Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Voldoende aan UEd.-Achtb. uitnoodiging van 13 dezer, n°. 1771, om te dienen van bericht en raad omtrent het verzoekschrift van den heer Dr. W. P, Weebers, om continuatie in zijne betrekking als Stads-Doctor, hebben Diakenen der Nederduitsch Hervormde Gemeente alhier, de eer UEd.-Achtb. te berichten: dat bij genoemd college geen bezwaar is gemaakt om genoemden heer de gevraagde continuatie te verleenen. Na»ens Diakenen voornoemd Leiden, 16 September 1873. G. J. Cobts, Voorzitter. C. Kooïker Secretaris. Leiden, 34 September 1873. Mrn Regenten van de Roomsch-Catholijke Armen alhier, antwoordende op UEds Achtb. apostille van den I3en September jl., n°. 1771, geleidende het afschrift van het verzoek van den heer Dr. W. P. Weebers, vragende om continuatie zijner betrekking als Stads-doctor, hebben bij deze de eer te berichten: dat bij het College voornoemd geenerlei bedenkingen bestaan tegen de inwilliging van adressants verzoek. Namens Mrn Regenten voornoemd. Aan den heere Burgemeester der De Regent-Secretaris. Gemeente Leiden. A. H. Hessels. Leiden, 36 September 1873. ■Op -uw verzoek tot berieht en raad op het in onze handen gestelde ver zoekschrift van den Stads-Doctor W. P. Weebers, om bestendiging in zijne betrekkinggeven Armverzorgers der Israëlitische Gemeente u te kennen dat hunnerzijds geene zwarigheid bestaat om adressants verzoek in te willigen. Armverzorgers der Nederl. Israliët. Gemeente te Leiden Aan HH. Burgemeester en J. E. Goudsmet, Voorzitter. Wethouders te Leiden. S. A. Andreson, Secretaris. N°. 157. Leiden, 22 September 1873. De heer Kapitein eerstaanwezend ingenieur te 's Gravenhage heeft ons medegedeeld dat door Z. E. den minister van oorlog eene uitbreiding is bevolen van de kazerne aan de Morscbpoort alhier, ten behoeve van 100 manen dat ten einde daaraan gevolg te gevenblijkens het opgemaakt ontwerp, een gedeelte van de stadstimmerwerf ter breedte van ongeveer 15 meters daarvoor dringend wordt vereischtmet verzoek om den afstand aan het rijk van bedoeld terrein zoo mogelijk te willen bevorderen. Zooals uwe vergadering uit (iet hierbij overgelegd rapport van de Commissie van Fa bricage zal ontwarenkan een gedeelte van de stadstimmerwerf zonder eenig bezwaar aan het terrein der kazerne worden aangetrokkenzoodat wij u in overweging geven om overeenkomstig voormeld advies te besluiten. Reeds sedert geruimen tijd heeft zich de behoefte doen gevoelen aan vergrooting dezer kazerne ennaar het ons voorkomtis het voor de ge meente van het meeste belangdat de door de militaire autoriteiten in deze ontworpen maatregelen ook van gemeentewege zooveel mogelijk worden ondersteund. Het voorstel van de Commissie van Fabricage strekt, om een nader op te meten gedeelte van de stadstimmerwerf bij het kadaster bekend onder Sectie B, n®. 82, 83 en 8itter breedte van ongeveer 16 meters, kosteloos ten gebrnike aan het rijk af te staan onder dezelfde voorwaarden als bij overeenkomst van 29 December 1860 zijn vastgesteld. Deze overeenkomst was een uitvloeisel van het koninklijk besluit van 6 Augustus van genoemd jaarwaarbij de minister van oorlog werd gemachtigd om van de gemeen tebesturen die de aan de gemeente toebehoorende gebouwen met de daar aanwezige meubelen als anderszins tot militair gebruik wilden afstaande bedoelde gebouwenmeubelen enz. kosteloos "in gebruik over te nemen onder bepaling dat de alzoo bij proces-verbaal overgenomen gebouwen enz. gedurende den tijd dat zij bij de militairen in gebruik zijn, door en voor rekening van het rijk zouden worden onderhoudenhersteld en verbeterd eu dat zoodra de in gebruik overgenomen gebouwen enz.door den minister van oorlog niet meer voor de militaire belangen noodig worden geoordeeld zij aan de gemeentebesturen worden teruggegeven in den staat waarin zij zich op dat tijdstip bevindenzonder dat bet rijk noch de gemeente eenige vordering zal mogen doen wegens aangebrachte verbeteringen of herstellin gen of wel wegens de verminderde waarde. Uit de voorgestelde bepalingen blijkt het overigens in verband met de overgelegde schetsteekening voldoendeop welke wijze men de uitbreiding van de kazerne wenscht te doen plaats hebben. In de eerste plaats is daarbij gezorgd voor eene behoorlijke verlichting en ventilatie in de soldatenkamers en voor eenig uitzicht naar de zijde van het Galgewater, zonder dat daardoor wat het gebruik van de stadstimmer werf betreft, hinder of overlast is te wachten. Nu het kazernegebouw slechts eene diepte of breedte van 13 meters beeft, i3 het een noodzakelijk vereischte dat aan beide zijden lichtramen worden aangebracht, waardoor geventileerd kan worden, te meer dewijl ook naar de zijde van de bestaande kazerne de binnenplaats zeer smal is. De sub 4° vermelde bepaling wordt voorgesteld in verband met een plan om later dit gedeelte van het bestaand magazijn in te richten tot een wapenmagazijnwaartoe het bij uitstek geschikt isen zulks ter vervanging van het tegenwoordig wapenmagazijn in de Smidssteeg, hetwelk als zoodanig veel te wenschen overlaat. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, den 19 September 1873. De Commissie van Fabricage nam in overweging het voorstel om aan het rijk in gebruik af te staan een gedeelte van de stadstimmerwerf op het Galgewaterom te worden verbouwd en ingericht ten dienste der kazerneering ter vergrooting van de kazerne aan de Morscbpoort. Volgens dat voorstel, waartoe betrekking hadden de missives van den heer Kapitein eerstaanwezend ingenieur te 'sHage, van den 31 en Januari en den 13en September dezes jaars n°. 20 155zou naar aanleiding der missive van den heer Burge meester van den 5en Februari n°. 94eene strook gronds van de opene plaats en bet gebouw ter lengte van ongeveer 15 meters over de geheele breedte van den muur aan bet Galgewater af tot aan de belendende gebouwen in de Galgstraat worden ingenomen welke gedeelten van het magazijn en van den tuin naar het oordeel der Commissie zonder hinder of bezwaar voor de ge meente kunnen worden gemistmits onder voorwaarde dat eene behoorlijke afscheiding voor rekening van het rijk geschiedt, overeenkomstig de door genoemden kapitein-ingenieur voorgestelde wijzebestaande in de volgende bepalingen 1°. dat de ingang tot bet magazijn vrij blijft en de afscheiding geschiedt door een muur, hoog twee meters boven den beganen grond; 2°. dat de bovenkant van den «nderdorpel der ramen in de begane grondsverdieping van het nieuw te maken gebouw naar de zijde van de bui- tenwerf achttien decimeters boven den beganen grond van de werf gelegen zij en deze ramen worden voorzien van ijzeren traliën met één decimeter onderlinge tusschenruimte en verder evenals alle overige ramen van een vast onder- en een beweegbaar bovenraam; 3°. dat de ramen op de eerste verdieping met den bovenkant banner onderdorpels gelegen zyn één meter boven den vloer der verdieping en dus 65 decimeters boven den beganen grondmaar niet van traliën voorzien 4®. dat de afscheiding binnen bet gebouw of magazijn van het 'overig gedeelte geschiedt door een muur, opgetrokken tot onder bet dak en tegen de binnenzijde der dakvlakken aansluitende. Onder die voorwaarden heeft de Commissie derhalve geene 'bedenking tegen den gevraagden afstand van een nader op te meten gedeelte -van de stadstimmerwerf, bij bet kadaster bekend onder sectie B, n°. 82, 83 89, ter breedte van ongeveer vijftien meters, onder dezelfde voorwaarden, waarop bij de overeenkomst van 29 December f860 de overige militaire gebouwen aan het rijk in gebruik zijn afgestaan: dat wanneer de militaire gebouwen niet meer voor de militaire belangen noodig zullen worden geoordeeld of dat zij in vredestijd door bijzondere omstandigheden gedurende één jaar niet door militairen worden bezet, alsdan weder aan de gemeente «uilen worden overgegevenen wel in dien staat waarin zij zich op dat tijdstip zullen bevindenzonder dat van de gemeente eenige vergoeding zal kannen worden gevorderd, wegens aangebrachte ver beteringen of herstellingen, hoe ook genaamd, evenmin als van het rijk wegens de verminderde waarde. Aan H. H. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. Leiden, 27 September 1873. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om ten behoeve van de voorgenomen vergrooting van de kazerne aan de Morscbpoort een gedeelte van de stadstimmerwerf aan het rijk af te staan heeft bij onze commissie, tot geene bedenkingen aanleiding gegevenzoodat wij uwe vergadering in overweging gevèn dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 158. Leiden, 25 September 1873. Blijkens een schrijven van HH. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 16/23 September jl; n°. 30/1, heeft dat college het wenschelijk ge acht thans uitvoering te geven aan nrt. 7 der wet van 4 December 1873 (Staatsblad n°. 134) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, waarbij wordt voorgescbreverf dat in iedere gemeente waar dit door de Gedeputeerde Staten wordt bepaald, bet Gemeentebestuur verplicht is eene gelegenheid in te richten tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten en dat Gedeputeerde Staten tevens l^velen of zoodanige inrichting van duurzamen dan wel van tijdelijken aard zal zijn. Door voormeld college is in beginsel aangenomen dat gemeenten wier zielental meer dan 5000 bedraagtbehooren te worden aangewezen voor de oprichting van zoodanige inrichting van duurzamen aardalthans voor zooverre niet locale omstandigheden dit vooralsnog minder noodzakelijk doen achten. Vermits deze gemeente niet kan worden beschouwd als te behooren tot die voor welke eene exceptioneele regeling gewettigd zoude wezenachten Gedeputeerde Staten ten deze voorgelicht door den heer .Inspecteur voor bet geneeskundig Staatstoezicht het noodigdat alhier eene inrichting van den bovenbedoelden aard duurzaam aanwezig zij en hebben ons dien tengevolge uitgenoodigd om tot het nemen van de noodige maatregelen en voorzieningen zoo spoedig mogelijk over te gaan. Ingevolge bovenvermeld besluit van Gedeputeerde Staten zien wij ons verplicht andermaal eene voordracht in te dienen van gelijke strekking als die van 7 April jl.welke in uwe vergadering van den 18den d. a. v. werd verworpenen u alzoo in overweging te geven om te besluitendat een gedeelte van het Caecilia-Gasthuis zal worden bestemd voor de afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten. In voorkomende gevallen zal namelijk het geheele gebouw daarvoor niet behoeven te worden gebruikt, aangezien de béide zalen in het achterge deelte voor dit doel voldoende zijn, welke lokalen thans reeds, gelijk bij ons rapport van 11 September jl. betrekkelijk den voormaligen binnenvader van het Gasthuis aan uwe vergadering werd medegedeeld, voor de even- tuëele verpleging van eholeralijders in gereedheid zijn gebracht. Bovenbedoelde lokalen zijn eenigermate afgezonderd van het overige ge deelte van het gebouw en zijn door een afzonderlijken ingang toegankelijk, terwijl dit laatste kan blijven dienen voor de indeeling van militiens, het geneeskundig onderzoek der openbare vrouwen en andere doeleinden en tevens als woning van den voormaligen binnenvader en van den overge bleven kostkooper of provenier, ingevolge uw besluit van 18 September jl. Ingeval uwe vergadering zich met deze voordracht mocht kunnen veree nigen dan zal aan de Gedeputeerde Staten in antwoord op hunne boven aangehaalde missive worden geschreven dat de noodige localiteit van het voormalig Caecilia-Gasthuis voor de afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten bij voortduring is aangewezen en ingericht, ten einde daarin die lijders kunnen worden opgenomen, voor wieu bij lieer- scbende epidemiën geene ruimte in het Akademisch ziekenhuis beschikbaar mocht wezen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. VERBETERING. Blad 49, blz. 4. kol. 1, N®. 151, regel 20, staat: leerarenleeslesuren. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2