INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. a. naar buiten door muren, ramen of beschotten. i. in scboorsteenen door zolders of beschotten van hout of andere brand bare stof, tenzij die pijpen daarvan ten minste tien centimeter verwijderd zijn en de opening met metaal zij bekleed j 6®. hout door schoorsteenen .te leidenal ware het ook bemetseld of bekleed 7°. haardenkachels of andere losse vuurtoestellen anders te plaatsen dan op steenen vloerenof metalen platen aan alle zijden buiten den haard de kachel of het vuurtoestel uitstekende. Van de voorschriften in n°. 23 en 5 litt. a kan door Burgemeester en Wethouders afwijking worden toegestaan." De heer Stoffels. In dit artikel wordt <ub 3° verboden: «vuur aan te leggen op andere plaatsen dan in stookplaatsen voorzien van steenen schoor steenen of ijzeren pijpendie ten minste één meter boven de nok van het dak of twee meter boven de hoogste deklegering zijn opgetrokken." Er zijn echter gevallen dat men niet kan uitgaan van de nok en evenmin van de hoogste daklegering. Zou daaromtrent niet eenige bepaling kunnen ge maakt worden? De heer Bijleveld. Ik meen den heer Stoffels te moeten wijzen op de laatste alinea van dit artikelwaarin gezegd wordt dat. door Burgemeester en Wethouders van die bepaling afwijking kon worden toegestaan. De heer Stoffels. Ik dank den heer Bijleveld voor zijne inlichting. Ik had op de laatste alinea geen acht geslagen. De heer Haetevelt. Naar aanleiding van diezelfde 3de alinea van dit artikel wensch ik eene vraag te doen. Is het Burgemeester en Wethouders bekend dat hier in de stad tal van houten schoorsteenen gebruikt worden P Kan ik die voor het oogenblik niet aanwijzen, de verzekering is mij uit zoo goede bron gegeven dat ik aan de waarheid niet twijfelook is men bereid ze mij aan te toonen. Maar het is immers het werk van hh. rooi meesters om te zorgen dat 'er niet in strijd met de ten deze bestaande voorschriften worde gehandeld P De Voorzitter. Als de heer Hartevelt mij nadere inlichtingen wil .ge ven, zal dit mij zeer aangenaam zijn. Aan Burgemeester en Wethouders is daarvan niets bekend. De heer Stoffels. Mfen gebruikt wel houten pijp-uiteinden omdat niet bepaald is dat de uiteinden van ijzer moeten zijn en er nog nooit door houten uiteinden brand is ontstaan. Art. 188 wordt hierop goedgekeurd. Artt. 189192-worden goedgekeurd. Art. 193. »Het is insgelijks verboden moutwijn of gedistilleerd, be halve in de gewone ondervaten op minderen afstand dan van drie meter van de ruw- of distilleerketels of ander vuurwerk geplaatst hebben." De heer Bijleveld. Tusschen de twee laatste woorden «geplaatst" en «hebben''' moet het woordje »te" worden ingelascht. Het art. wordtaldus verbeterdgoedgekeurd. Artt. 194205 worden goedgekeurd. Art. 206. «Niemand mag bij brand, zonder verlof van den Burge meester of van den Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage, eenige goederen buiten den afgezetten kring bergen." De heer Du Rieu. Zon het niet beter zijn voor de woorden «Burge meester of van den Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage" te lezen in dit art.«Burgemeester of die hem vervangt De Voorzitter. Het is niet de plaatsvervanger des Burgemeesters die hier bedoeld wordt maar juist de Wethouder van Fabricage, omdat hij juist gewoonlijk in de panden waar brand is tegenwoordig is. De heer Du Rieu. Ik dacht dat de Burgemeester „chef van de brand weer was. De Voorzitter. Dat is hijmaar dit neemt niet weg dat het wen- schelijk is dat de Wethouder van Fabricage dergelijk verlof geven kan. Art. 206 wordt hierop goedgekeurd. Artt. 207211 worden goedgekeurd. Art. 212: i «Geen gebouw mag binnen deze gemeente worden opgericht dan met steenen gevel en steenen zijwanden. Ook mogen zij niet anders dan met pannen leien tegels of andere niet brandbare stoffen gedekt zijn. De tegenwoordige gebouwen welke niet overeenkomstig deze bepalingen zijn ingericht, moeten, bij herstelling of vernieuwing, daarmede in overeen stemming worden gebracht. In buitengewone gevallen alleenkan door Burgemeester en Wethouders vrijstelling van het opvolgen dezer bepalingen gegeven worden." - De heer Seelig. Welke buitengewone gevallen worden in dit artikel be doeld, waarin door Burgemeester en Wethouders vrijstelling kan worden verleend? Ik had wel gewenscht dat die buitengewone gevallen uit het artikel waren weggenomen en de verplichting zonder uitzondering gesteld tot het dekken der daken met pannenleien tegelsenz. De heer Bijleveld. Het is moeielijk nu zoo dadelijk alle buitengewone gevallen op te noemen. Voor de hand ligt wat zich bij gelegenheid van kermis kan voordoen. De kramen Zouden niet voldoen aan het voorschrift der verordening, evenmin als de overige houten gebouwen, die alsdan worden opgerichtb. v. een cirque als dat van Carré of anderen. De heer Seelig. Als dat'de bedoeling is, namelijk voor tijdelijke ge bouwen, heb ik er vrede mede, maar zoo de bepaling mocht doelen op gebouwen die voor langer tijd worden opgerichtdan zou ik liever zien dat de laatste alinea verviel. De heer Bijleveld. Juist uit hoofde van die buitengewone gevallen is het beter geen algemeenen regel te stellen. De heer Df, Fremery. De buitengewone gevallen hier bédocldbetreffen niet alleen tenten en kramen maar ook velerlei fabriekgebouwen zonder 1 zijmurendie alleen overdekt zijn omdaf zij niet anders kunnpn worden gebruikt. Ik geloof dus dat de bepaling nuttig is en behoort te blijven. Art. 212 wordt onveranderd goedgekeurd. 1887. Art. 213—216 worden goedgekeurd. Art. 217. «Hij die in de nabijheid van een gemeenen of niet gemeeuen muur een put laat gravendie er een mestbak tegen aan wil bouwen, of tegen dien muur een magazijn of pakhuis van zout of eene verzamelplaats van bijtende stoffen of van lompen wil aanleggenof daartegen andere scha delijke of gevaarlijke werken wil makenis verplicht eene tusschen ruimte te laten of te maken van ten minste vier decimeter. Bij het graven van een riool of sekreet zal die afstand vijf decimeter moeten bedragen. Sekreetputten moeten met afgeronde hoeken worden gemetseldhet gewelf en de muren moeten minstens één steen dik zijn, terwijl de bodem, ter dikte minstens van 0.28 meter, even als de muren waterdicht moet gemaakt worden door eene beklampiug van klinkers en sterk tras." De Voorzitter. Er is ingekomen een adres van de Vereeniging tot verbetering der volksgezondheid hier ter stedebetrekking hebbende op dit artikel. De Commissie voor de strafverordeningen meent dat het artikel voorloopig aan de goedkeuring van den Raad kan blijven onderworpen, onder inwach ting van nadere voorstellen omtrent de rioleering. Mochten later wijzigingen wenschelijk worden geacht dan kunnen zij worden ontworpen. Ik stel daarom voor dit artikel voorloopig goed te keuren. Daartoe wordt besloten. Artt. 218229 worden goedgekeurd. Art. 230. «Alle vroegere plaatselijke politieverordeningen houden op van kracht te zijn bij het in werking treden dezer verordening. Van deze bepaling zijn uitgezonderd de zes en veertig eerste artikelen van de algemeene politieverordening van den 24sten October 1867 (Gemeente blad n°. 12). De heer Bijleveld. De lste alinea behoeft eene kleine aanvulling. Achter het woord: «politie verordeningen" zal moeten ingevoegd worden, «tegen wier overtreding straf is bedreigd." Die woordenwelke ook in de bestaande verordening voorkomen en door toeval weggelaten zijn noodig omdat er ook verordeningsn zijn tegen wier overtreding geen straf is bedreigd, welker intrekking niet wordt bedoeld. Aldus gewijzigd wordt art. 230 goedgekeurd. Het geheele ontwerp algemeene politie-verordeningalsnu in stemming gebrachtwordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Niemand meer het woord verlangende, sluit ik de ver gadering. N#. lid. Leiden, 22 Juli 1873. Bij hel hiernevens gevoegt adres verzoekt de echlgenoote van P. A. Forluyn Harreman, eervol ontslagen opziener van de openbare gemeente werken der lste klasse, dal haar gedurende eenige maanden eene grati ficatie van gemeentewege moge worden verleend. Onder overlegging van een door ons ingewonnen rapport van de Com missie van Fabricage hebben wij de eer u mede te deefen dat wij geen vrijheid hebben kunnen vinden om het verzoek bij uwe vergadering te ondersteunen. -■ 1 Tot dusverre is de gemeente in dergelijke gevallen als het onderwer- pelijke nimmer tusschen beide getreden en is het gemeentebestuur steeds van oordeel geweest dat het verleenen van hulp in deze aan de particu liere liefdadigheid moest worden overgelaten. Eene inwilliging van het thans aanhangig verzoek zoude bovendien een minder gewenscht prece dent opleveren bij volgende voorkomende gelegenheden'. Wij geven u alzoo in overweging om aan adressante te kennen te geven dat er geen termen bestaan om aan haar verzoek gunstig gevolg te geven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende L. Martij, echtgenoot van P. A. Fortuyn Harreman, opzichter bij de gemeentewerken alhier, bekend geworden, dat met het eind dezer maand, de tot dusverre aan haar verstrekte bezoldiging dier betrekking zal ophouden, meent met de meeste onderdanigheid te kennen te mogen geven, dat de uiterst treurige omstandigheid waarin zij ver keert, zonder uitzicht hoedanig mei hare vier kleine kinderen in levens onderhoud te voorzien, nog wordt vergroot door haren toestand van binnen twee a drie maanden vermoedelijk hare zorgen voor een vijfde kind vermeerderd te zullen zien Dat zij bewust van geen aanspraak te kunnen maken op een langeren duur van uitkeering dier bezoldiging en zelfs het tol dusverre genotene dankbaar erkent, toch zich de vrijheid veroorlooft, om met alle bescheidenheid den Gemeenteraad te verzoeken om gedurende de eerstvolgende twee a drie maanden, haar eene grati ficatie of hoe ook genaamd te willen schenkenten einde niet geheel en al zonder middel van bestaan te wezen in eenen tijd als de behoefte daaraan nog grooter dan gewoonlijk zal zijn. Zich nederig bij den gemeenteraad aanbevelende tot goedgunstige be schikking in deze. Leiden, den Juni 1873. De adressante L. S. Fortuyn Harreman Martij. Leiden5 Juli 1873. Op het request van L. S. Marlij echtgenoote van P. A. Fortuyn Har reman heeft de Commissie van Fabricage de eer te berichtendat zij van het oogenblik af, dal genoemde opziener der le klasse, door ziekte gepaard met vlagen van krankzinnigheid, ongeschikt was geworden voor 37 t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 31