het lager onderwijs afgenomen worden. In verband hiermede is het begin
van November de meest geschikte tijd om het schooljaar aan te vangen.
Wel geeft dit eenig ongerief voor de nieuwe leerlingen, die 1° September
aankomenmaar als wij den cursus op dit tijdstip openen zijn de bezwaren
veel grooter, en het is hier, gelijk zoo dikwijls elders, dat men van twee
kwaden het minste heeft te kiezen.
8". De naam der inrichting. Gewoonlijk wordt zij //het vormend onderwijs"
genoemdof vollediger het «vormend onderwijs tot opleiding van onder
wijzers en onderwijzeressen." Zeker een zeer zonderlinge naamdie de
school volstrekt niet van andere inrichtingen onderscheidt. Immers alle
onderwijs, dat goed is, is ook vormend. Langzamerhand zijn dan ook in
de practijk andere namen in zwang gekomen, zij het alleen kortheidshalve,
als «vormschool", «onderwijzers-kweekschool." Mag ik eene keuze doen, dan
geef ik aan de laatste, elders sedert lang gebruikelijke benaming de voorkeur.
9°. De verdeeling van den arbeid. De Gemeenteraad benoemt de onder
wijzers en onderwijzeressen, maar naar mijne bescheidene meening niet voor
bepaalde vakken of bepaalde klassen. Deed hij dit, dan zou alle vrijheid
van handelen ophouden en wenschelijke veranderingen aan zijn oordeel onder
worpen moeten worden. Het is echter niet raadzaam, zaken van dezen aard
in het openbaar te bespreken. Meermalen is het voorgekomen dat eene rui
ling van lessen onder hetzelfde onderwijzend personeel hoogst nuttig gekeurd
werd. Soms is een verdienstelijk onderwijzer in deze of gene klasse niet op
zijne "plaats of is hij in dit of dat vak niet gelukkig; met onderlinge wel
willendheid en eene wijziging in de verdeeling van den arbeid worden der
gelijke bezwaren lichtelijk uit den weg geruimd. Ik zou met feiten mijne
meening kunnen staven en raad daarom zeer aan, onder de controle van
schooltoezicht en dagelijksch bestuur, eenige vrijheid van handelen te laten.
De bedoelde controle is een voldoende waarborg tegen misbruik of willekeur,
en de tijdvoor het opmaken van den rooster bestemdzeer geschikt om
wenschelijke veranderingen ter spraak te brengen.
10° De wijze van toelating en ontslag. Tot heden werden de verzoeken
om toelating van personenniet aan de openbare scholen der gemeente
werkzaamaan mij gericht en daarna door mij aan de beslissing van Bur
gemeester en Wethouders onderworpen. De laatste bepaling was gemaakt
om aan een bij de discussie geopperd bezwaarmogelijke willekeur van den
directeur of achterstelling van het bijzonder onderwijs, te gemoet te komen.
Het komt mij voor dat het bezwaar voldoende wordt opgeheven i wanneer
de directeur, zonder machtiging van Burgemeester en Wethouders den toe
gang niet weigeren mag.
Ik acht het verder hoogst nuttigdat de hulponderwijzers en hulponder
wijzeressen niet geheel vrij in hunne keuze zijn ten aanzien der te volgen
lessen, hier dient althans eenig overleg en een daaruit volgend onderzoek
plaats te hebben. Dit geeft ongezochte aanleiding om den jongeling met
goeden raad ter zijde te staangoeden raaddien hij dikwijls minder noodig
meent te hebbennaarmate hij er grootere behoefte aan heeft.
Het komt mij verder onnoodig voor bij de toelating onderscheid te maken
tusschen onderwijzers van openbare en bijzondere scholen paedagogische
redenen, de eenige, die hier in aanmerking komen, bestaan er, voor zoo
ver ik weet, niet. Bij de kweekelingen is dit iets anders. Zeer ongaarne
zou ik hen tegen den wil van hunnen hoofdonderwijzer op de kweekschool
zien. Dit geeft aanleiding tot botsingendie voor hunne vorming zeer
nadeelig zijn.
Wanneer personen, die geene acte bezitten of niet als kweekelingen op
eene school werkzaam zijn, toelating verzoeken, dan dient op hun verzoek
door Burgemeester en Wethouders beschikt te worden. Dit schijnt noodig
om mogelijke misbruiken te voorkomen.
Ten aanzien van het ontslag is eene bijvoeging niet overbodig. De be
staande bepaling omtrent de getrouwe waarneming der lessen is niet of zeer
moeilijk uit te voeren.
Bij de vaststelling daarvan lag de meening tot grondslag, dat een hulp
onderwijzer een genoegzaam ontwikkeld plichtgevoel heeft en dat in enkele
zeer zeldzame gevallen de gestelde regels uit het oog verloren zouden worden,
zoodat eene bedreiging met kennisgeving aan Burgemeester en Wethouders
en den schoolopziener voldoende zoude wezen om slordigheid te voorkomen.
De meening is, wat de groote meerderheid betreft, juist geweest, maar het
is niet te ontkennen, dat enkele hulponderwijzers van tijd tot tijd nalatig
zijn geweest, hetgeen niet alleen op hunne eigene vorming maar op de ge-
heele klasse ongunstig werkte.
Het is raadzaam in de verordening te omschrijven wat in zulke gevallen
gedaan behoort te worden. Verliezen zij bij herhaling uit het oog, welke
achting zij aan eene inrichting, die in hun belang werkt, verschuldTgd zijn
dan verliezen zij het voorrecht om van de lessen gebruik te maken. Het
behoeft wel niet gezegd te worden dat men tot verwijdering niet zal be
sluiten, indien niet zachtere middelen vruchteloos zijn aangewend.
In overeenstemming met de voorgedragen denkbeelden heb ik de veror
dening van den 26sten Juli 1867 (Gembl. van Leiden n°. 28) omgewerkt.
Ik beveel dezen arbeid, die een van de belangrijkste vraagstukken van den
dag betreft, in uwe welwillende overweging aan. Ben ik hier en daar in het
stellen der artikelen en in de toelichting niet gelukkig geweestik hoop
dat mij de zwakke plaatsen aangewezen zullen wordengaarne zal ik trachten
het gebrekkige te verbeteren en het onvolledige aan te vullen.
De dirigeerende hoofdonderwijzer van
het «vormend onderwijs,"
J. A. Van Dijk.
Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Concept. Verordening regelende het onderwijste verstrekken aan
de hulponderwijzershulponderwijzeressen en kweeke
lingen der lagere scholen te Leiden.
Art. 1. Op de kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen wordt
onderwijs gegeven in de vakkengenoemd in art. 44 der wet van 13
Augustus 18o7 Staatsblad n®. 103), de Fransche, de Engelsche en de
Hoogduitsche taal, de wiskunde, de gymnastiek en het teekenen.
1874.
Art. 2. De kweekschool heeft zes klassen
2 voor mannelijke en
2 voor vrouwelijke kweekelingen;
1 voor hulponderwijzers;
1 voor hulponderwijzeressen.
Waar dit zonder nadeel voor het onderwijs geschieden kanworden twee
of meer klassen vereenigd.
Art. 3. Aan elke klasse wordt wekelijks onderwijs gegeven in:
a. Nederl. taal-, stijl- en letterkunde2 uren.
b. Cijfer-, stel- en meetkunde2
c. Geschiedenis en aardrijkskunde2
d. Natuurlijke historie, natuur- en scheikunde2
e. Paedagogie en schrijven1
Zang2
g. Gymnastiek2
h. Teekenen
De lessen in het FranschEngelsch en Hoogduitsch worden gegeven
naar de behoeften der leerlingen, tot een maximum van wekelijks 11 uren
voor elke taal.
Art. 4. De directie der kweekschool wordt opgedragen aan een der
openbare hoofdonderwijzers.
Art. 0. De directeur wordt benoemd door den Gemeenteraadop voor
dracht van Burgemeester en Wethouders en den Schoolopziener.
Alt. 6. De overige onderwijzers en onderwijzeressen worden benoemd
door den Gemeenteraadop voordracht van Burgemeester en Wethouders
den Schoolopziener en den directeur.
Art. 7. De directeur geniet als zoodanig eene jaarwedde van ƒ500.
Art. 8. Het onderwijs in de nieuwe talen, de gymnastiek en het teeke
nen vvordt gegeven door de daartoe aangewezen leeraren hij de gemeente-
instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. Het honorarium voor
deze lessen is in hunne jaarwedden begrepen.
Art. 9. Voor het onderwijs in de overige vakken bedraagt de wedde
der onderwijzers en onderwijzeressen zooveel maal f 50 'sjaars, als zij aan
de kweekelingen of hulponderwijzeressenen zooveel maal f 75 als zij aan
de hulponderwijzers wekelijks uren les geven.
Art. 10. Jaarlijks wordt vóór 1° November de rooster der lessen, door
den directeur in overleg met de onderwijzers en onderwijzeressen opgemaakt,
aan het oordeel van de plaatselijke Schoolcommissie en den Schoolopziener
onderworpen en door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Art. 11. De directeur regelt met de overige onderwijzers en onderwij
zeressen den aardden omvang en den gang van het onderwijs.
Art. 12. Hij woont de lessen zooveel mogelijk bij.
Art. 13. Hij examineert de hulponderwijzers, bulponderwijzeressen en
kweekelingen, hoofdelijk of klassikaal, wanneer hem dit nuttig voorkomt.
Art. 14. Hij is met de toelating, de administratie en de correspondentie
oeiast.
Art. 15. Hij geeft in de maand November van elk jaar aan Burge
meester en Wethouders verslag van den toestand van het onderwijs in het
,afgeloopen schooljaarden aanleg en de vlijt van de hulponderwijzers
hulponderwijzeressen en kweekelingen. Hij zendt een afschrift van dit
verslag aan de plaatselijke Schoolcommissie en den Schoolopziener.
Art. 16. De kweekelingen worden toegelaten na afgelegd examen,
waaruit blijken moet, dat zij genoegzaam voorbereid zijn om bet onderwijs
te volgen.
Art. 17. De directeur bepaalt welke lessen elke kweekeling bijwonen moet.
Art. 18. De hulponderwijzers en hulponderwijzeressen, die van het on
derwijs gebruik willen makenrichten hun verzoek om toelating tot den
directeur en overleggen met hem, welke lessen zij volgen zullen.
Art. 19. Kweekelingen van bijzondere scholen mogen tot het admissie-
examen toegelaten wordenop verzoek van het hoofd der schoolop welke
zij geplaatst zijn.
Art. 20. Heeft de directeur bezwaren tegen de toelating, in de beide
voorgaande artikelen bedoeld dan onderwerpt hij die aan de beslissing van
Burgemeester en Wethouders.
Art. 21. Op verzoeken om toelating van personen, die geene acte be
zitten en ook niet als kweekeling werkzaam zijnwordt door Burgemeester
en Wethouders beschikt.
Art. 22. Allen die de lessen bezoeken zijn verplicht daarvan getrouw
gebruik te maken.
Art. 23. Zijn zij door ziekte verhinderddan geven zij daarvanvóór
den aanvang der eerstvolgende leskennis aan den directeur.
Art. 24. Wenschen zij om andere redenen afwezig te blijven, dan vra
gen zij hem om verlof.
Art. 25. Nemen zij bij herhaling het bepaalde in de beide voorgaande
artikelen niet in acht, dan worden zij op voorstel van den directeur en
met goedvinden van den Schoolopziener door Burgemeester en Wethouders
van de kweekschool verwijderd.
Art. 26. Wenschen zij eene of meer der lessen niet langer bij te
wonen, dan geven zij daarvan kennis aan den directeur. Deze onderwerpt
het verzoek aan de beslissing van Burgemeester en Wethouders en den
Schoolopziener.
Art. 27. Kweekelingen, die zich onbehoorlijk gedragen, worden ver
wijderd, voor eene Jes door den onderwijzer die de les geeft; voor eenige
lessen door den directeur; voor altijd door den Burgemeester.
Art. 28. De boeken en verdere leermiddelen worden aan de kweekelin
gen der openbare scholen van wege de gemeente verstrekt. Van kweeke
lingen, die de school verlaten, voordat zij eene acte als hulponderwijzer
of hulponderwijzeres verkregen hebbenkan hetgenè zij ontvangen hebben
teruggevorderd worden.
Art. 29. In de maand October worden de kweekelingen in tegenwoor
digheid van Burgemeester en Wethouders en den Schoolopziener geëxami
neerd. De leden van den Gemeenteraad en van de plaatselijke Schoolcom
missie worden tot de bijwoning van dit examen uitgenoodigd.
10