De heer Seelig. De laatste regel«en alleen naar diezelfde zijde terug
keeren" zoudankt mijyrel geheel kunnen wegvallen.
De heer Lezwijn. In art. 107 der bestaande verordening wordt in het
algemeen voorgeschreven: "Zij moeten naar de tegenovergestelde zijde weg
rijden." Dit geldt voor alle bijeenkomsten.
De heer Seelig. Ik vind in deze bepaling overigens alléén van Jcomen
en niet van terugkeeren rede. Waarom dan daarin alléén gesproken van
de van den schouwburg terugkeerende rijtuigen?
De heer Van Oüteben. Ik acbt deze politiebepalingom de rijtuigen
langs denzelfden weg te doen terugkeeren namelijk in de richting naar de
Turfmarktzeer nuttig. Toen men vroeger van den schouwburg wegreed
in de richting naar de Mare, moest men altijd meerdere bruggen overrij
den, hetgeen tot moeielijkheden aanleiding gaf.
De Voorzitter. De bedoeling is de rijtuigen langs één kant te laten rijden.
Hoe denkt er de Commissie over?
De heer Bijleveld. Waar de" Commissie van oordeel is, dat het voor
gesteld artikel duidelijk is, kan niet worden verlangd dat van haar een
amendement uitga, maar zal zij dit moeten afwachten van de zijde waar
bezwaar tegen de redactie bestaat.
De heer Buys. Ik zou toch wel het denkbeeld van den heer Lezwijn
willen ondersteunen; want ook in mijn oog is de redactie verre van duide
lijk. Als dus de heer Lezwijn in de volgende vergadering mocht willen
voorstellen de wijzigingdoor hem verlangdzou het artikel kunnen worden
aangehouden.
De heer Lezwijn. Ik wil gaarne in de volgende vergadering die wijzi
ging voorstellen.
Mitsdien wordt het artikel aangehouden.
Artt. 51 en 52 worden goedgekeurd.
Art. 53. »Noch met losse paardennoch met voertuigen door beesten
getrokken, noch met handwagens, mag op de kliukerstraat worden gereden
anders dan om personen op te nemen of af te zetten of om uit te wijken.
Op strc'en en grachten, uitsluitend met klinkers geplaveid, is het verbod
in de eerste zinsnede van dit artikel slechts toepasseltjk op dat gedeelte der
straat dat zich uitstrekt ter breedte van één meter, genomen uit de rooilijn
der stoepen enwaar deze ontbrekenuit die der gebouwen.
Kinderwagens, waarin één of meer kinderen gezeten zijn, worden in de
bepaling van dit artikel niet begrepen."
De beer Du Rieu. Die bijvoeging van kinderwagens, «waarin één of
meer kinderen gezeten zijn", ik weet niet, waartoe zij noodig is. Het is
genoeg, dat kinderwagens in het artikel niet begrepen zijn.
De heer Bijleveld. Ik zal mij verklaren tegen de tweede alinea van
dit artikel, voor zooverre alleen die kinderwagens op de klinkerstraat worden
toegelaten, waarin een of meer kinderen zijn gezeten. Ik wensch alle kin
derwagens een vrijbrief te gevenonverschillig welke de inhoud zij. Aan
de bestaande bepaling wordt de hand niet gehouden, ik acht dat ook zeer
moeielijkdaarbij de last door die voertuigen veroorzaakt is niet groot.
Wil men een verbod, dan geen uitzondering; voor de voetgangers toch,
ten behoeve van wie het verbod geschiedt, is het vrij wel onverschillig of
zich in den wagen kinderen of goederen bevinden. Ik stel voor de woorden
«waarin één of meer kinderen gezeten zijn", weg te laten.
Dat voorstel wordt voldoende ondersteund.
Met de aangeduide wijziging wordt het artikel aangenomen met 10 tegen
3 stemmen.
Tegen stemdende heeren Van Outeren Lezwijn en de Voorzitter.
Artt. 54 en 55 worden goedgekeurd.
Art. 56. «Stieren mogen niet vervoerd worden, dan van kniebanden
voorzien en door een daartoe geschikten geleider aan een touw of ketting
vastgehouden.
Het drijven van vee door de gemeente is toegestaan, onder de bepaling
echter dat zich bij één of twee runderen één geleider, bij drie tot twaalf
runderen twee geleiders, bij dertien tot twintig runderen drie, en bij een
getal daarboven vier geleiders moeten bevinden."
De Voorzitter. Van wege de politie is mij kenbaar gemaakt, dat wel
vele stieren van die kniebanden worden voorzienmaar dat zij zoo ondoel
matig zijn aangebracht, dat zij geen effect doen.
De heer Buys. Als motie van orde stel ik voor de discussie nu te
schorsen aangezien deze afdeeling bepalingen bevatdie allicht tot discussie
zullen aanleiding geven.
De Voorzitter. Ik stel dan voor de verdere discussie te verdagen,
en zal dan de volgende vergadering zoo spoedig doenlijk bijeenroepen.
Daartoe besloten zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Zitting van Donderdag 11 Juli 1873,
geopend te 1 uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren EigemanVan Hettinga Tromp, Lezwijn, Stoffels,
Seelig, Bijleveld, Veefkind, Du Rieu, Van Outeren, Van Heukelom, De
Fremery, Hartevelt en Van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaterdag 12
Juli worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede
1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 9/10
Juli jl. n". 3, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 80 Juni jl.
waarbij de rechten van de gemeente op de Ruïne aan het Rijk zijn afgestaan.
2°, Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken dd, 12 Juli jl.
houdende dankbetuiging wegens den afstand van de rechten der gemeente
op de Ruïne aan het Rijk.
Deze missive is van den volgenden inhoud
«'s Gravenhage12 Juli 1873.
Met genoegen heb ik uit uwen brief van 2 dezer, N°. 502, het besluit
van den Raad uwer gemeente van 30 Juni te voren vernomenbij 't welk
alle rechten der gemeente op het Ruïne-plein kosteloos aan het Rijk worden
afgestaan.
Gelieft den Raad,de verzekering aan te bieden, dat ik zijne krachtige
medewerking op den rechten prijs stel; en dat de voorstellen, waarop in
uw aangehaald schrijven wordt gedoeld, te zijner tijd in nauwgezette en
welwillende overweging zullen worden genomen.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Aan Heeren Burgemeester en Geertsema.
Wethouders van Leiden."
Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
3°. Missive van J. C. Lubertiexecuteur-testamentair, waarbijook na
mens Mevrouw de douairière Jhr. Mr. M. Vau PuttkammerWouters, me-
dedeeling wordt gedaan van het overlijden van Jhr. Mr. J. N. Van Putt
kammer, in leven Officier van de Eikenkroon, Oud-Secretaris en laatstelijk
Lid van den Èaad dezer gemeente, op 15 Juli jl.
Deze missive luidt als volgt
«Leiden, 15 Juli 1873.
Ik vervul een treurigen plichtook namens Mevrouw de douairière M. Van
Puttkammer Wouters, door u kennis te geven van het overlijden van den
Hoog Wei-Geboren Heer Jkhr. Mr. Jacobus Nicolaas Van Puttkammer, Officier
der orde van de Eikenkroon, Oud-Secretaris en laatstelijk lid van den
Raad dezer Gemeente, op heden morgen omstreeks 7 uren, in den ouderdom
van ruim 73 jaren.
Een toenemend verval van krachten maakte een einde aan zijn in vele
opzichten nog zoo nuttig en werkzaam leven.
Overtuigd van uwe deelneming, heb ik de eer mij te noemen:
UEd. Dv. Dienaar,
J. C. Luberti,
Aan den Gemeenteraad van Leiden." Executeur-Testamentair.
Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen.; tevens wordt besloten
van wege den Gemeenteraad een brief van rouwbeklag te zenden aan Mevr.
Van Puttkammer voornoemd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. De verantwoording van de inkomsten en uitgaven der gemeente, over
1872, met de door den ontvanger aangeboden rekening, die gedrukt wordt
en aan de leden zal worden toegezonden.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën, ten fine van bericht en raad.
2°. Adressen van H. G. Cramer eu J. J. Planjer, om afschrijving van
hunnen aanslag in de plaats, directe belasting, dienst 1873.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten
fine van bericht en raad.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een tijdelijk lid van de Commissie van Financiën,
ter vervanging van den heer Buys, die gedurende een paar maanden de
stad verlaat.
De heeren Hartevelt, Van Outeren en Lezwijn worden door den Voor
zitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met algemeene stemmen wordt de heer Krantz tot lid der Commissie
benoemd.
II. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst
1873.
(Zie Handd. 30, n°. 114.)
De conclusie van het gunstig rapport der Commissie van Financiën wordt,
zonder beraadslagingmet algemeene stemmen aangenomen.
in. Voortzetting der beraadslagingen over de ontwerp-algemeene politie
verordening.
(Zie Handd. 26, n°. 100, 27, n°. 100* 28blz. 6 en 7, en 29, blz. 7.)
De Voorzitter. Ik zal in de allereerste plaats in behandeling brengen
de artikelenwaarover in de vorige vergadering de stemmen hebben ge
staakt en wel art. 30waarop door den heer van Heukelom was voorge
steld het werpen met sneeuwballen vrij te laten.
Dat amendement wordt aangenomen met 8 tegen 5 steramen.
Tegen stemdende heeren EigemanLezwijnSeeligVan Outeren en
de Voorzitter.
Art. 35 a wordt aangenomen met 7 tegen 6 stemmen. -
Tegen stemden: de heeren Van Hettinga TrompLezwijn, Bijleveld,
Veefkind, Du Rieu en Van Heukelom.
Art. 44.
De Voorzitter. Door den heer Van Heukelom is voorgesteld de twee
Brandewijnstegen daarbij op te nemen. De Commissie heeft dat punt in
overweging genomen. Zij meent dat deze stegen niet zoo druk bereden
worden, dat de opname in het artikel er door gerechtvaardigd wordt. De
Commissie stelt dus voor de beide Brandewijnstegen niet in het artikel
op te nemen.
De heer Van Heukelom. Indien de Commissie van gevoelen is dat
eene dergelijke bepaling niet noodig iswil ik er mij wel bij neerleggen maar
ik moet toch opmerken datal worden die stegen niet druk beredenhet
gevaar voor ongelukken daarin reeds groot is wanneer er één rijtuig door
gaat; zooveel te meer wanneer twee rijtuigen elkander zouden kunnen ont
moeten. Zij zijn krom en daarbij veel te smal. Maar, zoo als ik zeg, ik
leg er mij bij neêr.