Leiden, 8 October 1873. Geven met verschuldigde achting te kennen de ondergeleekenden, com missarissen der Leidsche Bouwvereeniging, dat zij op het onbebouwde terrein, gelegen op de Oude Vest lusschen het voormalig Nosocomium Academieum en da Lange Lijsbetsleeg wenschen te bouwen eenige burger- en arbeiderswoningen (volgens een nader over lo leggen plan) en dat zij hiertoe den kosteioozen afstand van bovenvermelden grond van uwe ver gadering verzoeken, 'tWelk doende enz., Commissarissen der Leidsche Bouwvereeniging, Aan den Raid der ij. Heynsius, Voorz. Gemeente Leiden. C. J. Leembruggen, Secr. Leiden, 20 October 1873. Bij het in onze handen gestelde adres van HH, Commissarissen der leidsche JBouwvereeniging wordt da kostelooze afstand gevraagd van bel plein naast het gewezen Nosocomium Academicum, ter bebouwing, vol gens een nader over te leggen plan, met eenige burger- en arbeiders woningen. Aangezien dal pleintje ongeschikt is verklaard om er eene openbare school te plaatsenzijn wij van meening de goede bedoeling van adres santen te moeten ondersteunen, en wei omdat: 1°. behoefje bestaat aan burger- en arbeiderswoningen; 2®. ter voorziening daarin geeq bouwgrond in de gemeente beschikbaar is, en 3®. nief alleen eene nuttige bestemming wordt gegeven aan het thans nutlelooze pleintje, maar door nette bebouwing de missUnd zaj ophou den, dien liet nu in de buurt te weeg brengt. Dat de vooropgestelde behoefte bestaal, Ijjdt wel geen tegenspjaak. Alle overgebleven sloppen en poorten zijn toch in de laatste jaren met woningen voor den arbeidenden stand aangevuld, en in weerwd daarvan blijven de huurprijzen stijgen, hetgeen evenzeer het geval is met die van kleine burgerwoningen, terwijl de meer en meer plaats hebbende splitsing der huizen in beneden- en bovenwoningen ten bewijze strekt van de toenemende behoefte. liet bouwen in de stad aan te moedigen vooral in den door adressan ten bedoelden zin, achten wij dus zaak, en zien geen kans daarin pp andere wijze te slagen, dan door den kosteioozen afstand van grond. Zulks le meer op plaatsen als de hierbedoelde, waar de wijze van aanvulling der onooglijke opening lusschen bestaande gebouwen in geen onverschillige zaak is en het de bevordering geldt der loffelijke pogingen van eene Bouwvereeniging, die zich niet beweegt op het speculatie-gebied, maar zich ten doel stelt vooral nuttig werkzaam te zijn. Terwijl wij derhalve gaarne lot den kosteioozen afstand zullen mede werken, zouden wij hel ongeraden achten, tot het nemen eeper beslissing in dien zin door den raad le adviseerenvóór dat het nader over te leggen bouwplan, met kadastrale leekening, zullen ingediend zijn, en vóór dal door de verzoekers zal opgegeven zijn, binnen hoeveel tijd met het werk aangevangen en binnen welken lermjjn het geheel uitgevoerd kan zijn; als wanneer het eerst mogelijk zal wezen de voorwaarden te bepalen, welke noodwendig tegenover den kosteioozen afstand van den grond dienen gesteld le worden. Ons advies luidt overzulks, om in beginsel den kosteioozen afstand van het gevraagde plein toe le zeggen, doch het besluit lot den eigen lijken afstand afhankelijk le maken van een nader goed te keuren bouwplan en van nader daaraan le verbinden voorwaarden. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders N°. 184. Leiden, 6 November 1873. Wy hebben de eer uwe vergadering mede te deelen dat eerlang de verbouwing van de benedenlokalen der Lakenhal zal zijn voltooid en dat alzoo een aanvang zal kunnen worden gemaakt met de rangschikking der schilderijen en oudheden bestemd om in het stedelijk Museum aldaar le worden bewaard en ten toon gesteld. üe niet onbelangrijke kosten welke met de inrichting van de Lakenhal lot Museum zijn verbonden geweest, zoomede de voor het onderhoud noodige uitgaven leveren, onzes inziens, voldoenden grond op om van de bezoekers eene geringe bijdrage ter tegemoetkoming van die kosten te vorderen. Ten einde evenwel een iegelijk in de gelegenheid le stellen het Museum te bezichtigen, komt het ons wenscbelijk voor dal de toegang gedurende een dag per week en wel des Zondags zonder betaling worde opengesteld. In overleg met de Commissie voor de bewaring van voor werpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschie denis der kunst, hebben wij dientengevolge de navolgende verordeningen ontworpenwelke wij aan uwe vergadering hiernevens ter vaststelling aanbieden, ten einde deze aan de goedkeuring des konings le onderwerpen. De Raad der gemeente Leiden, Gezien de arll. 232—236', 238, 240 en 254 der wet van 29 Juni 1853 (Slbl. n°. 85), gewijzigd bij de wet van 7 Juli l865(Slbi. n°. 79); Besluit vast lo stellen dc navolgende verordeningen op de heffing en invordering van gelden voor het bezichtigen van het stedelijk Museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal. Verordening op de heffing. Eenig artikel. Ieder persoon die liet stedelijk Museum wensclil te bezoeken, betaalt, met uitzondering van de Zondagen als wanneer de toegang zonder beta ling is opengesteld een bedrag van tien cents. Verordening op de invordering. Eenig artikel. De gelden voor het bezoeken van hel stedelijk Museum worden door den gemeente-ontvanger of diens gemachtigde ingevorderd en aan de gemeentekas verantwoord. De toegang wordt niet verleend dan nadat de verschuldigde gelden zijn voldaan. Gedaan enz. Tol toelichting z\j het voldoende op te merken dat de entréeprijsonzes inziens, niet wel op een hooger bedrag dan van f 0.10 per persoon kan worden gesteld. Een hooger tarief zoude vermoedelijk ten gevolge hebbendat het bezoek op de werkdagen aanmerkelijk wordt beperkt en zich voorname lijk tot de Zondagen jat bepalen, terwijl eek mei het nog op de vele vreemdelingen welke vooral gedurende de zomermssnden deze gemeente bezoekenhel te verwachten is dat de opbrengst niet onaanzienlijk zal wezen. Aan den Gemeenteraad. Rwgemeertar en Wethouders, enz. N°. 185. Leiden, 6 November 1873. Ter voldoening aan art. 8 van de Verordening van den 16den Augus tus 1866, (Gemeenteblad n°. 20) tot regeling der werkzaamheden van de oommiame voor de bewaring van voorwerpen, van waarde of belang rijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst, hebben wjj een reglement ontworpen, regelende de wijze van de dagen waarop de kunstvoorwerpen van het Museum in de Lakenhal door het pubkek zullen kunnen worde» bezichtigd. Nn het Museum eerlang geheel in gereedheid zal zijn gebracht, nemen wij de vrijheid bedoeld ontwerp-reglement hiernevens aan uwe vergade» ring ter vaststelling aan le bieden. REGLEMENT regelende de wijze en de dagen waarop de kunstvoorwerpen van het stedelijk Museum in de Laken hal door het publiek zulten kunnen worden beuehtigd. Art, J. De verzameling van schilderijen en oudheden zal op alle werk dagen geopend zijn van des voormfddags 10 tot des namiddags 4 uren en des Zondags van 's middags 12 tot 4 uren. Des Zondags wordt de verzameling gratis voor het publiek opengesteld terwijl op de overige dagen 10 cents per persoon zal moeten worden betaald. Art. 2, In liet Museum zal een concierge aanwezig zijn bij wien zij die het Museum verlangen te bezichtigen, zich behooren aan le melden. Art. 8. De bezoekers zyn verplicht zich te onderwerpen aan de voor schriften welke ten aanzien van de wijze van bezichtiging aan den con cierge door de commissie zijn verstrekt. Art. 4. In het museum mag niet gerookt worden. Art. 5. kinderen en jongelieden beneden 16 jaren worden alleen ia gezelschap van meer bejaarde personen toegelaten. De Commissie voor de bewaring van voorwerpenvan waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst. V. i>. Branoeler, Voorzitter. Aan den Gemeenteraad. W. 3. C. Rammelman Elsevier, Secretaris. N°. 186. Leiden, 6 November 1873. In uwe vergadering van 27 December jl. werd besloten liet gobelins- behangsel in de raadzaal le doen herstellen, en te dien einde vastge steld een slaat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst f872, tol een bedrag van f500, zijnde de kosten voor bedoeld herstel benoodigd. Vermits dit werk niet is kunnen worden voleindigd vóór den afloop van het dienstjaar 1872, kon over dat bedrag niet worden beschikt en zal, nu het werk gereed is, dc betaling moeien geschieden uit de be groeting voor het loopende jaar. Wij bieden u alzoc ter vaststelling aan een staat van af, en over- schrijving, dienst 1873, strekkende om eene som van f&00 uftdenpost voor onvoorziene uitgaven over te brengen op hoofdst. I afd. U art. 5, volgn. 63. »Koslen van het onderhouden en schoonhouden van het ge bouw of vertrek bestemd voor de vergaderingen van den Raad en van Burgemeester en Wethouders, milsgaders voor de secretarie (der gemeente." Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. N°. ISff. Leiden, 6 November 1873. Naar aanleiding van hel bepaalde bij art. 2 der verordening yap 10 Augustus 1866 (Gemeenteblad n". 29) tot regeling der werkzaamheden van de Commissie voor de bewaring van voorwerpen, van waarde pfhe- langr'ijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst, hebben wij de eer ter vervulling van de vacalure jn die commissie ontstaan door het vertrek uil de gemeente van den heer mr. S. C. Snellen van Vollenhoven, aan uwe vergadering hiernevens de volgende yoordracht aar) le bieden ter benoeming van één lid uil de ingezetenen, als: 1°. Mr. C. W. Hubrccbt. 2°. Dr. G. D. J. Schotel. Do Commissie voornoemd, V. d. Brandeler, Voorzitter. W. J. C. Rammelman Elsevier Secretaris, Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2