bel- en andere hazardspelen moeten worden gestraft. Dat is ook de bedoe ling van bet artikel, maar niet om te straffen allerlei spelletjes, die de kin deren verzinnen. De Voorzitter. Als zij nieuwe verzinnen en die zijn gevaarlijk, kunnen zij in dat artikel later worden opgenomen. Ik zal het artikel in stemming brengen. De heer Le Poole. Ik had voorgesteld het pinkerspel er uit te laten. Dat voorstel wordt voldoende ondersteund. Met de bedoelde weglating wordt het artikel goedgekeurd. Tegen stemden: de heeren Krantz, Van Outeren, Bijleveld, Lezwijn, Seelig en de Voorzitter. Art. 37 wordt goedgekeurd. Art. 38. »Het is verboden eenige schade toe te brengen aan boomen, plantsoen of bloemperken. Ook het klimmen in de boomen is niet geoor loofd." De heer Buts. Ik ben tegen die bepaling: zij is in mijn oog in strijd met de wet en dus ongeoorloofd. Het komt bier ten slotte aan op eene poging van de gemeente om haar burgerlijk recht door middel van haar po* litierecht te handhavenen dit gaat niet aanwant de handhaving van het algemeen burgerlijke recht behoort aan den Staatniet aan ons. Wordt het toebrengen van schade eene strafbare daaddan voorziet de Code Pénal in het geval. Br zou dus enkel overblijven verbod om in boomen te klimmen maar deze overtreding is mij de moeite van eene wetsbepaling niet waard. Het artikel zou gerust kunnen vervallen. De heer Bijleveld. Ik meendat bij het vaststellen der thans be staande bepaling daartegen ook door den heer Buys, op dezelfde gronden als nu, strijd is gevoerd. Ik vereenig mij geheel met de gemaakte bedenkin gen. Aangezien ik het ook onnoodig acht om bij politie-verordeniDg tegen het klimmen in de boomen te waken zal ik mijne stem tegen het artikel uitbrengen. De Voobzitter. Destijds is door den heer Buys dezelfde aanmerking gemaakt als nu; maar het artikel is toen aangenomen met 15 tegen 4 stemmen. - De heer Van Odteren. Ik acht die bepaling zeer noodig in het be lang van den eigendom der gemeente. Het is nog al bevreemdenddat men in Nederland op zoo vele wandelplaatsen soortgelijke verbodsbepalingen zonder tegenspraak ziet afgekondigd. Het schijnt dat het belang der zaak zwaarder heeft gewogen dan de opvatting dezer juridieke quaestie. De heer Buys. Hij die de waarschuwing stelde, op onze wandelplaatsen aangeplaktheeft de grenzen van de bevoegdheid der gemeentebesturen beter in het oog gehouden dan de steller van dit wetsartikel.. Immers die aan- plakbilletten waarschuwen tegen overtreding van de strafwet, en zeer te recht. Maar juist omdat wij ons hier op het gebied der strafwet bewegen, is deze bepaling onwettig. Het artikel wordt verworpen met 9 tegen 7 stemmen. Voor steraden: de heeren Krantz, De Fremery, Van Outeren, Dercksen Stoffels, Lezwijn en de Voorzitter. Artt. 39, 39<z en 40 worden goedgekeurd. De heer Stoffels. Ik zou, om het gevorderde uur, u nu wel willen in overweging geven, mijnheer de Voorzitter, de verdere discussie te verdagen. De Voorzitter. Ik zou wenschen de beraadslaging nog eenigen tijd voort te zetten. Daartoe wordt besloten. De heer Stoffels verlaat de vergadering. Art. 41 wordt goedgekeurd. Art. 42. «Het is verboden met voertuigen of paarden harder te rijden dan op een matigen draf." De heer Bijleveld. Ik moet verklaren dat ik mijne stem tegen het artikel zal uitbrengen, Tegen mijn wensch werd het door de meerderheid der Commissie in het ontwerp opgenomen. Het voor mij alles afdoend bezwaar tegen de bepaling bestaat hierindat onder een //matigen" draf niet door iedereen hetzelfde wordt verstaan. Wanneer is een draf matig wanneer houdt hij op het te zijn? Alles zal blijven ter beoordeeling van den beambte der politie. Het oordeel van den rechter wordt in zekeren zin ondergeschikt aan de subjective opvatting van den beambte. Bekeurin" en rechterlijke uitspraak zullen nooit van willekeur kunnen worden vrijge pleit. De Voorzitter. De bepaling is voorgesteld ten gevolge der bestaande verordening. Ik heb het dikwijls betreurd hoe hard er gereden wordt, en als de bepaling wordt weggelatenzal er nog woester worden gereden. Het mag dan zijndat het begrip van harder dan matigen draf afhangt van het subjectief oordeel van een agent van politie, maar wij zijn toch dikwijls getuigen geweest en hebben ons kunnen overtuigen, hoe onbesuisd er wordt geredendat zeer vermeerderd- is sedert het opheffen van het verbod. De heeren Krantz en Van Wensen verlaten de vergadering. Het artikelin hoofdelijke omvrage gebracht zijndewordt met 9 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemden: de heeren Van Outeren, Lezwijn, Seelig en de Voorzitter. Art. 43 wordt goedgekeurd. Art. 44. »De passage voor rijtuigen, wagens van twee of meer wielen voorzien en sledenop welke wijze ook in beweging gebrachtkinderwagens uitgezonderdis door de na te melden stegenanders dan in de daarbij aangeduide richting verboden door de Donker- en Maarsmansstegenin de richting naar de Breêstraat; door de Mandenmakers-, Vrouwestegen en door de St. Pancraskerksteeg in de richting naar de Haarlemmerstraat; door de Mooi Japiksteeg in de richting naar de Langebrug. Bij uitzondering en om gewichtige redenenkan door Burgemeester en Wethouders vergunning worden verleend om die stegen in tegenovergestelde richting te berijden." De heer Boys. Aan het eind van het artikel wordt gezegd dat de uit zondering op den regel kan toegelaten worden door Burgemeester en Wet houders. Ware het niet beter hier alleen van den Burgemeester te spre ken Immers als spoedeisohende gevallen voorkomenkan men voor zulk eene eenvoudige zaak toch niet het college van Burgemeester en Wethou ders bijeenroepen. De heer Bijleveld. De bevoegdheid om eene afwijking van het voorschrift toe te staan, is, volgens de thans vigeerende verordening, bij Burgemeester en Wethouders. De Commissie vond geen reden om daaromtrent eene wij ziging voor te stellen. Wat mij persoonlijk betreft, ik heb geen bedenking tegen het voorstel van den heer Buys. De Voorzitter. Als het bij eene bijzondere gelegenheid gevraagd werd heb ik er geen bezwaar tegen; maar wanneer het betreft een verzoek om doorloopend in eene andere richting te mogen rijdenzooals b. v. in de Donkersteeg ons bij herhaling gevraagd werd door de bewoners der straat tot uitoefening van hun bedrijf, dan komt het mij beter voor dat zoodanig verzoek door het Dagelij ksch Bestuur wordt behandeld. De heer Buys. Als gij zelf, mijnheer de Voorzitter, er bezwaar in ziet die verantwoordelijkheid op u te nemen, dan trek ik natuurlijk mijn voor stel in. De heer Van Hedkelom. Ik zou willen vragenof niet ook de Bran- dewijnsteeg onder deze bepaling zou moeten worden begrepen. Dat is eene zeer smalle en donkere steeg. Ware het niet wenschelijk te bepalen, dat die steeg alleen van de zijde van de Mare wierd ingeredenof omgekeerd? De Voorzitter. Dan zou het best zijn dat artikel aan te houden. Ik acht het nog al gevaarlijk zoo dadelijk eene dergelijke aanvulling op te nemen. De heer Van Heukelom. Wat ik gezegd heb, betreft de beide Bran- dewijnstegen. Wordt besloten het artikel aan te houden. Art. 45. »Het is verboden de Donker-, Mandenmakers-, Vrouwe-, St. Pancraskerk- en Mooi-Japikstegenanders dan stapvoets in- en uit te rijden." De heer Lezwijn. Ik stel voor, tusschen «in- en uit te rijden" nog te voegen door en alzoo te lezen//in-door- en uit te rjjden"en tevens ook de Maarsmanssteeg in dit artikel op te nemen. Die steeg toch is een der meest bezochte. - De heer Bijleveld. Ik zou voorstellen te lezen«anders dan stapvoets te berijden", met weglating van de woorden «in- en uit". De heer De Fremery. Wanneer men het artikel wijzigt, meen ik dat, even als in het vorige, ook de Maarsmanssteeg moet opgenomen worden; gelijke voorzorg schijnt mij voor deze steeg niet overtollig. De. Voorzitter. De Mandenmakerssteeg en Mooi-Japiksteeg zijn niet te vergelijken met de Maarsmanssteeg. De heer De Fremery. De Maarsmanssteeg is zoo het mij voorkomt toch niet zooveel breeder. De Voorzitter. Men zou dus nog in het artikel moeten opnemen de Maarsmanssteeg. De heer Van Heukelom. Ik zou willen vragenof daarop wel succes is te wachten? Bij het inrijden van die steeg van den kant van de Visch- brug zijn natuurlijk de paarden in vollen draf, en blijven dan doordraven tot zij reeds op de helft van de lengte zijn. Daarenboven is daar nog al gelegenheid om zich uit de voeten te makenfe meer daar de steeg recht en nog al lang is en men dus een rijtuig van verre kan zien aankomen. De heer De Fremery. Het was nlaar eene opmerking. Na de ontvan- gene inlichting leg ik er mij gaarne bij neer om de bepaling niet op te nemen. De heer Bijleveld. Ik stel nader voor te lezen«Het is verboden in de Donker-, Mandenmakers-, Vrouwe-, St. Pancraskerk-en Mooi-Japikstegen anders dan stapvoets te rijden." Met die wijziging wordt het artikel goedgekeiird. Artt. 4649 worden goedgekeurd. Art. 50. »Bij het aan- en uilgaan van openbare bijeenkomsten zijn de bestuurders van rijtuigendie personen derwaarts voeren of van daar afha len verplicht in de door de politie aangewezen richting te rijden. Wanneer geen andere bevelen gegeven wordenmogenbij bijeenkomsten in den schouwburg, de rijtuigen alleen komen van de zijde der Turfmarkt, en alleen naar diezelfde zijde terugkeerenbij bijeenkomsten in de Stads- gehoor- of concertzaal, mogen zij alleen" komen van de zijde van het raad huis en bij die in het gebouw der maatschappij tot Nut van 't Algemeen van de zijde der Buïne. In het laatste geval moeten zij naar de tegen- j overgestelde zijde wegrijden." De heer Lezwijn. Ik heb eene bedenking, naar aanleiding der 2de alinea. De bedoeling is dat de rijtuigenna afloop der bijeenkomsten, van het schouwburglokaal at den weg nemen langs de Oude Vest naar de zijde van de Turfmarkt. Zoo als nu de redactie is, zouden de rijtuigen van de zijde der Turfmarkt gekomen zijndevoor het schouwburglokaal moeten om- keeren, ten einde langs dezelfde zijde terug te keeren vanwaar zij gekomen zijn. De heer Bijleveld. Het bezwaar vervalt, als men de 2de alinea in verband brengt met de 1ste. Dan ziet de bepaling zoowel op het brengen naar de bijeenkomst als op het terughalenen bedoelt steeds voertuigen waarin personen gezeten zijn. De Voorzitrer. De commissaris van politie heeft mij opmerkzaam ge maakt dat de bepaling twijfelachtig is. De heer Van Outeren, Ik geloof niet dat het artikel ondu^clijk is, want de Iweede alinea staat in verband met en doelt op de eerste. De beer Bijleveld. Ik zaI er mij niet tegen verzetten', als slechts de bedoeling van het artikel duidelijk blijkt. De heer Van Outeren. Als men eene afzonderlijke bepaling wilde maken, betrekking hebbende op het rijden bij het einde der voorstellingzou er eene geheele omschrijving noodig zijn; want dan moet ook bepaald worden hoe de rijtuigen zullen rijden .wanneer vóór het eindigen der bijeenkomst personen daarmede wenschen te worden vervoerd. De Voorzitter. Men kan aannemen dat dan de meeste raenschen wég zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 20