vindenmaar niet het geval dat zij vermist worden ot zoek raken. Om hierin te voorzien wenschen wij aan het slot van het art. te voegen het volgende: «Wordt eenig pand vermist, dan zal de Bank aan den daarop rechthebbende de getaxeerde waarde van het pand, verhoogd met 10 per cent, aanbieden." Ik geloof dat wij niet verder kunnen gaan dan te zeggen "aanbieden", want het geldt hier eene regeling van burgerlijk recht. De voorgestelde maatregel verdient intusschen aanbeveling, als een middel om geschillen af te snijden. Art. 34 wordtaldus gewijzigdgoedgekeurdeven als de artt. 35 en 36. Art. 37. »De leenet kan dssverkiezende het verschuldigde ook bij ge deelten afdoen. Van die gedeeltelijke kwijting wordt op het beleenings- briefjc en het register aanteekening gedaan. In elk geval blijft het pand bij de Bank berusten tot na de afdoening van de geheele schuld." De heer Buys. Al weder met het doel om den Zaterdag-avond te ont lasten wenscht de Commissie dien avond afdoening bij gedeelten niet toe te laten. Zij stelt derhalve voor achter de woorden: «van die gedeeltelijke "kwijting" te voegen: «waartoe de gelegenheid altijd, behalve op den Zater dag-avond, openstaat", en verder als in het art. Aldus aangevuld wordt het art. goedgekeurd. Art. 38. «De pandenvijftien maanden na den dag der beleening nog niet gelost, worden in het openbaar verkocht. De houder van het beleenhriefje zal intusschen ook nog na het verstrijken van bovengenoemden termijn zijn pand kunnen lossen, en wel tot daags vóór de veilingwaarin zoodanig pand gebracht zoude wordenmits hij buiten de hoofdsomde rente voldoe tot op den dag der lossing verschuldigd." De heer Buys. Ook hier moet ik een beroep doen op de welwillendheid der vergadering. Er bestaat een praktisch bezwaar tegen het art. Daarbij is niet gelet op de verplichting om de gouden en zilveren voorwerpen vóór den openbaren verkoop te zenden naar het waarborgkantoor te 's Graven- hage. De wederinwisseling van die voorwerpen dient plaats te hebben vóór de stempeling. De Commissie stelt daarom voor achter de woorden«en welmet weglating van de rest van het artikelte lezen«voorwerpen van goud en zilver tot 24 uren voor hunne verzending naar'het waarborgkantoor te 's Gravenhageen alle andere tot 24 uren voor de veiling waarbij zoodanig pand gebracht zou worden." En verder eene nieuwe zinsnede aan het art. toe te voegen, luidende: »De houder, die gebruik maakt van de hier ge geven bevoegdheid is verplicht, buiten de hoofdsom de rente te voldoen tot op den dag der lossing." De heer Dercksen. Ik wensch alleen te vragen waarom de wijziging zoo' geformuleerd is dat de lossing moet geschieden 24 uren vóór de opzending naar 's Gravenhage. Waarom niet liever genoemd een zeker getal dagen voor denverkoop? Nu is het aan de ambtenaren overgelaten in deze naar wel gevallen te handelen, en hoewel ik gaarne hunne vrijheid zoo min moge lijk beperk, mag ik toch niet ontkennen het beter te vinden dat het pu bliek juist en nauwkeurig weet waaraan het zich te houden.heeft. De heer Buys. Wij hebben niet willen noemen een bepaald getal dagen voor den verkoopomdat het waarborgkantoorals wij althans wel zijn inge licht, niet alle dagen open staat. Daarom is het beter te spreken van een dag vóór het zenden van de panden naar het waarborgkantoor. De heer Dercksen. Maar zou het dan niet beter zijn den termijn wat langer te stellen P De beer Buys. De Commissie wil de gelegenheid om te lossen in het belang van den pandgever tot het laatste oogenblik openstellen. Van daar deze bepaling. De heer Dercksen. Ik ben door de Commissie overtuigd en dring niet op eene verdere wijziging van dit art. aan. Art. 38 wordt, zooals het door de Commissie gewijzigd is, aangenomen. Art. 39. «De veilingen worden gehouden in het openbaar, eens in de drie maanden. De te veilen panden worden gedurende twee werkdagenaan dien der veiling voorafgaande, ter bezichtiging van het publiek gesteld. De openstelling der lokalen ter bezichtiging van de panden en de dag der veiling worden minstens acht dagen vooruit door aankondiging in de dagbladen bekend gemaakt. Tevens wordt bij die aankondiging opgegeven in welke maanden de te veilen panden bij de Bank werden ingebracht." De heer Buys. De Commissie wenscht hier, in plaats van: «gedurende twee werkdagenaan dien der veiling voorafgaande", te lezen: «op den werkdag enz." De heer Stoffels. Ik wensch alleen te vragen of door de verkooping te houden eens in de drie maanden in plaats van zooals nu 1 maal per maand, de panden niet zoodanig zullen opboopen dat de verkoop niet zoo goed en geregeld zal gaan. Er zal te veel op eens worden aangebodenlagere prijzen zullen dientengevolge worden. bedongenten nadeele der inbrengers. De heer Cock. Ik kan den heer Stoffels antwoorden dat wij ons te dezer zake bepaald hebben geinformeerd. In den Haag, waar de lokalen voor de bewaring der goederen niet uitgebreider maar eerder kleiner zijn, heeft zich nimmer zoodanig bezwaar voorgedaan en ook de beambte van de bankdoor ons geraadpleegdzag daarin hoegenaamd geen bezwaar. De heer Stoffels. Nu reeds wordt de verkoop, doorgaans op Dinsdag gehouden, dikwijls op Vrijdag voortgezet, ten gevolge der vele panden die worden aangeboden. De heer Buys. Ik weet niet waaraan het ligt, maar de wijze van veilen hier gevolgd moet meer vertraging opleveren dan men elders ondervindt. Immers in den Haag, en zelfs te Botterdam, heeft de verkoop slechts eens in de drie maanden plaats en in den Haag loopt de veiling bijna altijd gemak kelijk af op één dag. Hier zullen wij dus wel geen twee dagen noodig hebben. De heer Van Outeren. Ons heeft de kassier gezegd dat wanneer om de drie maanden verkoopingen zullen worden gehoudende panden des Dinsdags niet zullen kunnen worden verkocht, maar daartoe de volgende Woens- en Donderdagen zullen gevorderd worden. Die beide dagen worden er verkoopingen gehouden aan twee venduhuizendie door hetzelfde publiek worden bezocht dat men bij de verkooping in de bank aantreft. Dat publiek bij deze laatste te missen zou nadeelig zijn voor de opbrengsthetgeen nu reeds blijkt, wanneer bij de maandelijksche verkooping niet alles op één dag kan worden verkochtiets wat zelfs thans meermalen plaats moet hebben. De Voorzitter. Ik meen gehoord te hebben dat als de verkoop Dins dags niet afliep, die op Vrijdag werd voortgezet, wellicht juist om die redeB. De heer Stoffels. Het gebeurde dat de verkoop Vrijdags werd voort gezet, maar dit stond niet in verband met de verkoopen Dinsdags en Woensdags aan de venduhuizen. De heer Cock. Het bezwaar dat de heer Van Outeren mededeelt, is wel door ons overwogenmaar het kan niet zwaar wegen. Nu wordt er zeer langzaam verkecht. In Botterdam wordt meer fn ééh dag verkocht dan hier wellicht in al de maandelijksche verkoopdagen. Dat moeten wij hier in Leiden ook leeren. Maar bovendien is er een ander voordeel aan den driemaandelij kschen verkoop verbonden. Nu de verkoop eenmaal 'smaands plaats heeft, geven vreemde opkoopers zich de moeite,niet hierheen te komen en daarom brengen die verkoopingen hier betrekkelijk zoo weinig op, er is geen voldoende concurrentie. Maar als de verkoop plaats heeft eens m de drie maanden en er dus meer panden verkocht wordendan zullen de vreemde opkoopersen met name de Amsterdamsche handelaars in die artikelen over komen. Eu dan zal de verkoop zeker meer opbrengen dan nu het geval is. De heer Dercksen. Ik zie niet in waarom de verkoop juist op Dinsdag moet beginnenzoodat, als die twee dagen duurt, niet op Woensdag kan voort gegaan worden wegens de venduhuizen. Men zou even goed Maandag kun nen aanvangen. Art. 39 wordt hierop, met de wijziging der Commissie, goedgekeurd. Art. 40. «Indien eenig pand bij veiling niet zooveel opbrengt als noo dig is om daaruit de geleende som, de rente over vijftien maanden en de verschuldigde belasting op den waarborg der gouden en zilveren werken te vèrhalenwordt de koop niet gegundtenzij commissarissen oordeelendat uitstel van verkoop de waarde van het pand zoude verminderen. Het niet verkochte pand kan tot daags vóór de tweede veiling weder ge lost wordenmet bijbetaling van de verschuldigde rente tot op den dag der lossing." De heer Van Heukelom. Dit artikel staat eenigszins in verband met de langzame wijze van verkoop. Indien toch dadelijk het pand werd inge zet op de getaxeerde waarde, zou het veel sneller gaan. Indien het die waarde moet opbrengen en anders niet gegund wordt, kan er toch geen be zwaar bestaan het dadelijk op die waarde in te zetten. Dat zou ontzaglijk bespoedigen. De heer Dercksen. De vorige spreker vergeet de eigenaardigheid van het publiek dat gewoonlijk bij die verkoopingen tegenwoordig is. Het geeft zelden dadelijk antwoord op een door den afslager ingesteld bod. Zet mèn, bij voorbeeld, eenig voorwerp op ƒ2 in, men bekomt geen antwoord, daalt gij af tot ƒ1, ja tot 10 cents, gij zult wellicht 4 of meer bekomen door onderlinge opbieding. De heer Van Heukelom. Die eigenaardigheid is mij wel bekend, maar tochals het pand een bepaald bedrag moet opbrengenzou het zeer be spoedigen wanneer men het op de getaxeerde waarde inzette. De Voorzitter. Dan benadeelt men de opbrengst. De heer Van Heukelom. Dat geloof ik niet. De Voorzitter. De ondervinding zal het moeten leeren. De heer Van Heukelom. Ik zie er geen noodzakelijkheid in met l cent te beginnen als men het er toch niet voor geeft. Artt. 40, alsmede art. 41, worden goedgekeurd. Art. 42. «Wat een pand meer opbrengt dan het bedrag is van de belee- ningssomverhoogd met de rente over vijftien maanden en de verschuldigde belasting, blijft gedurende twee jaren na den verkoop ter beschikking van den pandgever of wettigen houder van den pandbiief. Na dien termijn komt het ten bate van de Bank. Verliezen bij verkoop geleden, kunnen niet op den pandgever worden verhaald. Na afloop van elke veiling worden belanghebbenden bij aankondiging in de dagbladen aan het bepaalde in de twee eerste zinsneden van dit artikel herinnerd." De heer Buys. Met het oog op de drukte van den Zaterdag en Maan dag, stelt de Commissie voor de uitbetaling der meergelden op die twee dagen niet te doen plaats hebbenen dus aan het slot van het art. te lezen: «De uitbetaling der bovenbedoelde meergelden geschiedt dagelijks behalve des Maandags en des Zaterdags." Het art. wordt, aldus gewijzend, goedgekeurd. Art. 43. «Dit reglement treedt in werking met den Isten Januari 1874." De heer Buys. Ook hier wensehten wij eene bepaling in te voegen om hel bezwaar weg te nemen dat in het gebiedend voorschriftom op een bepaalden dag in te voerenligt opgesloten. Met handhaving van het art. wenscht de Commissie daaraan toe te voegen «Blijkt het intusschen dat de reor ganisatie van de BaDk op het gemelde tijdstip niet gereed kan zijn dan zal de gemeenteraad op voorstel van Commissarissen de invoering van dit regle ment en de opheffing der tegenwoordige inbrengkantoren kunnen verdagen uiterlijk tot 1 October van hetzelfde jaar." Het art. wordt aldus goedgekeurd. Art. 44. «Commissarissen zorgen, dat de registers van de met 31 Decem ber 1873 opgeheven inbrengkantoren en de panden in die kantoren achter gebleven tijdig naar de hoofdbank worden overgebracht. £ij verordenen wat noodig is om te voorkomen, dat uit deu overgang tot een nieuwen toestand belemmering van de administratie voortvloeie." De heer Buys. In verband met de wijziging in het vorig artikel ge brachtstelt de Commissie voor te lezen: „Commissarissen zorgen, dat de registers van de bij de invoering van dit reglement opgeheven", enz. Aldus wordt het art. goedgekeurd. De heer Seelig. In verband met eene cventueele invoering van de hulp kantoren vóór 1 Januari, en met de latitude daaromtrent bij art. 22 b ge geven terwijl overigens geen enkele bepaling in dit reglement omtrent die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 16