concessionarissen. Wilde men volkomen zekerheiddan had de Raad moeten
bepalen, dat hij-eerst dan subsidie zoude 'geven als de «eg gereed en de
aansluiting tot stand gekomen is. Maar de llaad heeft -dat niet gewild
hij heeft aandeelhouder willen zijn, en natuurlijk dat hij nu op hetzelfde
standpunt staat als alle andere aandeelhouders. Bij de inschrijving staat
men tegenover een plan, niet tegenover een uitgevoerd werk, en altijd blijft
de mogelijkheid over, dat in enkele opzichten de uitvoering niet aan het
plan beantwoordt. Men kan geen anderen waarborg vinden dan die gelegen is
in de verplichting van concessionarissen om zich te houden aan de voor
waarden waaronder het geld gegeven wordt. Wat nu intusschen de aanslui
ting betreft, zoo heeft de gemeente toch werkelijk een zeer bijzonderen
waarborg, afgescheiden van de toezeggingen der concessionarissen, namelijk
in de bevoegdheid van den Minister van Binnenlandsche Zaken, om de aan
sluiting te bevelen. De beer Cock hecht intusschen maar weinig aan die
bevoegdheid, omdat de Minister van Binnenlandsche Zaken enkel optreedt
ter behartiging van het rijks-belang. Maar hebben wij dan hier niet te doen
met ecne zaak waarin het rijks belang veel sterker betrokken is dan bet
plaatselijk belang? Voor vreemden'is aan de aansluiting alles gelegenons
Leidenaars is ze eigenlijk volkomen onverschillig. Het recht van de aan
sluiting te bevelen berust daarom veiliger bij den Minister die er belang
bij heeft, dan bij ons die dat belang niet hebben. AI wil ik dus ook den
heer Cock toegevendat nog meerdere zekerheid dan nu bestaatzeer wen-
schelijk ware, zoo moet ik toch tevens verklaren, dat ik, ook na hem ge
hoord te hebben, niet weet hoe die meerdere zekerheid verkregen zou kun
nen worden.
De heer Cock. Ik zal met het laatste beginnen wat door den heer Buys
is aangevoerd. Met dien heer ben ik het volkomen eensdat de Minister
zonder twijfel zal trachten ons al die voordeelen te bezorgenwaar wij recht
matig aanspraak op hebben. Maar waarom dat aan den Minister over te
laten, terwijl wij zclven het in onze handen hebben? Wij hebben toch
zeker een doel gehadtoen wij ons die voorwaarden bedongen. Waarom
daar feitelijk afstand van gedaan? Want ik constateer, dat dit het gevolg
zoude zijn van de aanneming der onderhavige voordracht. Bovendien heeft
immers de ondervinding geleerd, dat in dergelijke zaken zelfs ministers niet
nlmachtig zijn. Zelfs de ijzeren wil van den minister ïhorbecke heeft al
het gebeurde met het Utrechtsche station niet kunnen verhinderen. Zien
wij Leidenaars niet dagelijks, wanneer wij ons naar Utrecht of Gouda wil
len begeven, het treurig schouwspel tc 'sGravcnhage van een verbindings
lijntje tusschen de twee stations aldaar zonder dat het ons geoorloofd is
daarvan gebruik te maken, zoodat wij genoodzaakt zijn, niettegenstaande
het bestaan van dat lijntje, toch de gansche stad 's Gravenhage door te
wandelen of te rijden, willen wij verder komen? En toch schijnen verschil
lende opvolgende ministers niet in staat te zijn ons het gebruik van die
verbinding tc verzekeren. Het hoofdbezwaar van den heer Buys was in
tusschen ditdat hijhoewel mijne bezwaren voor een groot gedeelte beamende
geen doeltreffend middel wist te vinden om daaraan te gemoet te komen. Ik
geloof dit middel gevonden te hebben en wel in de voordracht van Burgemeester
en Wethouders zelve. Ik bedoel het laatste gedeelte van die voordrachthetwelk
in overleg met de Commissie van Financiën is opgemaakt. Ter verzekering van
cene, door beide collegien noodig geoordeelde, en werkelijk ook zeer nuttige,
ecsde voorwaarde stellen zij ons voor om en hier citeer ik woordelijk
,/aan de inschrijving de clausule te verbinden, dat de inschrijving zal wor
den teruggenomenwanneer de naamlooze vennootschap niet vóór" enz.
Welnuwat verhindert ons om aan de vijf andere voorwaardenof minstens
aan de door mij bedoelde, dezelfde clausule te verbinden? Ik meende dat
dit van zelf sprak. Concessionarissen zouden dan moeten beginnen met
ons eene behoorlijke schets- of situatiekaart te geven en, die eens door ons
goedgekeurd zijnde, zouden wij ons verbinden de 250.000 te geven zoodra
gebleken was, dat alles overeenkomstig het overgelegde plan werd uitge
voerd. Kwamen er dan naderhand moeielijkheden ten gevolge van reclames
bij de Gedeputeerde Staten ingediend, dan zou dat ons aanleiding kunnen
geven op het eens gearresteerde plan terug te komen. Op die wijze zouden
wij afdoende zekerheid voor onze gematigde eischen hebben. Want waarlijk
wij zijn al zeer vrijgevig in onze eischen geweest. Streng genomen toch
is ook de eerste der vijf gestelde voorwaarden niet vervuld. Ons was immers
voorgespiegeldof althans de zaak was ons in de missive van Burgemeester
en Wethouders van 15 November zóó voorgesteld, alsof de Rijnspoorweg
maatschappij aan aandeelhouders drie pCt. interest garandeerde. Dit is
echter het geval niet. Blijkens het later verschenen prospectus der geld-
leening, datik erken het gaarne te dezer zake volkomen'duidelijk en oprecht
is, garandeert de Rijnspoorweg niet drie pCt.^ maar drie duizend gulden per
kilometer. Dit is geheel iels anders. Kost de aanleg van één kilometer,
zoo als geraamd is, de som van f 100.000, dan komt dat zeer zeker op
drie pCt. neer, mits er van de f 8000 geene andere onkosten afgaan. En
deze gaan er werkelijk af. Men zal het bestuur der nieuwe maatschappij
toch eene bezoldiging moeten geven even als aan den ingenieurde opzich
ters enz. Dit is niet meer dan billijken ik kan mij ook geene vennoot
schap voorstellen zonder een bestuur. Doch zoodoende verkrijgen de aan
deelhouders geene volle drie pCt. Wat meer zegtstel eensdat de aanleg
van eiken kilometer veel meer kost, h. v. de helft meer, dan bedraagt de
garantie op lange na geen drie pCt. Ik voor mij ben echter over dit ge-
heele bezwaar heen gestapt en had er hier ook geene melding van willen
•maken, ware het niet, dat ik opgemerkt had, dat men mij nog al veel-
•eischend schijnt te vinden.
De heer Buys. Die zekerheid zou dan moeten bestaan in bet overleggen
van een kaartje en in de bepaling dat concessionarissen aan het daarop
voorkomende tracé gebonden zijn. Maar men zal er dan toch wel dienen bij
te voegen, dat hier niet sprake is van bet geheele tracé, maar enkel van
dat gedeelte, hetwelk de aansluiting betreft. Het andere gaat ons in geen
geval aan.
De heer Cock. Juist het bezwaar, dat het door mij aangegeven middel
nog al absoluut is, bewijst, dunkt mij, dat het afdoende en etiacace is. En
het was juist een afdoend middel dat men van mij vroeg.
De heer Buys. Het laatste punt is onmogelijk; dat zal alhangen van
de uren van vertrek en aankomst op de twee lijnenen deze worden later
vastgesteld onder goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Nu kunnen wij geene andere zekerheid krijgen, dan dat de twee wegen
aaneen zullen sluiten. Voor het aaneensluiten der treinen op beide wegen
is geen andere waarborg denkbaar dan in het recht van tusschenkomst, aan
de regeering toekomende, ligt opgesloten.
De beer Cock. De aansluiting zelve vind ik reeds eene zaak van te veel
belang, om daaromtrent geene waarborgen te verlangen. Omtrent de waar
borgen voor een voldoend doorloopend verkeer ben ik wel genegen iets toe
gevender te zijnja wellicht geneigd daarvan af te zien. Ik doe het echter
liever niet.
De heer Du Rieu. Ik zie in de zaakzoonis zij ons is voorgesteld
geen bezwaar. Ik heb alle vertrouwen dat aan die voorwaarden zal worden
voldaan. Het is juist de Minister van Binnenlandsche Zaken die last ge
geven heeft dat de brug over het Galgewatcr zou komenen door de con
cessionarissen is ons op de bijeenkomst verzekerd dat de passngiers zouden
worden overgebracht over den llijn met de wagens van het ééne station
naar het ander. Ik acht dat voldoende voorwaarden.
De heel Cöck. Ik heb reeds gezegddat men ons geene andere zeker
heid geelt dan goede bedoelingen van den Minister en goede voornemens
van concessionarissen. Ik heb het beste vertrouwen in den Minister, doch
ook hij is niet almachtig-, zoo als ik heb aangetoond. Ook aan de goede
voornemens van concessionarissen twijfel ik niet. Juist omdat ik aanneem,
dat hunne voornemens stellig gemeend zijn, kan er voor hen geen bezwaar
zijn die voornemens als voorwaarden van onze geldelijke deelneming aan te
nemen. Ik zie in dat geval hoegenaamd geen bezwaar voor lien om zo
zwart op wit te stellen en ik acht het voor ons wcnschelijk. Ik zou uit
dat oogpunt willen iri overweging geven de zaak nu niet verder te behan
delen, en inmiddels de concessionarissen te verzoeken een schetskaartje te
geven. Dan kunnen wij de zaak beoordeelen en zien of de geprojecteerde
verbinding door ons kan goedgekeurd worden. Dit het geval zijnde, kun
nen wij hun mededeelen, dat wij bereid zijn in te schrijven, mits, met be
houd ook der andere voorwaarde, de lijn overeenkomstig het goedgekeurde
schetskaartje worde aangelegd. Zonder dat hebben wij geene voldoende
zekerheid.
De Voorzitter. Dus gij verlangt een tracé van de aansluiting?
De heer Cock. Ik wil dat tracé met het bedingdat de concessionarissen
zich verbinden de daarbij aangewezen aansluiting te zullen maken.
De heer Stoffels. Volgens conpessionarissen is er met de Hollandsclie
maatschappij gesproken over die aansluiting. Daaromtrent bestond geen be
zwaar, ja zelfs achtte de heer Bake het zeer noodig en ook in het belang
der maatschappij. In hoever nu de maatschappij het noodig heelt geacht
in de Leidsche Courant te publiceerendat zij daarvan niets weetnocli
van de aansluiting noch van het station, dat zou voor mij eene reden zijn
om de zaak aan te houden, ten einde dat punt nader opgehelderd te zien.
De heer Seelig. Ik zie ook in het bezit van eene schetskaart aange
vende de plaats te vinden verbinding, geen voldoende waarborgen voor de
vervulling der voorwaarde van feitelijke aansluiting. Maar zou dan in de
redactie dier voorwaarden niet eene verandering kunnen worden gemaakttot
geruststelling der leden van den Raad, die het noodzakelijk achten zich die
zekerheid te verschaffen? Zou b. v. bij art. 3 van punt l, omtrent de ver
plichtingen van concessionarissen, niet kunnen worden bepaald: «Nabij
Leiden en Woerden moet de spoorweg aan de bestaande spoorwegen aan
sluiten enin overeenstemming voor zoo veel mogelijk met de uren van
aankomst en vertrek der op die wegen loopende treinen, daarmede in ver
binding worden gebracht, zoodat een rechtstreeksch en doorloopend vervoer
van personen en goederentusschen de op die punten samenkomende spoor
wegen feitelijk wordt tot stand gebracht." Ik geloof, zoo als gezegd, dat
eene schetsteekening alléén niet voldoende iswant men zou ons vertoonen
wat men ook in den Haag ziet: feitelijk eene verbinding, en toch geen ge
bruik van die verbinding! Nu kunnen wij de betrokken maatschappijen
wel niet dwingen hare uren van vertrek en aankomst naar elkander te rege
len maar ware het wenschelijk, dat er van overheidswege een toezicht
over die regeling plaats had. Met het oog op die moeielijkhcid heb ik ook
voorgesteld: «voor zooveel mogelijk." Mij dunkt, wordt die voorwaarde
op de voorgestelde wijze geredigeerd, dan hebben wij alles gedaan wat wij
konden om de verlangde zekerheid te verkrijgen. In ieder geval meen ik
dat wij wat meer moeten verlangen dan eene schetskaart alléén.
De heer Cock. Ik wilde hetzelfde, en de heer Seelig is zelfs iets verder
gegaan dan ik; maar in ieder geval wenschte ik eerst het schetskaartje te
zien. Dit verhindert niet, dat ik tevens zeer gaarne de bedoelde clausule
onder de voorwaarden zag opgenomen.
De Voorzitter. De woorden «zooveel doenlijk" zijn zeer rekbaar. Ik
geloof dan ook dat eene dergelijke clausule niets beteekent, want die rege
ling behoort rechtstreeks te huis bij den Minister.
De heer Seelig. Wij lezen genoeg klachten in de couranten, dat van
dat staats-toezicht geen gebruik wordt gemaakt. Nu schijnt daartegen een
onoverkomelijk bezwaar te bestaan. Daaronv heb ik gezegd: zooveel doen
lijk. Als wij van concessionarissen de schriftelijke, onwederlegbare belolte
voor eene rechtstreeksche verbinding krijgenzullen wij meer hebben dan
die schetskaart ons geven kan. Zooals reeds is aangevoerdkunnen om
standighedenonafhankelijk van den goeden wil der ontwerpers, noodzake
lijk maken dat bij de uitvoering worde afgeweken van het .aanvankelijk
aangenomen tracé. Voor zulke eventualiteiten blijf ik bij mijne meening,
dat wij door bet bezit van het bedoelde kaartje geen voldoenden waarborg
erlangenzoo als wij verlangennamelijk voor eene werkelijke aansluiting
te"of bij Woerden met den Rijnspoorweg, en te Leiden met den Holland-
schen.
De Voorzitter. De toestand is hier geheel anders dan in den Haag,
met betrekking tot de lijn den Haag-Gouda. De belangen van de Holland-
sche spoorwegmaatschappij vorderen hier in werkelijkheid de aansluiting.
De heer Cock. Dat eene aansluiting, ofschoon werkelijktoch ongebruikt
wordt gelaten, wanneer daaromtrent geene bepaalde verbintenis bestaat, is
denkbaar, zoo als men dat in den Iiaag ziet.