HANDELINGEN VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
INGEKOMEN STUKKEN,
ter inzage van de leden nedcrgelegd.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
N°. 118. Leiden, 10 Juli 1873.
Het behaagde uwe vergadering de voordracht door Burgemeester en Wet
houders en de Commissie van Financiën in de zitting van 30 Juni jl. inge
diend, strekkende om tot de inschrijving in de geldleening ten behoeve van
den aanleg van den spoorweg LeidenWoerden overeenkomstig het Raads
besluit van 18 November jl. over te gaan, aan te houden, en het Dagc-
lijksch Bestuur uit te noodigen om de noodige pogingen in het werk te
stellen ter bekoraing van meerdere zekerheid dat de verbinding van de
nieuwe spoorbaan met den Hollandschen IJzeren Spoorweg alhier voldoende
zal zijn en het doorloopend rechtstreeksch verkeer tusschen beide wegen
voor personen, goederen enz. werkelijk zal worden verkregen.
Op onze uitnoodiging hebben daarop HH. concessionarissen bij missive
van 9 Juli jl. cene schetsteekening ingezonden, waarop de aansluiting van
den ontworpen spoorweg met den Hollandschen nabij deze gemeente is aan
gewezen zooals die aan Z. E. den Minister van binnealandsche zaken ter
goedkeuring is aangeboden. Tevens hebben concessionarissen daarbij ver
klaard dat het vervoer van reizigers enz. van den aan te leggen spoorweg
naar die van andere spoorweg-ondernemingen in de nabijheid, waarvan sprake
is in art. 26 der concessie, inderdaad zal geschieden per spoorweg en niet
op andere wijze. De brief van concessionarissen wordt met de teekening
hierbij overgelegd.
Naar het ons voorkomt is de geprojecteerde aansluiting voldoende en stel
len wij u mitsdien voor om wanneer zulks naar uw oordeel mede het geval
mocht wezen, aan de inschrijving de voorwaarde te verbinden dat de aansluiting
in hoofdzaak zal moeten overeenkomen met die welke op de bedoelde schets
teekening is aangewezen. Overigens schijnt de pertinente verklaring van
concessionarissen omtrent het vervoer per spoorweg ten aanzien van dit
punt voldoenden waarborg op te leverenzoodat er, met het oog op de
discussiën in de zitting van 30 Juni jl., geen bezwaar kan bestaan om thans
tot de inschrijving over te gaan. Onder verwijzing naar onze voordracht
van 25 Juni jl., nemen wij alzoo de vrijheid u in overweging te geven het
Dagelijksch Bestuur de daarvoor vereischte machtiging te verleenen onder dc
voorwaarden in die voordracht en hierboven ten aanzien van de aanslui
ting vermeld.
Ten slotte rneenen wij uwe aandacht te moeten vestigen op de voorwaarde
sub n°. 3 in de vergadering van 18 November jl. vastgesteld, luidende
als volgt//dat wanneer de benoodigde scm niet in aandeelen zal kunnen
worden geplaatst, maar de uitgifte van obligatiën noodig zal blijken, de
gemeente bevoegd zal wezen hare inschrijving in aandeelen geheel ofgedeel-,
telijk te verwisselen in eene inschrijving van obligatiën." Het is ons geble
ken dat deze voorwaarde bij enkele belanghebbenden tot misverstand heeft
aauleiding gegeven, als zouden ten gevolge van dc daarbij door dé gemeente
voorbehouden bevoegdheid dc overige inschrijvers ecnigermate kunnen worden
benadeeld. Kennelijk werd evenwel deze voorwaarde op onze voordracht
aan dc inschrijving verbonden alleen met het doel om duidelijk te consta-
teeren dat de gemeente evenzeer als de overige inschrijvers bevoegd zoude
wezen zich aan de leening te onttrekken, wanneer het benoodigd kapitaal
op de in de statuten bepaalde wijze niet mocht worden verkregenen
tevens om daarbij uit te drukkendat de gemeente genegen was in dat geval
de onderneming door de inschrijving voor een zeker bedrag aan obligatiën
te steunen.
Ten einde nu te voorkomen dat de totstandkoming der zaak ten gevolge
van min of meer gegronde bezwaren worde vertraagd, schijnt eene wijziging
der redactie van voormelde voorwaarde wenschelijkopdat de bedoeling
daarvan aan geen twijfel onderhevig zij.
Wij stellen n daarom voor die voorwaarde aldus vast te stellen: »dat
wanneer de benoodigde som niet in aandeelen zal kunnen worden geplaatst
de gemeente zich de bevoegdheid voorbehoudt hare tegenwoordige inschrij
ving terng te nemen, blijvende zij intusschen ook dan nog bereid om bij
eene eventuëele obligatieleening van de maatschappij voor het geheel of
een gedeelte van het oorspronkelijk ingeschreven bedrag daarin deel te nemen.
De Commissie van Financiën, enz. v Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 113. Leiden, 7 Julij 1873.
Mrn. Regenten en Vrouwen Begentessen van het Armbestuur en het
Wees- en Oudeliedenhuis der lloomsch Catholijken alhier hebben bij deze
de eer UEd. Achtbaren eene voordracht aan te bieden van twee dames ter
dezer stede woonachtig, tot het doen eener nieuwe keuze voor de betrekking
van Begentesse dier Instelling, vacant geworden ten gevolge van het over
lijden van mevrouw de weduwe G. H. IJsselsteyn geb. Quant, en wel
1. mevrouw Josephina Elizabeth Borzo,. echtgenootc van den heer Dominicus
Antonius Schretlenen 2. mevrouw Geertruida Antonia Petronella Peters
weduwe van den heer Johannes Adrianus Gabriel Proot.
Het Collegie voornoemd
De President, C. II. Van den Bergp.
De SecretarisA. G. Hessels.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.