N°. 120. Leiden24 Juli 1873. De Commissie van Fabricage heeft onlangs een voorstel ingediend, hetwelk wij na gezette overweging met den meesten nadruk bij uwe vergadering meenen te moeten ondersteunen. Uit het hierbij overgelegd betrekkelijk rapport zal uwe vergadering ontwaren dat het betreft eene regeling van het onderhoud van een groot gedeelte der riolen en dat het strekt om dat onderhoud, hetwelk tol dusverre behoorde te geschieden door de eigenaars van de in die riolen uitloozende privaten, voortaan van gemeentewege te doen plaats hebben. Voldoende blijkt uit het rapport dat de tegenwoordige toestand drin gend herziening eischt, en dat aan de bestaande bezwaren'zal worden tegemoetgekomen, wanneer de gemeente in deze handelend optreedt. De aan het plan verbonden kostengeraamd op /5000 per jaar, zijn zeker niet gering te achtendoch met het oog op ae daarvan te wachten gunstige gevolgen, ook wat betreft den openbaren gezondheidstoestand, mag deze omstandigheid, onzes inziens, de invoering van de zoo dringend vereischt wordende verbetering niet verhinderenterwijl bovendien daarmede eenige voordeelentengevolge van de te verkrijgen faecale stoffengepaard gaan. De vraag of het werk, casu quo, onder eigen beheer dan wel bij open bare aanbesteding /zal behooren te worden verricht, wordt door de Com missie in eerstgemelden zin beantwoord en, naar hel ons voorkomtterecht. Waar eene juiste en nauwkeurige omschrijving van de te verrichten werkzaamheden aan zoovele bezwaren onderhevig is, kunnen van eene aanbesteding geene financiëele voordeelen worden verwacht. Wij achten het daarom raadzaam dat, wanneer uwe vergadering zich in beginsel met het voorstel mocht kunnen vereenigen, het werk althans voorloopig in eigen beheer worde verricht. Nog behandelt de Commissie de vraag of bij aanneming van de voor gestelde regeling ingevolge art. 238 der gemeentewet een zeker recht zal worden geheven voor het gebruik maken van de riolen. Ook wat dit punt betreft kunnen wij ons met het gevoelen der Com missie vereenigen. De zorg voor het onderhoud der riolen, die gelegen zijn onder de openbare straten, behoort uit den aard der zaak aan de gemeente en het geldt hier een onderwerp zoozeer van algemeen belang, dat het niet meer dan billijk is dat de daaraan verbonden kosten uit de gewone inkomsten worden bestreden en alzoo gedragen worden door alle belastingschuldigen. Wij stellen uwe vergadering alsnu voor om overeenkomstig het voor stel van de Commissie van fabricage te besluiten en alzoo te bepalen dal de hier bedoelde riolen van gemeentewege zullen worden onderhouden. Inmiddels is de tegenwoordige toestand van dien aard, dal met het reinigen van enkele riolen niet wel tot het volgende jaar kan worden ge wacht, zoodat'daarmede onverwijld een aanvang zal moeten worden gemaakt. De voor onderhoud der riolen op de begrooting uitgetrokken gelden zyn evenwel niet voldoende om in deze buitengewone behoeften te voor zien, zoodat deze post voorkomende onder art 5 van Hoofdstuk II met een bedrag van f 1650, hetwelk voor de in dit jaar te verrichten werk zaamheden noodig wordt geacht, zal moeten worden verhoogd, te vinden uit den post voor Onvoorziene Uitgaven. Een slaat van af- <en overschrijving wordt hiernevens ter vaststelling aangeboden. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad. Leiden, 9 Juli 1873. Een onlangs behandeld verzoekschrift van L. A. Verhoeff c. s. bewo ners of eigenaars van huizen gelegen in of bij de Narmslraat alhier, om een riool in die straat op kosten der gemeente te doen ruimen, heeft op nieuw gewezen op de onvermijdelijkheid eener degelijke en algemeene regeling van dit belangrijk onderwerp. Bij ons op dit adres uitgebracht advies van 11 Juni 11. hebben wij een daartoe strekkend voorstel, vóór t de behandeling der begrooting van het dienstjaar 1874 toegezegden aan die toezegging hebben wy de eer bij deze te voldoen. Deze zaak betreft toch een aantal riolen, die door de straten meest in den loop der 17de eeuw zijn aangelegd door hel gemeentebestuur, maar onder verplichting voor alle eigenaars van privaten die daarin r uitloozen, om ze voor hunne rekening te onderhouden en te rni- j men. Ontstaan er in de straten, gelijk aanhoudend plaats vindt, zoo genaamde invalgatenveroorzaakt door instorting van rioolkruinen of loozingsdekkendan worden deze eenvoudig met zand aangevuld en bij- gestraat, waardoor een verdere afvloeiing der faecale stoffen belet en op hooging in de nauwe takken veroorzaakt wordt. Klagen een of meer eigenaars van privaten dal deze vol staan, dan weigeren andere eigenaars, wier privaten met hetzelfde riool gemeenschap hebben, tot de ruiming te besluiten, of in de kosten te deelen. Gedurende weken en maanden achtereen behelpt men zichdoor tot zekere diepte de privaten te ledigen en alzoo bruikbaar te houden, terwijl inmiddels de kolken der binnen plaatsen gevuld blijven. Zoo het eenmaal gekomen is tot eene herstel ling, wordt bij het nazien der grondkanalen alleen gelet op de minste kosten, zoodal gebruik gemaakt wordt van planken, onder den naam van buitenschalen bekend, van onbruikbare oude steenen en slappe niet verhardende metselspecie, alles om op de goedkoopste wijze geholpen te worden. Eindelijk bij de afrekening stuit men op onwil en is men afhan kelijk van een enkel man, die willekeurig de kosten berekend. Van dien last en van die verplichting nu zijn bevrijd alle eigenaars, wier privaten uitloozen in grachten en in overdekte of gedempte grachten, waarvan de afvoering der faecale stoffen, voor zooveel zij de uitloozingen betreft, geheel komt voor rekening der gemeentekas. Om die onregelmatigheid weg te nemen en de oorzaken lot klachten te voorkomen, zou het raadzaam zijn al de riolen, waarin privaten uit loozen, voor rekening der gemeente te onderhouden en derhalve alle eige naars van privaten, die in de stadsriolen uitloozen, alleen te verplichten om de kosten van de aansluiting aan het hoofdriool of van de bijzondere riooltakken te dragen, onverschillig of die uitloozing plaats heeft in open grachten, ovérwulfde of gedempte, dan wel in vroeger aangelegde riolen. Of voor die uitloozing eenig recht, krachtens art 238 der gemeente wet, zou moeten worden geheven, is moeielijk aan te raden, omdat daarbij gelet zou moeten worden op het door velen sedert jaren genoten kosteloos gebruik en bovendien op de bezwaren die er aan verbonden zijn, om een redelijken maatstaf van heffing en eene gemakkelijke wijze van aanslag te vinden. Veeleer achten wij in de verplichte zorg voor de openbare reinheid en gezondheid eene gereede aanleiding en voldoen den grond te vinden, om al die kosten te brengen ten laste van de gemeentekas en alzoo wat ten algemeene nutte en in het algemeen belang geschiedt, te doen dragen door de belastingschuldigen, zonder dat voor die diensten eenig recht tot vergoeding dier kosten wordt gehevenomdat ook het genot voor iedereen en dus algemeen is. De toestand van die riolen is van dien aard dat het soms hoogst moeilijk en ongeraden zou zijn in een bestek te beschrijven en bij aanbesteding te berekenen wat daaraan.te verrichten, te herstellen of te vernieuwen is. Men acht het beter, dat ruimen en onderhouden te doen verrichten door stads werklieden onder eigen beheer, waarvan de kosten voor arbeids loon en voor de aanschaffing van materialen worden geraamd op f 5000 'sjaars, waartegen over staan de voordeelen, die uit den verkoop der faecale stoffen zouden voortvloeienof wanneer hiertegen bezwaar beslaat, zou men bij openbare aanbesteding voorwaarden kunnen stellen, om het werk onder behoorlijk toezicht te doen verrichten onder het genot der bedoelde voordeelen van de faecale sloffen, in welk geval toch eene som van f 5000 daarvoor moet worden geraamd. De Commissie van Fabricage heeft de eerbetreffende deze zaak eene beslissing te verzoekenterwijl zij telkens op de jaarlijksche begrooting de kosten voor het ruimen en herstellen der riolen, waarin ook vele kolkloozingen uitkomen, zou ramen. Aan HH. Burgemeester en De Commissie van Fabricage. Wethouders. Leiden, 29 Juli 1873. Met de meeste belangstelling hebben wijkennis genomen van de voordracht van Burgemeester en Wethouders en het daarbij overgelegd rapport van de Commissie van Fabricage, strekkende om verbetering aan te brengen in den bestaanden onvoldoenden toestand van een groot ge deelte der riolen in de gemeente, en de daarvoor noodige gelden beschik baar te stellen. Wij(zijn ten volle overtuigd dat op vele plaatsen in de gemeente eene tussche'nkomst van gemeentewege in deze dringend wordt vereischt, zoodal wij geen bezwaar hebben om de voor onderhoud der riolen op de begrooting voor dit jaar uitgetrokken gelden met het door Burgemeester en Wethouders voorgesteld bedrag te verhoogen, ten einde met de ver- eischle werkzaamheden onverwijld een aanvang kunne worden gemaakt. Thans evenwel reeds te beslissen dal voor dit doel telken jare eene som van ongeveer 5000 op de begrooling zal worden uitgetrokken, achten wij eenigermale voorbarig. Gevoegelijk kan, onzes inziens, met het nemen van eene beslissing omtrent dit gewichtig beginsel worden gewacht tot bij de vaststelling der gemeente begrooling voor het volgend jaar, als wanneer levens zoude kunnen worden uitgemaakt in hoeverre er termen zijn om eenig recht te heffen voor het gebruik maken van de hier bedoelde riolen. Wij wenschen daarom ons voor te behouden daaromtrent nader ons oordeel uit te spreken, en thans, door het toestaan van de noodige gelden, het Dagelijksch Bestuur in slaat te stellen om datgene te doen verrichten wat in het belang van de openbare gezondheid dringend wordt vereischt, onder uitdrukkelijke bepaling dat hierdoor het hoofdbeginsel, de onder houdsplicht in deze, niet zal worden gepraejudicieerd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 121. Leiden, 28 Juli 1873. De districtsschoolopziener heeft onsna overleg met den directeur der hoogere burgerschool en den dirigeerend hoofdonderwijzer der vormschool voorgesteld om in de vacature van onderwijzer in de gymnastiek aan de openbare scholen voor lager onderwijs en de hoogere burgerschoolont staan ten gevolge van het overlijden van den heer Martinna afloop van de zomervacanlie tijdelijk te voorzien, totdat de te benoemen leeraar in functie zal zijn getreden, terwijl hel voornemen bestaat om het onderwijs gedurende dien tijd aan den tegenwoordigen hulponderwijzer op te dragen en zulks op de bestaande jaarwedde. Vermits het onderwijs in dit be langrijk leervak bezwaarlijk zal kunnen stilstaan, waardoor de geregelde gang van hel onderwijs op de onderscheidene scholen zoude worden ge stoord, bestaat voor eene tijdelijke voorziening gegronde aanleiding, te meer nu in overleg met de betrokken autoriteiten eene wijziging van de regeling van het gymnastiek-onderwijs in overweging wordt genomen, waar omtrent uwe vergadering eerlang eene voordracht zal worden aangeboden. Inmiddels moet over de gelden als jaarwedde van den gymnastiek- onderwijzer op de gemeenle-begrooling uitgetrokken, over de maanden Juli, Augustus en September, ten 'behoeve van de weduwe van den overleden gymnastiek-onderwijzer worden beschikt, zoodat in de lijdelijke waarne ming eerst met ingang van 1 October e. k. zoude kunnen worden voorzien. Mjlsdien stellen wij u voor ons college te machtigen om uil de arti kelen der begrooling voor jaarwedden van de onderwijzers der middelbare en' lagere schooien uitgetrokken de jaarwedde van den lijdelijk te be noemen onderwijzer'uit te betalen, over de tweede helft van de maand Augustus en de maand September, uitmakende een bedrag van ongeveer ƒ200, zullende later, zoo nóodig, de vereischte staten van af- en over schrijving ter vaststelling worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 29 Juli 1873. Met Burgemeester en Wethouders zijn wij van oordeel dat het niet zonder bezwaar zoude wezen de lessen in het gymnastiekonderwijs aan de openbare scholen voor middelbaar en lager onderwijs tot 1 October te doen stilstaan, zoodal wij geene bedenkingen hebben om, overeen komstig de voordrachtde noodige gelden beschikbaar te stellen tot tijdelijke voorziening in de bestaande behoefte. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 36