De heer De Fremery. Eindelijk heeft de Commissie nog onderzocht de geloofsbrieven van den heer H. Y. C. Stoffels, welke in volkomen orde zijn bevondenwaarom zij mede adviseert tot toelating van dien heer. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter bedankt de Commissie voor de door haar volbrachte taak. II. Verzoek van Mr. C. G. Van Sandick en van P. M. Brutel de la Rivière en andere bewoners van het Gerecht, betrekkelijk eene wegneming van de aldaar geplaatste boomen. (Zie Handd. 30 en 33, n". 118 pn 118*). De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot behandeling van deze zaak, zal moeten plaats hebben eene herstemming over het daarbij gedaan voorstel van den heer Van Outeren, waarover in de vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt. De heer Van Onteren had toen voorgesteld te besluiten onmiddellijk over te gaan tot rooiing der bedoelde boomenterwijl Burgemeester en Wethouders voorgesteld hadden die rooiing later te doen plaats hebben, in het najaar, als wanneer zij meer geld zullen kunnen op brengen bij den verkoop. Plet eerst moet dus herstemd worden over het voorstel van den heer Van Outeren. De heer Van Hettinoa Tromp. Mijnheer de Voorzitter! Naar aan leiding van het nieuw ingekomen adres van den heer Brutel wensehte ik wel eene enkele opmerking in het midden te brengen. Het is mij namelijk nader gebleken, dat van de zes onderteekenaren van het eerste adres van den heer Brutel de la Rivière, er drie niet als eigenaren bekend staan van de door hen bewoonde perceelen op het Gerecht, maar daarvan slechts ge bruikers zijn, waaronder in de eerste plaats de heer Brutel de la Rivière. Het is nu de vraagof die adressanten wel recht van spreken hebben en of als het van zooveel belang is dat de panden die zij bewonen niet benadeeld worden door rooiing van boomenniet de eigenaren dier panden zich hadden moeten opponeeren tegen het verzoek van den heer Van Sandick? Vooral geldt die vraag den heer Brutel zeiven, die twee jaar op die plaats eerst woonachtig is en zeer tijdelijk dat 'pand bewoont. De eigenaar zelf heeft stilgezwegen en nu gaat het, dunkt mij, niet op, in het tijdelijk belang van een bewonerden naburigen eigenaar met een voortdurenden last te bezwaren. De Voorzitter. Alvorens over de zaak zelve te beraadslagen moet, zooals ik reeds zeideherstemd worden over het voorstel van den heer Van Outerenwaarover in de vorige zitting de stemmen hebben gestaakt. Daarna zal ik op de vraag van den heer Tromp een antwoord kunnen geven. Ik breng dus het voorstel van den heer Van Outeren in omvraag. De heer Van Hettinga Tromp. Maar moet dan niet eerst beslist worden de vraag of de boomen zullen gerooid worden, al dan niet? De Voorzitter. Neen, die vraag zal straks behandeld worden, maar eerst moet nu beslist worden over de vraagofzoo besloten wordt tot rooiingdit nugelijk de heer van Outeren wensehteof later zal geschieden. De heer Hartevelt. Ik begrijp nog niet recht, waarover wij nu moe ten stemmen. Hoe kunnen wij beslissen of de boomen nu of later zullen gerooid worden, terwijl nog niet is uitgemaakt of zij zullen gerooid worden. Dat vat ik niet. De Voorzitter. Ik heb het toch zeer duidelijk gezegdgelooi ik. Er moet gestemd worden over de vraag ofals de boomen gerooid worden dit nu of later zal geschieden. Het schijnt wel vreemd, dat erken ik, maar het is een gevolg van den loop der beraadslagingen in de vorige ver gadering. Toen was door Burgemeester en Wethouders voorgesteld de rooiing te doen plaats hebben in het najaar, en op dat voorstel werd door den heer Van Outeren een amendement voorgesteld om die rooiing nu te doen geschieden. Over dat amendement staakten de stemmenen daarover moet dus in de eerste plaats worden herstemd. De heer Bijleveld. Ik wil niet trachten, mijnheer de Voorzitter, op nieuw discussie uit te lokken over het voorstel van den heer Van Outerenomdat de beraadslagingen daarover in de vorige vergadering zijn gesloten en reeds stemming heeft plaats gehad, maar aangezien ik in die vergadering niet tegenwoordig was, wensehte ik wel het voorstel te hooren voorlezen. Dit zal ook kunnen strekken om verwarring in opvatting te voorkomen. Voor mij ligt wel het verslag van het in de vorige zitting verhandeldemaar, gelijk bekend is, is dat niet officieel. De Voorzitter laat den Secretaris voorlezing doen van het amendement van den heer Van Outeren. De Voorzitter. Ik breng dus nu in stemming dat amendement, strek kende om de rooiing te doen plaats hebben nu. De heer Verster. Maar dan moet daarna nog beslist worden of de boomen zullen worden gerooid? De Voorzitter. Ja, zeer zeker. Het amendement van den beer Van Outeren, waarover in de vorige zitting de stemmen hebben gestaakt, wordt, in hoofdelijke om vrage gebracht alsnu verworpen met 13 tegen 3 stemmen. Vóór stemden: de heeren Tromp, Krantz en De Fremery. De Voorzitter. Er is dus beslist datzoo besloten wordt de boomen te rooiendit geschieden zal niet numaar later. Er zijn twee nadere adressen ingekomen, een van den heer Van Sandick en een van den heer Brutel. Dat van derj heer Brutel is reeds in het verslag opgenomendat van den heer Van Sandick zal worden voorgelezen Dat adres luidt als volgt: »Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mr. C. G. Van Sandick, bewaarder der hypotheken enz. te Leiden. Dat hij, na kennis genomen te hebben van het tweede verzoek aan den Raad der gemeente Leidenvan den hooggeleerden heer PM. Brutel de la Rivière, zich verpligt ziet zich andermaal tot UEd. Achtb. te wenden. De heer Brutel de la Rivière vraagt nu aan den Raad om slechts twee boomen te doen vallen, indien er beslist mogt worden dat er boomen zullen vallen. Dat de boom die ZHGel. op het oog heeft, even hinderlijk, zoo niet de hinderlijkste is.voor het licht op zijn kantoor. Dat toen de adressant zijn eerste verzoek aan den Raad rigttehij in het huis zijn kantoor nog niet gevestigd had, en het hem toen reeds toescheen dat hij te weinig licht zoude hebbenmaar dat hij nu door de ondervinding daarvan in alle opzigten de zekerheid heeft gekregenzoo zelfs dat de kadastrale werkzaamheden by kans ondoenlijk zijndoor het weinig en zoo dikwijls afwisselend licht, als de zon tusschen de bladeren doorschijnt. Dat hij bij den aankoop van een huis voor zijn kantoor voornamelijk gelet heeft op den stand voor hetzelve in een stad zoo uitgebreid als deze, en op de geschiktheid] voor zoo'n groot mi belangrijk archief, waar weinig huizen voor geschikt zijnj speciaal om het daaraan verbonden kadastraal archief, en dan gelooft hij dat hij het publiek gebaat heeft, door in het midden der stad dit huis te hebben gekozen. Dat hij vertrouwt, dat UEd. Achtb. dit wel in aanmerking zullen willen nemenbij het andermaal overwegen van zijn verzoek. Dat de stralende zomer-zonne-warmtezooals de heer Brutel de la Rivière zich uitdrukt in zijn laatste verzoek niet den geheelen dagmaar slechts hoogstens vijf uur daags gedurende weinige maanden van het jaar hinderlijk kan zijn, terwijl men dan van zonneblinden kan gebruik maken, die het voorregt hebbenom slechts de zon af te sluiten als het noodig isen de bewuste boomen, zooals zij voor zijn huis geplaatst zijn, gedurende een half jaar altijd het licht benemen en daarenboven het voetpad en de stoep steeds ontreinigen door het vallen der bladeren en doordien dezelve in het midden van het voetpad geplant zijnwaarin zich bij regens aan weerszijden der boomen plassen vormenomdat de grond daar lager is. Dat hij nog niet eens gewagen wil van de donkerheid die steeds op de boven-voorkamers van het huis heerscht, vooral opmerkelijk als de zon het huis verlaten heeft. Het is op deze gronden en die in zijn vroeger adres vermelddat hij UEd. Achtb. beleefdelijkmaar tevens zoo dringend mogelijk eerbiedig ver zoekt, dat het UEd. Achtb. moge behagen de drie boomen voor zijn huis staande te doen vallen. Leiden 19 Augustus 1873. Van Sandick." De Voorzitter. Ik geloof dat de quaestie nu van alle zijden genoeg zaam is toegelicht. Verlangt nog iemand het woord Zoo nietdan zal ik in rondvraag brengen eerst of de boomen zullen vallen. Wordt dit toestemmend beslistdan zal ik laten beslissen de vraag of er 2 of 3 boo men zullen vallen. Het voorstel tot rooiing van boomen op het Gerecht wordt in omvraag gebracht en verworpen met 13 tegen 3 stemmen. Vóór stemden: de heeren Tromp, Krantz en De Fremery. De Voorzitter. Door deze beslissing vervalt de vraag of er 2 dan wel 3 boomen zullen gerooid worden. Ik zal echter zorg dragen dat de heer Van Sandick zooveel licht verkrijgt door uithakking der boomendat hij wel tevreden zal zijn. III. Verzoek van H. J. Hertog c.s., dat langs de sloot tegenover hunne woningen buiten de voormalige Rijnsburgerpoort van gemeentewege een gemetselde walmuur moge worden gemaakt. (Zie Handd. 32, n°. 125.) Hierop wordt met algemeene stemmen afwijzend beschikt. IV. Staat van af- en overschngving op de begrooting, dienst 1873. Kosten voor de herstellingen aan den stadhuistoren enz. (Zie Handd. 32 en 33, n°. 127 en 127*.) Deze wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. V. Staat van af- en overschrijving alsvoren. Kosten voor het aanleggen en bijhouden der registers van den burgerlijken stand. (Zie Handd. 33, n°. 128.) Deze wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. VI. Verzoek van N. J. Visscher, om eervol ontslag als onderwijzer der le klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse, voor jongens. (Zie Handd. 34, n°. 185.) Met algemeene stemmen wordt dit eervol ontslag verleend. VII. Rekening van ontvangst en uitgaaf der gemeente, over het dienst jaar 1872. (Zie Handd. 33, n#. 130.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. (De leden van het Dage- lijksch Bestuur onthielden zich van mede-stemmen.) De heer van Wensen verlaat de vergadering. VIII. Rekeningen over 1872, van: a. het R. C. Armbestuur; b. het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis1 c. de Plaatselijke Schoolcommissie d. Vrouwen Kraammoeders. (Zie Handd. 33, n°. 131—134.) Al deze rekeningen worden achtereenvolgens met algemeene stemmen goedgekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2