De herr Buys, Wil, men liet besluit, naar aanleiding van avt. 230 der gemeentewet, eerst later aan den Kaad voorleggen, ik heb er vrede mee. Dit punt zou dan op dit oogenblik kunnen worden aangehouden. De Voorzitter. Dan is de behandeling van deze zaak voor bet oogen blik afgeloopen. De beer Buys. Alvorens de discussie over dit onderwerp te sluiten wensch ik Burgemeester en Wethouders eene zaak aan te bevelendie daar mede in het nauwste verband staat; ik bedoel de zaak van onze nieuwe tusschenschool. Ik meen toch te moeten vragen ofnu de daartoe vroeger aangewezen grond van de Kuine niet meer beschikbaar zijn zal, er spoedig eene andere plaats zal worden aangewezen waar de tusschenschool zal kunnen worden gevestigd. De Voorzitter. Ik kan den vorigcn spreker de verzekering geven, dat deze zaak niet uit het oog zal worden verloren en dat Burgemeester en Wethouders spoedig een voorstel nopens die aangelegenheid bij den Ka ad zullen aanbrengen. Alsnu is aan de orde de benoeming van eene Commissie, aan welke de taak zal worden opgedragen den Minister de aanbieding te doen in den geest van de besluiten door de vergadering genomen. Burgemeester en Wethou ders stellen voor daartoe drie leden te benoemen. Mag ik de heeren alsnu verzoeken daartoe over te gaan? De heer Buys. Ik zou wel willen voorstellen aan het college van Bur gemeester en Wethouders, zich met de hier bedoelde commissie te belasten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Na den afloop van deze zaak verlaten de 'heeren Cock en Wttcwaall de vergadering. VI. Ontwerp Algemeene Politie-verordening. Over de algemeene strekking van dit ontwerp worden geene beraadsla gingen gevoerd. De Voorzitter, liet eerst komt nu in aanmerking het voorstel van de Commissie om het gebeele eerste hoofdstuk van de vigeerendc politie-veror dening, over de heeren en raden der gebuurten, uit het ontwerp te doen vervallen en dit te doen regelen bij eene afzonderlijke verordeningte ont werpen door de Commissie voor huishoudelijke verordeningen. Kan de ver gadering zich met die zienswijze vereenigen? Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.! Nu wordt overgegaan tot de behandeling der verschillende hoofdstukken en artikelen. Eerste hoofdstuk. Het nomineren van woningen en erven. Art. 1. «Alle woningen en erven moeten aan hun hoofdingang, op eene voor de voorbijgangers duidelijk zichtbare plaats, binnen acht dagen na van wege de politie bekomen aanzegging, door den eigenaar, van een op diens aanvrage, docr den ambtenaar van den burgerlijken stand, op te ge ven noramer worden voorzienter grootte van minstens 45 millimeter. Bij het verven der deurkozijnen of bij het vertimmeren der gebouwen moet dat nommer tijdelijk, op eene zichtbare plaats en niet booger dan twee meter uit den grondworden aangewezenhetzij op den gevel zelf, hetzij op de daarvóór geplaatste schutting. Overtreding van cenige bepaling van dit artikel wordt met boete van één tot.drie gulden gestraft.1' De beer Dercksen. Ik heb niets tegen het weglaten van bet eerste hoofdstuk, maar zou meencn, dat er in de verordening omtrent de heeren en 'raden der gebuurten welke door de Commissie voor huishoudelijke ver ordeningen zal worden opgemaakt, eene omseh rij ving moet voorkomen als die welke hier in de artikelen 1 2 en 3 gevonden wordt. De heer Bijleveld. Zoude ik den heer L'ercksen in overweging mogen geven, dit punt te laten rusten? Nu de Kaad is getreden in bet voorstel der Commissie ten aanzien van het eerste hoofdstuk van de bestaande politie verordening geloof ik, dat wij ons met de daarin, voorkomende bepalingen niet hebben in te laten, althans niet bij de behandeling van deze verorde ning. De discussiën zouden zich op een ander terrein bewegen en noodeloos gerekt worden. De beer Dercksen. Ik heb er niets tegen. Dan zal de gelegenheid om die artt. te behandelen zich later voordoen. Wat dan ons tegenwoor dig art. 1 betreftzou ik verlangendat elke woning nog met een ander ii°.het zoogenaamd buisnommer, worde voorzien. Naar mijn inzien- wor den gevorderd een straat-, wijk- en buisnommer. De ondervinding heeft mij geleerd dat het gemis van de twee laatste nommers ongelegenheden veroorzaakt. Ik gelooi dus, dat het huis- en wijknommer ten minste nog in deze alge- gemeene politie verordening behoort te worden behouden. De Voorzitter. Ik moet mij bepaald daartegen verklaren. Het bestaan van een enkel nommer geeft zooveel gemakdat ik het verkeerd zou achten daarbij nog wijk- en buisnommer te voegen. De heer Van Outeren. Bij eene verordening van 22 December 1870, is het toen bestaand voorschrift, dat de woningen wijk- en huisnömmer moesten hebbenafgeschaft. Dientengevolge hebben vele ingezetenen die nommers reeds doen uitwisschenmen is reeds van lieverlede gewoon ge raakt aan de bestaande wijze van nomineren der woningen en ik vind vol strekt geen reden waarom wij op dien goeden maatregel zouden moeten terugkomen. De beer Van Heukelom. Mijnheer de Voorzitter, gij ziet in mij een exemplaar van de Leidsche bevolking (zooals ik meen dat er vele zijn) dat zich maar niet kan gewennen aan de nieuwe straatnommers. Ik ondersteun dus ook het gevoelen van den beer Dereksenwant ik geloof in ernst dat het gemis der buisnoromers moeielijkhedea veroorzaakt. De heer Dercksen. Al wilde de meerderheid van den Kaad vroeger geen wijk en buisnommer, dan geloof ik toch det het zijne nuttige zijde opleverde. Ik stel dus voor het artikel iti dien zin te wijzigen dat èn het straatnommcr, welks nut ik niet ontken; èn het wijk- en huisnömmer op de ingangen der buizen zichtbaar moet zijn. Zooals de toestand nu is, is die uitstekend geschikt om verwarring té stichten en niet om de inge zetenen of vreemdelingen tc helpen. Het voorstel van den heep Dereksen wordt door de heeren Van Heukelom en Eigeman ondersteund. Het amendement van den heer Dercksen wordt hierop verworpen met 13 tegen 5 stemmen. Voorstemden: de heeren Veelkind, Van Heukelom, Dercksen, Eigeman en Du Kieu. Art, 1 wordt daarop onveranderd goedgekeurd. Tweede hoofdstuk. Vestiging en verandering van woonplaats. Artt. 23 en 4. Worden onveranderd goedgekeurd. Derde hoofdstuk. Gebruik van openbaren gemeentegrond. Art. 5 wordt goedgekeurd. Art. 6. Zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethou ders is het verboden anders dan op daartoe aangewezen marktenopenba ren gemeentegrond in te nemen tot het opslaanuitstallenbergen of be werken van voorwerpenof over openbaren gemeentegrond voorwerpen te hangen, lager reikende dan twee en een halven meter, gemeten uit den grondonverminderd de verplichting tot betaling van hetgeen volgens tarief, door den gemeenteraad vastgesteldvoor dat gebruik mocht worden ge vorderd. Het verlof kan door Burgemeester en Wethouders, ten allen tijde, wor den ingetrokken." De heer Stoffels, Het bevreemdt mij, dat in dit art, niet van ver- koopingen wordt besproken. Er hebben dikwerf verkoopingen van bout en afbraak op de openbare straat plaats en daaromtrent dienden ook wel eenige voorschriften te worden gevonden. De beer Dercksen. Ik geloof dat betgeen de heer Stoffels bedoelt reeds in de concept verordening staat, het verbod namelijk om voorwerpen op straat te plaatsen zij het dan ook met de bedoeling dat zij verkocht zullen worden. Tegen het sluiten eener overeenkomst van verkoop en koop op de straat kan zijne bedenking toch wel niet gericht zijn. Art. 6 wordt daarop goedgekeurd. Art. 7. «Zonder vergunning van den gemeenteraad is liet ophangen van vachtengaren- en wollenstoffen of van andere voorwerpen aan eenige leu- ling, bek ot schutting verboden." De lieer Bijleveld. De Commissie stelt voor dit art. te lezen als volgt: «Zonder vergunning van den gemeenteraad is tiet ophangen van vachten garen- en wollen stoffen of van andere voorwerpen - aan de leuningen van bruggen of aan eenig ander openbaar gemeentewerk verboden." De heer Van Heukelom. Ik zou wenschen dat het art. nog meer alge meen gesteld werden stel daarom de volgende redactie voor: «zonder ver gunning van den gemeenteraad is het verboden eenig voorwerp aan brug leuning, bek of schutting op te hangen." De heer Bijleveld. Dit artikel heeft een geschiedenis. Het raiust zal die in herinnering behoeven te worden gebracht aan den heer Vhii Heuke lom, die bij de behandeling van de thans vigeerende verordening daartegen zoo krachtig heeft gestreden. De verbodsbepaling had in de eerste plaats op het oog de vachten, garen- en wollenstoffen, vandaar dat zij'in het ar tikel bij name werden genoemd. De Commissie meende dit zoo te moeten overnemenvoor een deel zeker geleid door eerbied voor die geschiedenis. Wil men in liet algemeen spreken van «voorwerpen", ik geloot niet dat de Commissie zich daartegen behoeft te verzetten; het door haar beoogd doel wordt ook door die redactie bereikt. De heer Van OuterëN. Ik zou wenschen dat het art. werd behouden met de wijziging door de Commissie nu voorgesteld. Ik geloof dat dit, met het oog op de historie der bepaling, noodzakelijk is. Meermalen zul len in deze verordening zaken oi voorwerpen enuntiatief genoemd worden waartegen geen bezwaar kan bestaanmaar vooral in dit artikel is: het bij name noemen van de voorwerpendie niet zullen worden opgehangenzeer noodig, voor mij niet uit eerbied voor de vroegere discussie over deze bepa ling, maar omdat zij mij gebleken is zeer nuttig te hebben gewerkt. De beer Van Heukelom. De hevige strijdvroeger over dit art. ge voerd, en dien de heer Bijleveld in herinnering bracht, staat mij nog levendig voor den geest. Maar ik wenschte een bewijs te geven van mijne verzoe ningsgezindheid, door zelfs de laatste sporen v.an dien strijd uit te wisschen met het laten wegvallen der woorden: «vachten, garen- en wollen stoffen", die daaraan helaas konden blijven herinneren. Mijn amendement beeft geen andere strekking. Vindt bet echter geen bijvalik zal er mij in troosteb. Art. 7 wordt daarop goedgekeurd. Art. 8. Wordt onveranderd goedgekeurd. Art. 9. «Bij bet bouwen of herstellen van panden is het geoorloofd de qoodige steigers op de stragt te stellen en daarop materialen te plaatsen mits men zi,ch gedrage naar de aan,wij,zing door den gemeente-architect onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, 'e geven. Ingeval vont bedoelde werkzaamheden, het afsluiten eener steeg noodig is, kan de vergunning daartoe door Burgemeester en Wethouders worden verleend." De lieer Stoffels. Ik zou hij de tweede zinsnede van dit, art. verlangen bij te voegen de woorden: «straat of gracht." De heer- Buys. Ik meen een tegenovergesteld voorstel te moeten doen. Ik twijfel aan de bevoegdheid van Burgemeester en- W'etbouders om niet alleen straten en grachten, maar ook stegen at te sluiten en dus het verkeer te stremmen. Oin die reden stel ik voorde tweede zinsnede van bet art. te doen vervallen. De heer Bijleveld. Ik-kan mij met het denkbeeld' van den beer Buys zeer goed vereenigenreeds bij het ontwerpen der verordening was bij mij bedenking tegen deze bepaling gerezen- De Voorzitter. De Commissie stelt alzoo voor de tweede zinsnede te laten vervallen. Tntusscben doe ik opmerkendat het dikwerf gebeurt dat men steigers opricht, die bij onderzoek blijken niet hecht en sterk te zijn. Daarom acht ik het voorzichtigheidshalve beterdat er vooraf machtiging tot het plaatsen van een steiger worde gevraagd; dan kunnen.zij na bekomen aanwijzing worden opgericht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 6