HANDELINGEN VAN BEN «1NTEBMD VAN LEIBEN. 38. INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. r N#. 123**. Leiden, 11 September 1873. In hunne missive van 31 Juli II. doen Burgemeester en Wethouders het voorstel omlettende op den hoogst gebrekkigen toestand van de rioleering in de Marendorpsche achtergracht en omliggende buurtentot eene tweede toepassing van het Liernurstelsel, en wel in de genoemde buurten, te be sluiten. De kosten aan die nieuwe toepassing verbonden, worden geraamd op f 60000ofschoon aanvankelijk slechts aan uwe vergadering wordt voorgesteld ƒ3000, voor het opmaken der vereischte plannen en bestekken toe te staan. Ofschoon prija stellende op de belangrijke mededeelingenvervat in de missive van Burgemeester en Wethouders en het daarbij gevoegde rapport der Commissie van Fabricageaarzelen wij tochzoo lang meer volledige gegevens ontbrekenuwe vergadering eene gunstige beschikking op het gedane voorstel aan te raden. Dat bij den tegenwoordigen toestand onzer financiën alle voorstellenwaaraan belangrijke geldelijke uitgaven verbonden zijn, met meer dan gewone zorg behooren te worden overwogen, zal uwe vergaderingvooral nu zij kennis heeft genomen van de concept-begrooting voor 1874, zeker minder dan ooit betwijfelen. Eene belangrijke bron van inkomsten, de winst voor de gasfabriek, dreigt langzamerhand op te droo- gen, terwijl het kapitaal der gemeente, in de laatste jaren reeds aanmer kelijk verminderd, nu is teruggebracht tot eene som, zelfs op verre na niet meer voldoende om al de verbindtenissen te dekkenwelke de gemeente reeds heeft aangegaan. Leiden zal alzoo in de toekomst bijna uitsluitend moeten rekenen op de opbrengst der belastingen, zijn aandeel in het per soneel daaronder begrepenen aan eene belangrijke vermeerdering van die opbrengst valt in de eerste tijden niet te denken. Eer men alzoo een nieuwen stap doet op den «eg, welke tot aanzienlijke uitgaven leidt, mag de vraag of het mogelijk zijn zoude die uitgaven zooal niet te vermijden dan toch te beperkenzeker wel met den meesten ernst overwogen worden. En dat het aanhangige voorstel zeer groote kosten na zich moet slepen, hieraan valt niet te twijfelen aj geldt het dan ook maar eene tweede zeer beperkte proeve met het Liernurstelselen al blijven wij dus van het eigenlijke doel, de algemeene en volledige toepassing van dat stelsel, door eene Snancieële kloof gescheidenaan het dempen waarvan zelfs nog niet kan worden gedacht. De kbsten van deze tweede proeve ramen Burgemeester en Wethouders op ƒ60000, maar de Commissie van Fabricage, aan wel ker rapport hun college die raming ontleent, voegt aan hare bepaling van de onkosten de veelbeduidende woorden toe, dat de tegenwoordige duurte van alle materialen»dat bedrag nog aanmerkelijk kan doen stijgen." Eene kostbare ervaring van vele jaren heeft den Baad reeds lang geleerd in welken zin dergelijke woorden behooren te worden opgevat. Dit kapitaal van minstens 60000 zal voorshands niet alleen geen rente afwerpenmaar leiden tot nieuwe uitgavenin den vorm van exploitatie kosten. Immers de inkomsten van het Liernurstelsel dekken ook maai de dagelijksche uitgaven niet. 't Is waar hierin kan en zal allicht verbcte- tering komenmaar de ongunstige uitkomstente Amsterdam verkregen behooren ons toch tot voorzichtigheid te stemmen. Dat de resultaten hier veel beter zijn dan in de hoofdstad, erkennen wij dankbaar, maar zoolang men voor- den verkoop der faecaliën van enkele personen afhangt, kan men niet zeggen dat een geregelde afzet tegen een prijs, met de waarde der stollen in overeenstemmingreeds verkregen is. Misschien komt men spoedig tot dat gewenschte resultaat; maar wie durft het verzekeren? Ons hoofdbezwaar tegen het voorstel van Burgermeester en Wethouders ligt intusschen in de omstandigheid dat mendoor nood gedrongende tweede proeve van het Liernurstelsel wil ondernemen onder voorwaarden, welke zoo ongunstig mogelijk zijn. Immers de hoofdreden waarom de in komsten nu zelfs de exploitatiekosten niet kunnen dekken, ligtindeti kleinen omvang van de eerstgenomen proeve. Konde men de tweede proeve aan de eerste verbindendat wil zeggen kon men het reeds vroeger gemaakte netwerk van buizen en riolen eenvoudig in den omtrek uitbreidenhet voorstel zou ons dan in velerlei opzichten toelachen. Men zou dan toch -de opbrengst aanmerkelijk vergrootcn zonder noemenswaardige vermeerdering van exploitatiekostenen het uitzicht zou bestaanniet alleen dat men die kosten dektemaar ook dat er eene kleine rentevergoeding werd verkregen van het voorgeschoten kapitaal. Maar nu men de tweede proeve zal nemen in een geheel ander gedeelte van de gemeente; nu men voor die tweede proeve eene geheel eigen exploitatie zal behoeven en men dus, in plaats van de tegenwoordige wanverhouding tusschen inningskosten en opbrengst op te heffendie wanverhouding zal gaan verdubbelen nu verliest de tweede proevejuist die eigenaardigheidwelke haar in ons oog aanbevelenswaardig zoude maken. Wil dit nu zeggen dat wij uwe vergadering aanraden de tegenwoordige rioleering in <Sjle Marendorpsche achtergracht en omliggende buurten een voudig te bestendigen? Allerminst; mochten wij al aan iets dergelijks heb ben kunnen denkende ernstige waarschuwing door bestuurders der vereeni- ging tot verbetering van de volksgezondheid te Leiden in hun adres van 15 Augustus 11. uitgcspi okenzou voor ons reeds eene voldoende reden zijn om van die gedachte terug te komen. Maar het komt ons voor, dat eer de Raad de tweede schrede zet op een weg, «-elke tot uitgaven leidt, welke wij zelfs niet kunnen ramen, maar die in elk geval hoogst aan zienlijk zullen zijn hij niet enkel bevoegd maar ook verplicht is te onder zoeken of het door allen gewenschte doel niet op minder kostbare wijze te bereiken is dan nu wordt voorgesteld. Tot dergelijk onderzoek bestaat te meer aanleiding omdat het genoeg bekend isdat men tegenwoordig van een geheel ander stelsel te Groningen, 'sGravenhage en vooral te Delft, resultaten verkrijgt, welke zeer velen ook uit een financieël oogpunt bij uitstek gunstig achten. Wij zullen ons natuurlijk over deze geheel technische kwestie geen oor deel aanmatigen en allerminst tusschen het Liernurstelsel en dat hetwelk te Delft gevolgd wordt, beslissen. Ons standpunt is eenvoudig dit, dat eer wij ons bevoegd achten uwe vergadering het kostbare voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te bevelener zekerheid moet bestaan dat het gewenschte doel niet op minder kostbare wijze te bereiken isen dergelijke zekerheid missen wij geheel. 1873 Op grond van al het bovenstaande wenschen wij dus uwe vergadering in overweging te geven het voorstel van Burgemeester en Wethouders voorloopig aan te houden en inmiddels aan ècnc commissie van drie leden de taak op te dragen, haar voor te lichten omtrent de resultaten, finan- cieële en anderewelke het stelsel van rioolreinjging te 's Gravenhage en te Delft aangenomen, oplevert, als ook over de meerdere of mindere wen- schelijkbeid om van dat stelsel in deze gemeente eene proeve te nemen. Eene aanbeveling aan deze commissie om haar rapport zoo spoedig mogelijk uit te brengen, ware misschien niet overbodig. Immers hoe eer men tot het herstel der riolen aan de Marendorpsche achtergracht kan komen, hoe beter het zijn zal. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 125*. Leiden, 11 Septemper 1873., In onze handen werd ten fine van praendvies gesteld het schrijven van de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap alhier betiekkelijk eene overdracht van de klok der Hooglandsche kerk met hare huizing aan de Hervormde gemeente, vergezeld van het daaromtrent door Burgemeester en Wethouders uitgebracht rapport. Na aandachtige overweging van alle tot deze zaak betrekking hebbende stukken verracenen wij ons met de conclusie van laatstgenoemd rapport in allen deele te kunnen vercenigen. In de eerste plaats zijn wij, evenzeer als Burgemeester en Wethouders, van oordeel, dat de bewering als zoude de afbraak van het klokkenhuis en de wegneming van de klok in strijd zijn met de bepaling van het 6de addit. artikel der staats-regeling van 1798, niet wel als juist kan worden aange nomen. De daarin voorkomende woorden: »staande ten allen tijde onderderzelver beheering en onderhoud" hebben zeer zeker aan de burgerlijke gemeenten de last opgelegd om de haar in eigendom overgedragen klokken en hui zingen te onderhoudendoch die verplichting tot onderhoud moet beschouwd worden als een onmiddellijk gevolg van de eigendomsoverdracht en op te houdenzoodra de gemeenten zich van dien eigendom ontdoen. Had de staats-regeling van 1798 de bedoeling gehad door de Geraeente- Cotnmissie onderstelddan zoude zulks met zoovele woorden moeten zijn uitgedrukt. Thans kunnen, onzes inziens, de bovenaangehaalde woorden in redelijken zin niet wel anders worden opgevat dan dat men daarmede heelt willen te kennen geven dat, nu de klokken aan de burgerlijke gemeenten in eigendom werden overgedragen, haar onderhoud voortaan niet meer zoude komen ten laste var, de kerk. Wat nu verder betreft het aanbod van de Gemeente Commissie om aan de eigendomsoverdracht te verbinden eene uitkeering van f 800 tot herstel van de huizing der klok en een kapitaal van ongeveer f2000 ter voorziening in het jaarlijksch onderhoud, ook dit voorstel achten wij onaannemelijk. Terecht werd dan ook door Burgemeester en Wethouders in hun schrijven van 30 Mei jl. opgemerkt dat de aanneming van zoodanig voorstel geheel in strijd zoude zijn met de bedoeling van den Raad toen hij bij de vast stelling van de begrooting voor dit jaar besloot met de Gemeente-Commissie onderhandelingen aan te knoopen, ten einde van de bezwarende onderhouds- last te worden bevrijd, en, zoo die onderhandelingen tot geen gewenscht resul taat mochten leidenden toren te doen sloopen. Wij vermeenen met de mededeeling van het bovenstaande te kunnen vol staan in de overtuiging dat deze quaestie genoegzaam is toegelicht en in allen deele rijp om door uwe vergadering te worden beslist, zoodat overeen komstig de voordracht in overweging wordt gegeven aan de GcmeeDte- Commissie te schrijven dat de Raad bezwaar maakt haar aanbod aan tc nemenmaar alsnog bereid is de klok der Hooglandsche kerk met hare huizing aan de Hervormde gemeente af te staan, zonder uitkeering van de door haar voorgestelde tegemoetkoming in de onderhoudskostenen dat wanneer zij daarmede geen genoegen mocht nemen tot de afbraak zal worden overgegaan. Intusschen kon één lid onzer Commissie zicli niet in alle opzichten met deze conclusie vereenigen. Naar zijn oordeel brengt de billijkheid mede dat bij eene overdracht van de klok aan de Hervormde gemeente worde aan geboden de som van ƒ800, welke vereischt wordt voor het herstel van de buizing en zulks op grond dat dit herstel reeds ten vorigen jare noodig werd geacht, aangezien daarvoor op de door Burgemeester en Wethouders ingediende begrooting voor het loopende jaar gelden waren uitgetrokken terwijl er overigens ook, zijns inziens, geen termen bestaan om aan bet tweede gedeelte van het aanbod der Gemeente-Commissieuitkeering van een kapitaal ter voorziening in het jaarlijksch onderhoud gunstig gevolg te geven, zoodat bij eene zoodanige overdracht de burgerlijke gemeente in allen gevalle het voordeel zoude genietenvoortaan van alle onderhoudslasten bevrijd te wezen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N°. 120*. Leiden, 11 September 1873. Door Burgemeester en Wethouders is aan uwe vergadering een voorste; ingediend, strekkende om den prijs van het gas met ƒ0,50 per duizend kubieke voeten te verhoogen op grond dat, ten gevolge van de duurte van de steenkolende gasfabriek een aanmerkelijk mindere winst zal opleveren dan de gemeentekas tot dus verre mocht genieten. In het rapport wordt medegedeeld dat die winst over 1873 vermoedelijk zal bedragen f 34000, en over 1874 slechts 16000, en dat het daardoor te ontstaan verschil tusschen ontvangsten en uitgaven der begrooting moet worden vereflend door de opbrengst van rle gasfabriek te vermeerderen door middel van verboo ging van den gasprijs. Het beginsel waarop dit voorstel steunt kunnen wij niet afkeuren. Even zeer als een particulier, wanneer de productiekosten stijgen, den prijs der producten zijner onderneming zal verhoogenten einde eene normale winst te kunnen genieten, moet de gemeente in het onderwerpelijk geval hare toevlucht tot zoodanigen maatregel nemen, zoolang althans de gemeenteraad blijft volharden bij het tot dusverre gehuldigd systeem. Is alzoo inderdaad de toestand van dien aard als door bet Dagelijkscli Bestuur wordt voorgestelddan zal wel tot de voorgedragen verhooging behooren te worden overgegaan. Behoedzaamheid zij evenwel in deze aanbevolen. Het geldt toch hier een maatregel alleen ten doel hebbende vermeerdering van winst, voort-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 1