INGEKOMEN STEKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
stadhuis het tooneel was. Zal nu onze burgerij in de gelegenheid gesteld
zijn gedurende het gansche jaar, hetzij voor niet, hetzij tegen eene geringe
betaling, het museum te bezoeken, dan zal de toeloop op 3 October van
zelf minder groot worden.
De Voorzitter. Door den laatsten spreker werd gewag gemaakt van
de wanordelijke tooneelen, die wel eens op 3 October op het raadhuis
waren waargenomen. Het is zoo, het was hier wel een spelletje geworden
maar in den laatsten tijd heeft men daar een einde aan gemaakt. Nu
moeten er kaartjes worden gehaald om toegang tot het museum te verkrij
gen. Dat getal beliep op den laatsten gedenkdag van Leidens ontzet meer
dan 6000 en toch is alles ordelijk afgeloopen.
De heer Van Heukelom. Het was volstrekt mijne bedoeling niet om
eènig verwijt, tegen wien ook, te richten. Integendeel, aan het Dagelijksch
Bestuur komt alle eer toe voor de wijze, waarop het deze zaak laatstelijk
heelt behandeld.
De heer Verster. Om gevolg te kunnen geven mijnheer de Voor
zitter aan uw voornemendat ik gaarne ondersteunom de bezichtiging der
schilderijen in de Lakenhal ook op den derden October kosteloos open te
stellen, zal de vermelding van dien datum uitdrukkelijk in de verordening
dienen te worden opgenomen. Geschiedt dit niet, dan zal m. i. aan uw
voornemen geen gevolg mogen worden gegeven. Ik wil evenwel de beslis
sing daaromtrent aan die leden dezer vergadering overlatendie rechtsge
leerden zijn. Vinden zij daartegen geen bezwaar, dan zal ik mij naar hun
oordeel voegen.
De Voorzitter. Ik acht het niet noodzakelijk dat de 3de October
bepaald in de verordening worde opgenomen, omdat ik geloof dat wij den
toegang op dien dag wel kunnen vrijstellen.
De heer Wttewaall. Mijnheer de Voorzitter! Zooals u bekend is,
was ik tegen den vrijen toegang op den 3den October, omdat eene massa
van meer dan 6000 raenschen elkander verdringt, en, zooals het gebouw
tegenwoordig is ingerichtlangs slechts eene trap op en af moetterwijl
eene kunstbeschouwing op die wijze voor niemand van eenig nut kan worden
geacht. Bovendien veroorzaakt die massa volk veel stof, dat voor schil
derstukken altijd nadeelig is. Men vergete daarbij niet, dat wij ook schil
derijen bewaren die ons in bruikleen zijn afgestaan, waarvoor men dubbel
moet waken. Ook nu verklaar ik mij om bovengemelde redenen tegen de
vrije toelating op 3 October.
De Voorzitter. Ik zou het zeer betreurenals wij in deze verordening
den vrijen toegang op Zondag niet zouden opnemen. Ook op 3 October
behoort de toegang vrij te zijn. Hoe groot het getal bezoekers ook laatst
wareis er niets onbehoorlijks geschieden de menschen waren zeer tevre
den. Ik geloof dat het niet noodig is den 3den October bepaaldelijk in
de verordening op te nemen; maar men kan tegen den 3den October aan
kondigen dat bet museum dien dag kosteloos zal kunnen worden bezichtigd.
De heer Bijleveld. Ik laat het daarof het wenschelijk is den
3den October den toegang tot het museum kosteloos te verleenen, maar
dit meen ik te moeten opmerken dat, zoo zulks wordt verlangd, dit uitdruk
kelijk in de verordening moet worden bepaald. Ik vereenig mij te dien
opzichte geheel met de bedenking van den heer Verster. Er bestaat toch
geen bevoegdheid om eene verordening naar willekeur dezen of genen dag
buiten werking te stellen.
De heer Goudsmit. Ik ben het met den heer Bijleveld volkomen eens
datals de dag van 3 October niet in de verordening wordt opgenomen
het onmogelijk zijn zal op dien dag den toegang vrij te laten. Ik zie er
te minder bezwaar in om den 3den October in de verordening op te nemen
omdatnu de toegang des Zondags vrij zal zijnhet bezoek op 3 October
van zelf veel minder zal wezen.
De Voorzitter. Zoo men van oordeel is dat het volstrekt noodzakelijk
isdan wil ik gaarne in art. 1 onder de vrije dagen ook den 3den October
opgenomen zien.
De heer Wttewaall. Ik moet nog opmerkendat de vrije toegang op
3 October door de Commissie met opzet is weggelaten, omdat men nu des
Zondags van 12 tot 4 uren het museum kosteloos zal kunnen bezichtigen;
besluit evenwel de meerderheid van de leden het museum van schilderijen
op 3 October open te zettendan moet dit in het reglement worden opge
nomen.
De heer Goudsmit. Ik blijf bij mijn gevoelendat van den 3den Octo
ber in het artikel moet worden melding gemaaktdaar men anders dien
dag geen vrijen toegang kan verleenen.
De heer Bijleveld. Ik blijf er op aandringen dat de toegangsprijs op
25 centen worde gesteld en ik stel dit als amendement op het artikel voor.
Dat amendement wordt niet voldoende ondersteund en komt alzoe te ver
vallen.
Alsnu wordt het eerst de verordening op de heffing, met inlassching van
den 3den October en met behoud van den toegangsprijs van 10 centen,
in stemming gebracht en aangenomen met 20 stemmen tegen 1die van
den heer Le Poole.
Vervolgens komt in behandeling de verordening op de invordering.
De heer Van Outeren. Is hetb. v. voor vreemdelingen wel duidelijk
tot wien men zich moet wenden om toegang te erlangen en de verschuldigde
gelden te voldoen?
De Voorzitter. Dat zal uit de aankondiging van het museum kunnen
blijken. Ingevolge de straks gevoerde discussie stel ik nu voor de woorden
«-of diens gemachtigde" uit het artikel te doen vervallen.
Hierop wordt het eenig artikel en daarna de geheele verordening aange
nomen met algemeene steramen.
XI. Voordracht tot vaststelling van een reglement voor bovengemeld
museum.
(Zie Handd. 50, n°. 185.)
De heer Goudsmit. In art. 1 zal achter «-Zondags"nu ook moeten wor
den opgenomen ven den 3den October."
De Voorzitter. Dat ligt in den aard der zaak.
Art. 1 wordt met die wijziging aangenomen met 19 stemmen tegen 1,
die van den heer Le Poole. De heer Lezwijn had de vergadering verlaten.
Artt. 2 tot 5 worden zonder discussie goedgekeurd.
1878.
Vervolgens wordt het reglement in zijn geheel aangenomen met 19 stem
men tegen 1die van den heer Lé Poole.
XII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1873
(kosten voor de herstelling van het behangsel in de raadzaal).
(Zie Handd. 50, n#. 186, en 49 n°. 186*.)
Wordt zonder beraadslaging aangenomen met algemeene stemmen.
XIII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1873 (kosten der brand-
bluschmiddelen).
(Zie Handd. 49, n°. 188 en 188*.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XIV. Suppletoire staat van begrooting (ontvangsten en uitgaven voort
vloeiende uit het beheer over de bezittingen der voormalige gasthuizen).
(Zie Handd. 48; n°. 178, en 49, n°. 178*)
De heer Eigeman. Onder de uitgaven staat aangegeven«-Onderhoud
van de Stads-Apotheek." Is dat wel juist, en zou deze aanwijzing voor
de toekomst geene verwarring kunnen veroorzaken Om deze te voorkomen
zou ik willen lezen«/Onderhoud van de gebouwenbehoorende aan de Gast
huizen waarin de Stads- of Gemeente-Apotheek gevestigd is". Deze woor
den beantwoorden meer aan het doel van deze regeling.
De Voorzitter. Ik geloof dat de bedoeling zeer duidelijk is, maar er
bestaat volstrekt geen bezwaar om aan het verlangen van den heer Eigeman
te voldoen en Burgemeester en Wethouders nemen dus de door hem ver
langde verduidelijking over.
Hierop wordt de staat met algemeene stemmen goedgekeurd.
XV. Voordracht tot het verleenen van afschrijving of restitutie van plaat
selijke directe belasting.
(Zie Handd, 49n°. 192.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XVI. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1873.
Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
N°. 193. Leiden, 21 November 1873.
Met 1 Januari van het volgend jaar zal dé termijn van het ten aanzien
van de levering der faecale stoffenverzameld volgens het Liernurstelsel
met den heer J. C. Van de Blocquerij Jr. te Heemstede, krachtens raads
besluit van 30 Maart jl. gesloten contract zijn verstreken.
De Commissie van Eabricage is reeds sedert eenigen tijd met den tegen-
woordigen pachter over eene vernieuwde verpachting in overleg getreden en
heeft als resultaat van de gevoerde onderhandelingen aan ons college doen
toekomen een concept-contract, hetwelk hierbij wordt overgelegd.
Gelijk uwe vergadering bekend zal zijn heeft de heer Van de Blocqerij
in deze zijne betrekking met het gemeentebestuur steeds de meeste redenen
tot tevredenheid gegevenzoodat de aflevering der faecaliën bij voortduring
zonder eenige stoornis heeft plaats gehad.
Wij zijn dan ook met de Commissie van Eabricage van oordeel dat in
de gegeven omstandigheden alleszins termen zijn om de faecale stoffen
wederom onder de hand te verpachten, te meer nu de pachtprijs met /"0.10
per 100 kilogrammen is verhoogd en de pachter genoegen heeft genomen
met de bepaling dat het gemeentebestuur bevoegd zal zijn de verzamelde
faeces ook aan anderen te verkoopen mits tegen geen minderen prijs dan
10 percent boven de overeengekomen pachtsom, eene voorwaarde die in
geval van eene Jbelangrijke stijging van den prijs der faecaliën voor de
gemeente van uitnemend belang moet worden geacht.
De pachttermijn wordt voorgesteld tot 1 Mei 1876 en zulks op grond
dat het voorjaar het meest geschikt is om eene eventueele nieuwe verpach
ting te doen ingaan, terwijl in art. 13 aan den pachter de bevoegdheid
wordt toegekend om na het verstrijken van den pachttermijn de overeen
komst met 12 maanden te verlengen, mits de pachtsom met f0.10 per 100
kilogram verhoogende, welke bepaling in alle opzichten billijk is te achten.
Eindelijk hebben wij gemeend de waarborgsom van /"200 in het thans
geldend contract te moeten doen vervallen. Met het oog op de ondervin
ding van twee jaren en de in het contract opgenomen bepalingen betrek
kelijk de aflevering en de betaling schijnt het deponeeren van een zeker
bedrag als waarborg eenigermate overbodig, terwijl bovendien in dat geval
alweder kapitaal aan de nijverheid wordt onttrokken.
Wij geven u alzoo in overweging tot de voorgestelde verpachting, behou
dens de goedkeuring van het gewestelijk bestuur te besluiten overtuigd dat
zoodanig besluit in alle opzichten zal strekken in het financieel belang der
gemeente en tot bevordering van een meer algemeen gebruik van de hier
bedoelde faecaliën als meststof. De heer Van de Blocquerij toch heeft door
het nemen van eene proeve met deze bemesting en met de herhaalde open
baarmaking van de daarvan verkregen gunstige resultateneen aanvang
gemaakt tot oplossing van den bij vele deskundigen bestaanden twijfel omtrent
de waarde dezer stoffen en van de heerschende vooroordeelen tegen haar
gebruik. Het welslagen van eene dergelijke onderneming is eene eerste
vereischte voor eene meer algemeene toepassing van het Liernurstelsel
zoodat het van het meeste belang is te achten dat die loffelijke pogingen
ook van gemeentewege zooveel mogelijk worden ondersteund.
Aau den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
66