HAIDlLHfill VAN SEN fiHEllTEBUD VAN LEIDEN. 17. INGEKOMEN STUKKEN ter. inzage van de leden nedergelegd. N°. 05. Leiden, 16 Maart 1874. Bij dé in onze banden gestelde voordracht, gedagteekend 9 Maart jl. stellen Burgemeester en Wethouders voor: 1°. opheffing van de boomkweekerij en openbaren verkoop van de zich aldaar bevindende hoornen en gewassen, welke niet voor andere doeleinden benoo- digd zijn; 2°. beschikbaarstelling van ƒ800, ten einde de kweekerij tot bouwterrein te kunnen inrichten 3°. openbaren verkoop van bedoeld terrein onder nader door den gemeen teraad vast te stellen voorwaarden. Met de beide eerstgenoemde voorstellen kunnen wij ons zeer goed ver eenigen, waarbij wij evenwel meenen te moeten opmerken, dat het gelijk maken van den grond als anderszins, waarvan in de rapporten melding wordt gemaakt, ons eenigermate doelloos voorkomt met het oog op de toekomstige bestemming van het terrein j zoodat wij vertrouwen dat de gevraagde gelden zullen worden aangewenddeels tot het dempen van waterdeels «tot ver betering van de aanliggende buurt" zooals de Commissie van Fabricage zich in haar rapport uitdrukt. Omtrent het derde punt van het voorstel zouden wij gaarne de beslissing wenschen te verdagen en in overweging geven om eene nadere voordracht van Burgemeester en Wethouders aangaande de voorwaarden waarop de grond zal worden verkochtaf te wachten. Naar het ons voorkomt zal namelijk wel in geen geval de bewuste grond gratis behooren te worden afgestaandochwanneer deze zienswijze door uwe vergadering mocht worden gedeeld, blijft het toch altijd de vraag of een openbare verkoop wel geraden kan worden geacht, omdat.de mogelijk heid bestaat, dat zich niet onmiddellijk koopers voor dit vrij uitgestrekt terrein zullen opdoen. Het ware, onzes inziens, daarom wenschelijk dat, evenals elders geschiedtde voorwaarden van dén verkoop alsmede de prijs vooraf werden vastgesteld en openbaar gemaakt en dat alsdan de grond werd afgestaan aan de gegadigden, die zich bet eerst aanmelden. Mocht nu een zeker gedeelte gedurende eenigen tijd onbebouwd blijven liggen, dan zoude zulks tot geene noemenswaardige bezwaren behoeven aanleiding te geven. In verband met de vorenstaande opmerkingen wenschen wij aan de aandacht van uwe vergadering te onderwerpen de vraag of de aanplemping van het terrein aan den kant van den singel niet voor rekening van de gemeente zoude behooren te geschieden. Uit een financieel oogpunt maakt het zeker geen verschil of de gemeente zich met dit werk belastdan wel of zulks aan de koopers zal worden opgedragenvermits in het laatste geval de koopsom in evenredigheid zal worden verminderd. Het werk zelve zal echter beter worden verricht, wanneer het uit één hand geschiedt, dan wanneer het aan de koopersal naarmate deze zich aanmeldenbij gedeelten wordt overge laten. Bovendien wordt het aantal gegadigden allicht verminderdwanneer aan den koop zoodanig bezwarende voorwaarden worden verbonden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N#. 08. Leiden, 17 Maart 1874. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders tot openbare verpachting van de opbrengst der Spanjaardsbrug en van het Zijlhek overeenkomstig de overgelegde voor waarden van verpachting. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 69. Leiden17 Maart 1874. In afwachting van den uitslag van het rechtskundig onderzoek naar de verplichting tot het onderhouden van een gedeelte der bestaande riolen, zien wij er geen bezwaar in, dat Burgemeester en Wethouders worden ge machtigd tot een bedrag van 500 te beschikken over de op de begroo ting voor onderhoud en herstellen van riolen uitgetrokken gelden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 50. Leiden, 6 Maart 1874. De Commissie van Finantiën heeft geene bedenkingen tegen het afwijzend praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres van G. J. Boelen, ter bekoming van grond aan den vestwal. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 51. Leiden, 16 Maart 1874. Ten gevolge van het eervol ontslagbij Raadsbesluit van 18 September 1873 verleend aan Mr. W. P. Steenhoff, is de betrekking van Secretaris bij ons College vacant. Ter vervulling van die vacature hebben wij thans de eer u voor te dragen den heer Mr. F. Was, Advocaat alhier. Wij hebben reden om te verwachtendat de heer Was zich eene even- tueele benoeming zal laten welgevallen. Curatoren van het Gymnasium te Leiden, v. d. Brandeler, Voorzitter. A. Kuenen waarn. Secretaris. Aan den Baad der Gemeente Leiden. 1874. N°. 52. Leiden, 13 Maart 1874. Met betrekking tot het verzoek van den schipper J. C. De Munck, ver zoekende vrijstelling van de betaling van gabelgeld voor het gebruiken van het jaagpad langs de Vliet tusschen Leiden en den Leidschendamhebben wij de eer uwé vergadering in de eerste plaats mede te deelen dat aangaande de verlenging van de bij Koninklijk besluit van 3 Februari 1869, n°. 11, verleende concessie tot tolheffing aldaar nog correspondentie wordt gevoerd met de Regeering en dat wij verwachten eerstdaags eene nadere concessie tot heffing volgens het bestaand tarief te zullen ontvangen, als wanneer tot de openbare verpachting zal kunnen worden overgegaan. Wat het bovengenoemd verzoek zelve betreft zij opgemerkt dat bij de voorwaarden van verpachting van de betaling van gabelgeld o. m. zijn vrij gesteld de erkende en nog bestaande volksschuiten tusschen de gemeenten Delft's Gravenhage en Leiden en dat de pakschuit van adressant daaronder niet kan worden gerangschikt. De bedoelde vrijstelling is steeds in de voor waarden van verpachting opgenomen op grond van de daaromtrent bestaande bepalingen ten aanzien van de voormalige beurtschepen en kan derhalve niet tot de overige vaartuigen worden uitgebreid terwijl bij inwilliging van het verzoek ook anderen met diergelijke aanvragen zich zouden aanmelden, zeer ten nadeele van de opbrengst der hier bedoelde gabelgelden. Wij vinden op dien grond alleszins termen u in overweging te geven aan adressant te kennen te geven, dat aan zijn verzoek geen gunstig gevolg kan worden gegeven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudérs, enz. Aan Bdel-Achtbare Heeren Leden van den Gemeenteraad te Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jan Carperé De Munck schipper varende van Leiden op 's Gravenhagewonende te Leiden. Dat hij heeft vernomen dat eerstdaags zal worden overgegaan tot het verpachten van het jaagpad LeidenDelft. Dat zijn collega die mede op den Haag varende is van dat padgeld is vrijgesteldreden waarom hij zich beleefd tot UEd. Achtbare is wendende met nederig verzoek in hetzelfde voorrecht te mogen deelen. 't Welk doende is, UEd. Achtbare onderdanige dienaar, Leiden5 Januari 1874. J. C. De Munck. N°. 53. Leiden, 14 Maart 1874. De heer A. P. M. Yan Oordt verzoekt bij nevensgaand adres in eigen dom te bekomen het aan deze gemeente behoorend terrein buiten de voor malige Wittepoort gelegen onder de gemeente Zoeterwoude. Hoezeer ook genegen om aan het verlangen van adressant te gemoet te komenwanneer zulks met de belangen der gemeente kan worden overeengebracht, kunnen wij geen vrijheid vinden tot afstand van bedoeld terrein te adviseeren. De ligging in de onmiddellijke nabijheid van de gemeente maakt het ter rein in vele opzichten geschikt om eventueel voor gemeentelijke doeleinden te worden gebruikt, terwijl het bovendien bij uitbreiding der grenzen van de gemeente in de eerste plaats in aanmerking zal komen voor het bouwen van woningen, zoodat de gemeente zich in geen geval thans van den eigendom van dien grond zal behooren te ontdoen. Wij geven uwe vergadering alzoo in overweging aan adressant te kennen te geven dat er geen termen bestaan om aan zijn verzoek gunstig gevolg te geven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Heeft de eer te kennen te geven Adriaan Pieter Marie Van Oordt, uit gever en boekhandelaar, wonende te Zoeterwoude, dat hij den eigendom zoude wenschen te verkrijgen van een tegenover zijne woning even buiten de voormalige Wittepoort der gemeente Leiden onder de gemeente Zoeterwoude gelegen perceelkadastraal bekend in Sectie A, dier gemeentenos. 1849 groot 17 roeden, 90 ellen, 1850, groot 51 ellen en 1851, groot 23 ellen, welk perceel in eigendom toebehoort aan de gemeente Leiden. Dat hij dus verzoekt dat uwe vergadering moge besluiten dat perceel aan hem adressant voor een nader overeen te komen som te verkoopen en over te dragen. Zoeterwoude, Maart 1874. A. P. M. Yan Oordt. N°. 54. Leiden, 19 Maart 1874. Ten aanzien van het adres door de leden der vereeniging Bouwkunst en Vriendschap aan uwe vergadering ingediend en opgenomen in de Handelin gen van den Gemeenteraad over 1873 onder n°. 171, bladzijde 45, heeft de Commissie van Fabricage haar advies uitgebracht, hetwelk wij hiernevens overleggen. In verband met het reeds aangewezen terrein geschikt voor het bouwen van woningen en de nog aanhangige plannen van diergelijken aardkunnen wij ons met de strekking van het advies geheel vcreenigen weshalve wordt voorgesteld adressanten in antwoord op hun adres te verwijzen naar het in deze gemeente thans beschikbaar bouwterrein. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 18 Maart 1874. - Bij haar adres dd. October 1873, heeft de vereeniging «Bouwkunst en Vriendschap" alhier zich tot den Gemeenteraad gewend, om de aandacht te vestigen op de bestaande behoefte aan woningen voor den deftigen burger stand in deze gemeente, en op de wenschelijkheid der uitvoering van het op de begrooting voor het jaar 1873 behandelde plan der demping van de 19

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1