Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen, A. J. Van Mannekus, dat hij voor zijn nieuw gebouwd woonhuis langs den singel tusschen den Zoeterwoudschen weg en de Naakte sluis een stoep wenschte te leggen, overeenkomstig met eene vóór de huisdeur aangebrachte zerk, welke geheel of gedeeltelijk op den vorigen berm langs de sloot is geplaatst. De onzekerheid echter daarvan noopt hem, ten einde mogelijke moeijelijk- heden te voorkomendaarin den Baad bovengenoemd te kennen. 't Welk doende, Leiden, 23 Juni 1873. A. J. Van Manneküs. Leiden, 2 Juli 1873. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van A. J. Van Mannekus te berichten, dat er bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om op gemeentegrond vóór zijn nieuw gebouwd huis aan den singel tusschen den Heerenweg en de Naakte sluis, onder de gemeente Zoeterwoude gelegente leggen een stoepmits op aanwijzing en onder toezicht van rooimeesters niet meer dan vier decimeters op gemeentegrond uitspringende. Aan H. H. Burgemeester en De Commissie van Fabricage, enz. Wethouders. N®. 108. Leiden 5 Juli 1873. Bij uwe missive van den 23 Juni 11. wordt ons gevoelen gevraagd, ten aanzien van het daarbij gevoegd concept-reglement voor de Bank van Lee ning, ingediend door de Raadscommissie ad hoe den 30 Mei dezes jaars. Wij hebben de eer dienaangaande te berichten dat wij bedoeld ontwerp met zorg hebben overwogenen dat dit onderzoek ons meer en meer ten volle heeft overtuigd, dat de wijze, waarop voortaan de Bank van Leening hier ter stede zal worden beheerd, gelijk wij dit vroeger te kennen gaven, in strijd zal zijn met het algemeen belang en met dat der gemeente. Nu deze onze bezwaren, door den vorm van een ontworpen reglement, ons nog meer aanschouwelijk zijn gewordendurven we eene schrede verder gaan en aarzelen wij niet te verklaren, dat wij naar onze, trouwens zeer feilbare meening, nog tot deze andere overtuiging zijn gekomen, dat én de uitvoering van het laatst genomen raadsbesluit, en de invoering van het daarop geschoeid reglement tot moeijelijkheden aanleiding zullen geven, die ten slotte aan de opheffing der Bank de voorkeur zullen doen gevenboven hare voortzetting onder den druk der vele onoverkomelijke bezwaren, die niet zullen uitblijven. Deze onze zienswijze kan en wij willen het wenschen mag later blijken een gevolg te zijn geweest van overdreven bezorgdheid omtrent de door den Baad aangenomen beginselen van het aanstaand beheer der Bank; maar naar het oordeel ook van den kassier, een ambtenaar die gedurende 36 jaren met oplettendheid de werking der Bank heeft gadegeslagen is de nu vastgestelde reorganisatie zoo ingrijpende en zoo moeijelijk in praktijk te brengendat hij zich met de taakdie hem daarbij zou worden opge legd niet zal kunnen belasten. Het onderwerp, dat ons thans bezig houdt is te gewigtig, en onze be trekking tot de Bank tot nu toe ons te waard, dan dat wij niet gaarne zonden hebben willen medewerkenom in den bestaanden toestandwij erkennen het, zeer noodige verbeteringen te brengen. Maar eene omme keer, als waartoe de gemeenteraad besloot, kan ons niet anders leiden dan tot den waarlijk welgemeenden wenschdat onze opvolgers moed en kracht zullen hebben, om de invoering voor te bereiden en de uitvoering tot stand te brengen van al wat, in overeenstemming met dat besluit, ten deze zal worden vereischt. Wij vleijen ons dat de vrijmoedige uiteenzetting van deze onze meening niet zal worden aangemerkt als eene beoordeeling slechts van de in de raadsvergadering van 15 Mei jl. genomen beslissing noch als eene ontwijking van uwe opdragt, om ons gevoelen te doen kennen omtrent het ons toege zonden concept-reglement; want wij erkennen dat, behoudens enkele beden kingen van zeer ondergeschikt belang, dit concept geheel en al op het raadsbesluit past en het ons met den besten wil onmogelijk zou zijn ge weest, op die beslissing beter sluitende reglementaire bepalingen in overwe ging te geven. Ons medelid mr. J. Van Outerendie destijds verhinderd werd kennis te nemen van de schrifturen, die door de Commissiën ten deze zijn gewis seld, en evenzoo aan de beraadslagingen daarover deel te nemen, erkent met ons de moeielijkhedendie de nieuwe, zeer aanstaande regeling der bankaangelegenheden zoo voor de leeners als voor de beleeners zal doen ontstaanen heeft zich met den inhoud van dit ons schrijven vereenigd. Commissarissen der Stads Bank van Leening, Stoffels, President. A. Montagne Jz.fd. Secretaris. Aan IIH. Burgemeester en Wethouders dezer gemeente. Zij heeft de eer u tc raden die goed te keuren: in ontvang ad f 3378.30J. in uitgaaf ad f 2472.28; alzoo opleverende een batig saldo Van f 906.02' onder bepaling, dat daarvan verantwoording zal behooren te worden gedaan in de later op te maken liquidatie-rekeningmitsgaders van hetgeen is aan gewezen als nog te ontvangen of te verhalen, ten beloope van f 384.15. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 111. Leiden, 8 Juli 1873. Op het hierbij overgelegd adres van M. Van Gelderen, om tegen 1 Au gustus e. k. te worden ontslagen als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor onvermogendenhebben Burgemeester en Wethouders de eer u te be richten dat daartegen bij hen na het advies van den betrokken hoofdonder wijzer te hebben ingewonnengeen bezwaar bestaat. Zij raden u mitsdien aan adressant tegen genoemd tijdstip een eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mozes Van Gelderenhulp onderwijzer aan de openbare school n°. 2 voor onvermogeiiden alhier; dat hij bij besluit van den Gemeenteraad te Amsterdamden 2en dezer is benoemd tot hulponderwijzer der 2de klasse aldaar; redenen waarom hij de vrijheid neemt u te verzoeken hem tegen 1 Augustus e. k. een eervol ontslag uit zijne tegenwoordige betrekking te willen verleenen. 't Welk noende, Leidenden 3ën Juli 1873. M. Van Geldeeen. Leiden, 8 Juli 1873. Ter voldoening aan den inhoud uwer apostille van den 3en dezer, n°. 1209, waarbij, om te dienen van «bericht en raad" in mijne handen wordt gesteld een verzoek om eervol ontslag tegen 1 Augustus e. k. van den hulponderwijzer M. Van Gelderen, heb ik de eer te berichten, dat ik, noch in gedrag, noch in den ijver van gcmelden hulponderwijzer aanleiding vind om hem zijn verzoek te weigerenweshalve ik de vrijheid neem u te radenhet gevraagde ontslag eervol te verleenen. De hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor onvermogenden J. P. Lancel. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 109. Leiden, Julr 1873. De Commissie van Financiën geene bedenkingen hebbende tegen den sup- pletoiren staat van begrooting van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, dienst 1873, heeft de eer u te raden, dien goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. HO. Leiden, Juli 1873. De Commissie van Financiën heelt onderzocht de in hare handen gestelde rekening der inkomsten en uitgaven van de Administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen alhier over de eerste drie maanden van 1873, en daarop geene bedenkingen gevonden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 8