 1874. üe Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. H. Fon tein te berichtendat bij haar geen bezwaren bestaan tegen de inwilliging van zijn verzoek, om op gemeentegrond te leggen een stoep en daarbij te plaatsen een paalvóór zijn huis op dén hoek van den Nieuwen Rijn en de Middelste gracht, Wijk 7, n®. 72, (Straatn®. 72) mits de rooiing vol gende en met een ronden hoek aan het einde sluitende en de paal stellende op minstens één meter afstand van den hoekten einde aan de passage naar de Middelste gracht voor rijtuigen geen hinder worde veroorzaakt. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage enz. en Wethouders. N°. 98. Leiden, 28 Maart 1874. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de hierbij gevoegde sup- pletoire begrooting van heeren bestuurderen van het Werkhuis alhier voor het jaar 1873, en daarop geene bedenkingen hebbende heeft zij de eer u te raden die goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 99. Leiden. 31 Maart 1874. In overleg met den districts-schoolopziener en den betrokken hoofdonder wijzer, hebben wij, ter vervulling der betrekking van onderwijzer der 2de klasse aan de openbare lagere school n°. 1 voor minvermogenden, openge vallen door het verleend eervol ontslag aan W. R. Van de Vlietde navol gende voordracht opgemaakt, welke u hiernevens wordt aangeboden ten einde daaruit de benoeming te doenals1°. Johannes Jacobus Van Ter- tholenalhier; 2°. Pieter Noël te Amsterdam; 3°. Pieter Boezaardt te Hillegom. Aan deze betrekking is eene jaarwedde van ƒ600 verbonden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N®. 80. Leiden2 April 1874. De Commissie van Fabricage heeft aan ons college een voorstel ingediend, dc strekking hebbende om het terrein nabij de Hoogewoerdspoort tot bouwgrond in te richten, waarmede eene afbraak van voormelde poort, aanplemping van een gedeelte der Singelgracht en het leggen van eene nieuwe brug gepaard zouden moeten gaan. Alvorens de zaak hij uwe vergadering aanhangig te maken hebben wij het gevoelen van het Hoogheemraadschap van Rijnland inge- wonnen aangaande de aanplemping der Singelgracht en blijkens dc mede hierbij overgelegde missive van HH. Dijkgraaf en Hoogheemraden bestaat daartegen bij dat college geen bezwaar, mits de daarbij vermelde voorwaar den worden in acht genomen, terwijl tot nadere toelichting in de leeskamer is nedergelegd eene schetsteekening met bijbehoorende memorie van den gemeente-architect. Gelijk in het rapport der Commissie van Fabricage wordt medegedeeld, worden de. kosten geraamd op f 14500 als: voor het ontgraven en tot aan plemping storten van den bestaanden tuingrond, inhoudende 5000 kubieke meters a /0.30, 1500; het aanvoeren van den tot aanplemping noodigen grond, ongeveer 2500 kub. meters a ƒ0.50, 1250; voor de nieuwe Sin- gelbrug, paal- en andere houtwerken met verdere onkosten 4000; voor ijzerwerken 3700voor het plaatsen van een hek langs het plantsoen bestaande uit ijzer-, metsel- en hardsteenwerk 1250voor 120 meters hard- steenen trottoirband a 6, f 720; voor schoeiingen langs de Binnenvest- gracht en den Rijn, te zamen eene lengte hebbende van 112 meters ad ƒ15 ƒ1680; voor onvoorziéns 400.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1