minder termen bestonden nn bij die zelfde gelegenheid de opmerking werd
gemaakt dat de gemeente-heelmeesters, bij mindere werkzaamheden, eene
hoogere bezoldiging genoten dan de gemeente-geneesheeren.
Die onregelmatigheid zal zeker eenigermate worden opgehevenwanneer
het hier bedoeld geneeskundig onderzoek aan de heelmeesters zonder ver
hooging van jaarwedde wordt opgedragen en daarvoor zoude dan ook niet
één persoon bepaaldelijk behoeven te worden aangewezen, maar daarmede
zouden de vier titularissen beurtelings gedurende een gedeelte van het jaar
kunnen worden belast.
Wij stellen u derhalve voor om" van de door Burgemeester en Wethouders
aangevraagde som althans voorshands slechts een bedrag van f 150 beschik
baar te stellen als zijnde noodig voor hulp bij het onderzoek te verleenen
en andere daarmede in verband staande uitgavenen tevens het Dagelijksch
Bestuur uit te noodigen om eene wijziging van de instructie der stads
heelmeesters voor te dragen in dien zindat daarbij aan dezen ook het
geneeskundig onderzoek der openbare vrouwen worde toevertrouwd.
Een lid onzer commissie kon zich evenwel met deze zienswijze niet in
allen deele vereenigen.
Niet alleen kwam hem de voorgestelde tegemoetkoming voor deze buiten
gewone werkzaamheden alles behalve hoog voor, maar bovendien bestond
er tegen de kostelooze opdracht, door de meerderheid gewenseht, dit be
zwaar dat er bij de vaststelling van het honorarium der gemeente-heelmeesters
volstrekt niet gerekend was op de niet onbelangrijke werkzaamheden aan
een geneeskundig onderzoek der openbare vrouwen verbonden.
Hoezeer ten volle de juistheid dezer opmerkingen beamende, hebben wij
evenwel daarin geen aanleiding kunnen vinden' om van het hierboven ont
wikkeld gevoelen terug te komen.
Wanneer het toch, eenmaal vaststaat dat de bezoldiging der heelmeesters
in evenredigheid tot die van de geueesheeren te hoog is en die van de
laatstgenoemden geacht kan worden eene billijke vergoeding te wezen voor
de gepraesteerde diensten, dan bestaat er, dunkt ons, Volstrekt geen bezwaar
om de werkzaamheden der eerstgenoemde ambtenaren van gemeentewege
door wijziging der instructie eenigermate uit te breidenal wordt dan ook
daardoor de bezoldiging in verhouding tot de te verleenen diensten minder
dan het bedrag waarop ze in der tijd is vastgesteld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien, enz.
N#. 44. Leiden, 20 Maart 1873.
Ter vervulling der betrekking van hulponderwijzer aar) de openbare lagere
school n°. 1voor minvermogendenopengevallen door het verleend eervol
ontslag aan'P. Molenaar, hebben wij, daartoe door u gemachtigd, eene
oprueping van sollicitanten gedaan tegen eene jaarwedde van 450. Onder
overlegging der stukken van hen die zich daartoe hebben aangemeld, heb
ben wij de eer u bij deze de navolgende voordracht aan te bieden door
ons in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den districts
schoolopziener opgemaakt, met verzoek om daaruit de benoeming te willen
doen, als: 1". Willem Brouwer, bezittende eene acte als hoofdonderwijzer,
2°. Dirk De Bruin Junior, en 3°. Louisa Maria Gerike, de 1* te Gouda,
de 2te Kampen en de 3® binnen deze gemeente werkzaam.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 43. Leiden, 20 Maart 1873.
l)e veerschippers van deze gemeente op Woerden en Utrecht hebben zich
wederom tot uwe vergadering gewend met verzoek om ontslagen te worden
van de betaling van het zoogenaamde padgeldad 2,voor elke reis. In
de eerste plaats achten zij zich door deze betaling bezwaard "met bet oog op
den achteruitgang van bet veer ten gevolge van betere communicatie-midde
len, en in de tweede plaats zijn zij van oordeel dat de hetfing onwettig is,
omdat deze, als zijnde naar hun oordeel belasting, krachtens de bepalingen
der gemeentewet de Koninklijke goedkeuring behoeft, welke in casu niet is
verleend.
Blijkens ontvangen bericht van het gemeentebestuur van Utrecht, hebben
adressanten een diergelijk verzoek gericht aan den Baad dier gemeente en
wordt aldaar dienaangaande een onderzoek ingesteld. Wij hebben gemeend
met het uitbrengen van advies aangaande dit adres te moeten wachtenom
dat bet ons bekend was dat bij het bestuur van genoemde gemeente een
ontwerp aanhangig wasK strekkende om van wege de drie betrokken ge
meenten bij de Regeering de noodige pogingen in het werk te stellenten
einde te bevorderen dat het gemeenschappelijk jaagpad met de daartoe be-
hoorende werken en den last van onderhoud door het Rijk worden overge
nomen. Uit eene met .het gemeentebestuur van Utrecht gevoerde corres
pondentie is het ons thans gebleken dat binnen korten tijd zoodanig voor
stel zal kunnen worden ingediend, en de afdoening dezer zaak zooveel
mogelijk zal worden bespoedigd.
'In 't algemeen dus ben ik van oordeel dat de gemeente op een legaat
aan eene openbare gemeenteschool gemaakt, aanspraak kan maken.
Het tweede punt betreft het legaat van Mejufvrouw Alt in 't bijzonder.
Volgens uwe mededeeling was de bewaarschool voor arme en haveluoze kin
deren tijdens het verlijden van het tesfament, eene bijzondere school, welke
later door de gemeente overgenomen in eene openbare is veranderdgelijk
zij dit dan ook bij het overlijden der testatrice was.
Die verandering deed bij u de vraag rijzen, of het legaat daardoor ook
vervallen zou zijn.
Ik meen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden.
Mejufvrouw Alt heeft volgens het testament eene som van f 200 bespro
ken aan de bewaarschool voor prrae en havelooze kinderen in de Groenesteeg;
niet aan de bijzondere bewaarschool.
De bewoordingen geven dus geen steun aan de tegengestelde meening.
•Wel heeft de testatrice het legaat gemaakt aan de bewaarschool in de
Groenesteeg, die destijds eene bijzondere was; maar het blijkt niet dat zij
dit legaat maakte aan die school omdat of zoolang deze eene bijzondere
zou wezen.
De vraag blijft zelfs of zij het onderscheid tusschen eene openbare en
bijzondere school kende.
Ik zon meenen dat hare bedoeling was de instelling in de Groenesteeg
voor 8rme en havelooze kinderen, wegens het nut dat zij sticht, te bevoor-
deelen, onverschillig of die instelling door bijzondere personen dan wel van
gemeentewege werd of zou worden onderhouden of bestuurd.
Voor deze opvatting pleitenvooreerst de algemeen gestelde woorden »de
bewaarschool"; en tweedens het feit, dat de testatrice, alhoewel die bewaar
school in 1871 eene openbare was geworden, hare beschikking niet heeft
veranderd.
Ik meen alzoo dat de gemeente op uitkeering van het bedoelde legaat
kan aanspraak makenen dat de gelegateerde som dus geheel ten voordeele
van de aangewezen school moet worden aangewend.
Den heer Burgemeester der gemeente Leiden. Mr. Neeb.
Leiden, 24 Maart 1873.
De Commissie van Financiën heeft de eer uwe vergadering in overweging
te geven om overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
te besluiten tot de aanvaarding van het daarbij omschreven aan de bewaar
school in de Groenesteeg vermaakt legaaten dat besluit aan de goedkeuring
van het college van Gedeputeerde Staten van Zuidholland te onderwerpen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 43. Leiden, 17 Maart 1873.
De beer Dr. W. M. S. Junius heeft, na het hem bij raadsbesluit van 27
December jl. verleend eervol ontslag als geneesheer van het Caecilia-Gasthuis,
met de meeste bereidwilligheid op zich genomen om zoowel met de behan
deling der zieken die nog niet naar het akademisch ziekenhuis konden wor
den overgebracht, als met het geneeskundig onderzoek van de openbare
vrouwen, op de gewone wijze voort te gaan.
Vermits de begrooting voor de Administratie der Vereenigde Gast- en
Leprooshuizen slechts is opgemaakt voor de eerste drie maanden van dit
jaar, zal voor den 1 April, als wanneer vermoedelijk alle verpleegden het
gasthuis zullen hebben verlatenten aanzien van het geneeskundig onder
zoek der openbare vrouwen eene voorziening moeten worden genomen.
Het is ons voorgekomen dat deze werkzaamheid behoort te worden opge
dragen aRn een der stads-heelmeesters, daartoe door den Burgemeester als
hoofd der politie aan te wijzen, en dat eene jaarlijksche tegemoetkoming
van minstens f 150 voor de in deze te praesteeren diensten wordt vereischt.
De kosten van de bij dit onderzoek te verleenen hulp en andere daar
mede samenhangende uitgaven worden mede geraamd op f 150, zoodat voor
een en ander een bedrag van ƒ300 per jaar benoodigd zal wezen.
Voorloopig zoude dit onderzoek nog kunnen plaats hebben in het tot dus
verre daarvoor bestemd lokaal in het Caecilia Gasthuis, tot dat omtrent de
aan dat gebouw te geven bestemming eene beslissing zal zijn genomen.
Mocht met deze regeling door uwe vergadering genoegen worden geno
men dan stellen wij voor een bedrag van 225 als noodig voor den tijd
van 9 maanden, door af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1873,
voor dit doel beschikbaar te stellen, te welken einde een staat van af- en
overschrijving ter vaststelling bierbij wordt overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 24 Maart 1878.
Door Burgemeester en Wethouders wordt aan uwe vergadering voorgesteld
omin verband met de aanstaande opheffing van de Administratie der Ver
eenigde Gast- en Leprooshuizen, het geneeskundig onderzoek van de open
bare vrouwen met 1 April e. k. op te dragen aan een der gemeente-heel
meesters, door den Burgemeester aan te wijzen, en daarvoor jaarlijks een
som van ƒ300 beschikbaar te stellen, waarvan de helft strekken zal als te
gemoetkoming voor den geneeskundige en de overige ƒ150 bestemd is als
vergoeding der bij bet onderzoek te verleenen hulp en tot bestrijding van
de andere daarmede samenhangende uitgaven.
Bij de overweging van dit voorstel is bij ons de vraag gerezen of er
termen zijn omwanneer aan de gemeente-heelmeesters het hier bedoeld
onderzoek wordt opgedragen hun daarvoor nog boven bunne vaste jaarwedde
eene afzonderlijke belooning of tegemoetkoming te verleenen.
De meerderheid van onze commissie kwam tot de conclusie dat daarvoor
geene aanleiding kon bestaanvooral met het oog op hetgeen omtrent dit
purit bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar in de sectiën in
het midden is gebracht. Reeds toen werd er namelijk op gewezen dat
wanneer dit geneeskundig onderzoek niet meer zoude worden verricht door
den geneesheer van het Caecilia-Gasthuis, het gevoegelijk zoude kunnen
worden opgedragen aan de gemeentelijke heelmeestersals zijnde dit onderzoek
eigenlijk begrepen onder de verplichtingendie uit den aard der zaak op
deze ambtenaren rusten.
Vergissen wij ons niet, dan was er destijds geen sprake van om voor
deze werkzaamheden eene afzonderlijke belooning uit te loven waarvoor te
Naar het ons voorkomt schijnen er op grond daarvan alleszins termen om
het onderwerpelijk verzoek der veerschippers vooralsnog aan te houden, tot
dat aangaande de overname van het jaagpad eene beslissing zal zijn geno
men, waarvoor te meer aanleiding bestaat, nu de lasten welke in verband
met het Utrechtsche jaagpad op deze gemeente rusten van dien'aard zijn,
dat bezwaarlijk tot eene afschaffing of vermindering van het door de veer
schippers verschuldigde zoude kunnen worden besloten.
Dat dverigens het padgeld door adressanten abusivelijk als belasting wordt
beschouwd, zal wel geen betoog behoeven. Deze bijdrage wordt van de
veerschippers gevorderd krachtens een in het jaar 1845 door de drie be
trokken gemeentebesturen genomen besluitwaarbij zij zijn vrijgesteld van
de toenmaals geheven wordende abonnementsgelden, op grond van den ach
teruitgang van het veer, en waarbij tevens is bepaald dat voor elke afva
rende schuit zoude worden betaald de som van f 1, telken reize te voldoen
aan den commissaris der stadvanwaar de afvaart plaats heeft.
Wij stellen uwe vergadering alsnu voor om het door adressanten inge
diend verzoek voorloopig aan te houden, totdat bekend zal zijn of er uit
zicht bestaat op eene opheffing van het gemeenschappelijk jaagpad als
bovenbedoeld.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.