1 J '8te lezen: negen uur; en in plaats van: »'s namiddags van vier," te lezen: /-van vijf uur". Het tweede amendement strekt om tusschen de eerste en tweede zinsnede eene nieuwe zinsnede te voegen, luidende: //Op den Zaterdag worden na 6 uur des avonds geen beleeningen gesloten." Juist met het oog op de bijzondere drukte van den Zaterdag-avond, wil men dus bepalen, dat op dien avond wel kan worden gelost, maar niet beleend. I)it is een maat regel die ook van elders ons is aangeraden. Het aldus gewijzigd artikel wordt zonder stemming goedgekeurd. Art. 226 (nieuw voorgesteld door de Commissie) luidende: /-Mocht in het belang van den geregelden dienst de oprichting van hulpkantoren noodig zijn, dan kan de gemeenteraad daartoe, op voorstel van de Commissarissen besluiten," wordt eveneens, even als art. 23, goedgekeurd. Art. 24. «Onreine panden worden niet aangenomenen bij het heer- sehen van epidemische ziekten ook geen kleederen en andere goederen, welke de besmetting kunnen overplaatsentenzij met inachtneming der voorschriftenwelke commissarissen daaromtrent zullen geven." De heer Van Heükelom. Ik lees daar in het artikel: //Onreine panden worden nigt aangenomen en bij het heerschen van epidemische ziekten ook geen kleederen en andere goederen" enz. Nu komt het mij voor dat het zeer moeielijk zal vallen uit te makenwanneer eene ziekte epidemisch heerscht. In andere gevallen is de geneeskundige inspecteur daar om "dit voor ons te beslissenmaar onder dien beperkten kring van menschendie van de Bank gebruik maakt, is het te vreezen dat er altijd epidemien heerschen. Zou het niet beter zijn die bepaling er uit te laten, maar zoo danige maatregelen te nemen dat alle gebruikte kleedingstoffen die ter be- leening worden aangebodenontsmet worden P De heer Stoffels. Die ontsmetting heeft plaats, telkens als er eene epidemie heerscht en ook dikwerf in andere gevallen. De heer Van Heukelom. Is Leiden dan ooit vrij van epidemische ziekten? Ik geloof het niet. Men kan gerust rekenen dat er altijd epide mische ziekten heerschen. De heer Van Heükelom. In dit art. staat dat de Bank tot geene hoo- gere waarde beleent dan van /"300. Nu is het echter niet zonder voorbeeld dat aanzienlijke sommen in de Bank worden geleendb. v. voor laken, manufac turen. In sommige omstandigheden bedragen die meer dan f 300. Zou dit artikel nu eene splitsing vau de goederen beletten? Zou het kunnen tegengaan dat men b. v. twee partijen ieder van ƒ300dus tot een gezamenlijk bedrag van ƒ600, aan laken beleende. Dikwijls heeft men, b. v. met hor loges, heel spoedig het bedrag van ƒ300 bereikt. Dit art. nu belet m. i. niet dat men het bedrag dan splitst en er eenvoudig twee panden van maakt. De heer Buys. Als de leener zelf er twee panden van wil maken, is er niets aan de zaak te doen. Maar men zou aan de ambtenaren in hunne instructie kunnen verbieden te splitsen uit eigen beweging. De heer Van Heükelom. Dan is de bepaling toch als het ware een dood paard aan een boom. De heer Buys. In zekeren zin ja, maar men vergete niet dat er vele zaken zijn die niet kunnen gesplitst worden, edelgesteenten bijv. Art. 27 wordt daarop goedgekeurd, even als artt. 28 en 29. Art. 30. »De panden, welke eene waarde hebben van ƒ10 of meer, worden dadelijk na ontvangst in de bovenlokalen weggeborgen. Alle andere blijven zeven volle dagen in de benedenlokalen of andere daarvoor bijzonder ingerichte magazijnen voorhanden, om daarna, voor zoover zij niet vroeger mochten zijn gelost, mede in de daarvoor bestemde bovenlokalen te worden neergelegd." Daaraan is door de Commissie toegevoegd eene tweede alinea, luidende: 'Indienovereenkomstig het bepaalde in art. 22óaan de Bank een hulp kantoor mocht worden toegevoegdzullen de panden bij dat hulpkantoor beleend, indien zij eene waarde hebben van ƒ10 of meer, op den dag van de ontvangsten alle anderen na verloop van zeven volle dagen naar de Hoofdbank overgebracht en daar geborgen worden." Aldus aangevuld wordt art. 30 goedgekeurd. Art. 31. »De panden worden met de meeste zorg bewaard en onderhouden. De Bank van Leening is verantwoordelijk voor alle schade, welke de panden ondergaanbehalve wanneer die schade een gevolg is van oorzaken, welke buiten het bereik vallen van gewone voorzorg of voortvloeien uit den aard van het beleende voorwerp. Bij schade veroorzaakt door of ten gevolge van brand, hebben de pand gevers geen recht op vergoedingindien blijkt dat de geleden schade door geen assurantie konde worden gedekt. De heer Van Heükelom. Er staat in dit art. dat geen vergoeding wordt gegeven bij schade veroorzaakt door brand'indien blijkt dat de geleden schade door geen assurantie konde worden gedekt." Welke gevallen kunnen dat zijn dat de assurantie de schade niet dekt. De heer Buys. Het zou kunnen gebeuren dat men niet kon assureeren. De bepaling is overgenomen uit het koninklijk besluit. Ik geef toe dat het geval in de praktijk niet veel zal voorkomenmaar het is een alge meen voorschrift. Ik hecht er trouwens niet veel aan. De heer Bijleveld. Het is overgenomen uit het koninklijk besluit van 1826, waar men in de laatste alinea van art. 32 dezelfde bepaling vindt. De heer Van Heukelom. Ik heb er vrede mede, maar begrijp niet hoe het geval zich ooit zal kunnen voordoen. Art. 31, alsmede art. 32, worden goedgekeurd. Art. 33. «De panden worden gelost tegen inlevering van het beleen - briefje en betaling van de verschuldigde hoofdsom en renten. Pandenniet langer dan zeven dagen beleend en eene mindere waarde hebbende dan van ƒ10, kunnen op de eerste aanvrage dadelijk worden gelost. De lossing van alle andere panden kan tot hoogstens 24 uren na de gedane aanvrage worden uitgesteld." De heer Buys. In dit art. wenscht de Commissie eenige verandering te brengen. In de eerste plaats heeft "men haar te recht doen opmerkendat het lossen van panden van meer dan 10 waarde in den regel geen 24 uren behoort te worden uitgestelden ten tweedezouden wij in dit art. gaarne de gelegenheid willen aangrijpen om voor den drukken Zaterdag een maatregel te nemen die in Utrecht met succes wordt toegepast, en die strekt om den toevloed op bepaalde uren te temperen. Daar worden gouden en zilveren panden na 6 uur 's avonds niet meer gelost, maar enkel wollen goederen, dus meer bepaald die, welke aan de werklieden toebehooren. De eerste wijziging strekt om het begin van het art. te behouden tot aan de woorden: //dan van 10" en voor het overige in de plaats te stellen: »wordenbehoudens het bepaalde in de laatste zinsnedezoolang de bank- lokalen voor het publiek openstaan, dadelijk gelost. Alle andere panden slechts tot op 1 uur voor zonsondergang." Dit laatste dient om te zorgendat de ambtenaren niet met kunst licht in de magazijnen komen. Vervolgens wenscht de Commissie aan het art. eene derde zinsnede toe te voegen van den volgenden inhoud'Achten commissarissen dit in het belang van den geregêlden dienst noodig, dan kunnen zij bet lossen van alle gouden en zilveren panden des Zaterdag avonds ten 6 ure doen staken." Aldus gewijzigd wordt het artikel goedgekeurd. Art. 34. 'Wanneer bij de lossing blijkt, dat eenig pand beschadigd is, zal de Bank, behoudens het bepaalde in artikel 31, de schade vergoeden. Het bedrag der vergoeding wordt bepaald door twee deskundigen benoemd éen door commissarissen en één door den inbrenger van het beleenbriefje. j Indien deze deskundigen zich' omtrent de verschuldigde vergoeding niet ver staanwordt hun toegevoegd een door Burgemeester en Wethouders be noemde en beëedigde taxateur, die met de beide eerstgenoemden,, zonder hooger beroep, het bedrag der schadevergoeding vaststelt. Alle aanspraak op schadevergoeding vervalt zoodra het pand buiten de lokalen van de Bank gebracht is." De beer Buys. De Commissie wenscht in dit art. eene kleine wijziging te brengen. Hier wordt wel geregeld het geval dat panden schade onder- 33 De Voorzitteb. De nieuwe wet bepaalt dat de inspecteur van het ge neeskundig staatstoezicht verklaart of eene ziekte epidemiseh heerscht. De heer Van Heukelom. Ik bedoel epidemische ziekten als roodvonk mazelenb. v.tegen verspreiding der epidemie dier ziekten moet door een algemeenen maatregel van ontsmetting aan de Bank gewaakt worden. De heer Bijleveld. Ik kan de vergadering verwijzen naar art. 26 van het koninklijk besluit van 1826, waarbij wordt voorgeschreven in tijden van aanstekelijke ziekten de kleederen die worden beleend te zuiveren. Op dat voorschrift slaat het voorgesteld artikeldat eene algemeene bepaling be vat, maar niet in bijzonderheden afdaalt, die volgens het oordeel der Com missie door de Commissarissen moeten worden geregeld. De heer Van Heukelom. Ik blijf niettemin vreezen voor de versprei ding van ziekten door de panden van menschen uit dien stand. Daar mag wel de algemeene maatregel worden toegepast van ontsmetting, hetgeen ook niet zoo moeielijk kan vallen. De heer Cock. Zou het bezwaar van den heer Van Heukelom niet vol komen worden weggenomen door het verband van de laatste woorden van art. 24 met den aanvang? Het art. zegt: //Onreine panden en bij epidemische ziekten ook kleederen en goederen welke de besmetting kunnen overplaatsen worden niet aangenomen", en nu komt: 'tenzij met inacht neming der voorschriftenwelke Commissarissen daaromtrent zullen geven." Vinden Commissarissen nu goed alle goederen te laten desinfecteerendan is dat de maatregel dien zij nemen. Zien zij in dat niet-aanneming van goe deren de besmetting krachtig zou kunnen tegengaan dan kunnen zij de aanneming van alle dergelijke goederen weigerenindien althans geen ander middel afdoende genoeg is om den vqortgang der epidemie te stuiten. Ik geloof dat het beter is deze vrijheid aan Commissarissen te laten dan vaste regelen te stellen. De Voorzitter. Zooals de bepaling nu luidt zalzoodra de inspecteur verklaart dat eene ziekte epidemisch heerscht, altijd tot desinfectie moeten worden overgegaan. Zou' het nu niet beter zijn te lezen: 'bij het heer schen eener besmettelijke ziekte"? Dan wordt aan Commissarissen meer vrijheid gelaten, als de ziekte sporadisch voorkomt, al die maatregelen te nemen die zij noodig mochten keuren. De heer Van Heukelom. Ik vrees en blijf vreezen dat de Bank van- Leening een bron zal worden van waar de besmettelijke ziekten verspreid zullen worden en eene epidemie zullen veroorzaken. Het doet mij leed dat in den Baad geen medicus tegenwoordig is om ons daaromtrent in te lichten. De heer Buys. Slechts een paar woorden wensch ik toe te voegen aan hetgeen reeds gezegd is. De inzichten van den heer Van Heukelom zijn zeker zeer juist en ons voornemen was dan ook geenszins tegen te hou den wat hij wen8ebelijk keurt. Maar de Commissie is uitgegaan van het denkbeeld zoo min mogelijk in het reglement te bepalenen wil dus deze bepaling, even als zoo menige andere, overlaten aan latere beslissingen van den Baad. Oordeelt deze dat het goed is geen kleederen als panden aan te nemen dan nadat zij zijn gedesinfecteerd, welnu, niets belet den Baad zoodanige bepaling te maken; maar zoo wij nu in bijzonderheden gaan be palen hoe er gehandeld moet worden omtrent verschillende puntenzouden wij vervallen in de kwaal die wij wenschten te voorkomen, namelijk van in dit reglement, dat aan de goedkeuring van den Koning moet worden onder worpen, allerlei bepalingen op te nemen, welke telkens herziening behoeven. De heer Van Heukelom. Ik laat het aan de wijsheid van de heeren over en zal mij niet verzetten tegen de goedkeuring van het artikel. Art. 24 wordt daarop onveranderd goedgekeurd. Artt. 25 en 26 worden goedgekeurd. Art. 27. 'De Bank beleent geen voorwerpen, welke eene mindere be- leenwaarde hebben dan van één gulden of eene hoogere waarde dan van 300.. Met uitdrukkelijke machtiging van commissarissen kan het maximum een enkele maal tot 600 worden opgevoerd." 1873.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 15