zeer weinig dienst meer doen en de twee overige zijn niet veel beter, dat wil zeggenzij hebben geen genoegzame draagkracht om het water tot eene behoorlijke hoogte op te spuiten. Die spuiten dateeren van de vorige eeuw, zij zijn zeker meer dan 100 jaren oud en zijn versleten, de buizen, de zuigersalles is afgesleten en daarin valt geen verbetering meer te bren gen. Zij vereischen geheele vernieuwing. Twee er van kunnen desnoods nog behouden worden als reserve-spuitenmaar de andere niet. Het toe zicht van den directeur op de spuiten is, ik durf het gerust zeggen, zeer nauwkeurig geweest; geen week, zeker geen maand gaat voorbij of de spui ten worden behoorlijk nagezien en onderzocht en, als er een gebrek aan is, hersteld. Wat dus het beweren van den heer van Heukelom betreft, dat het toezicht niet behoorlijk plaats heeftverklaar ik dat niets verzuimd is of wordt bij het nazien der spuiten waarvan wij bij de laatste beproe ving nog te meer de overtuiging verkregen hebbendoch oude spuiten nieuw te maken versleten zaken in goeden staat te brengen is boven de krachten van hen die met het toezicht belast zijn. De heer Van Heukelom. Ik veroorloof mij den heer Stoffels te doen opmerken dat het begin van zijn antwoord lijnrecht in tegenspraak is met het slot er van. Hij vangt aan met de verklaring dat de spuiten onbruikbaar zijn en niet meer deugen en eindigt met te zeggen dat zij altijd hersteld zijn geworden. Dat laatste neem ik gaarne aan, maar dan kunnen- die spuiten niet zoo slecht zijn als men het wil doen voorkomen. Spuiten kunnen niet verslijten als zij voortdurend behoorlijk worden nagezien en gerepareerd. Zooals ik straks reeds opmerkte, is het eene daadzaak dat de spuiten hoog stens, en het is gelukkig volstrekt niet elk jaar het geval, driemaal per jaar gebruikt worden bij brand, en voeg daar nu bij nog viermaal 'sjaars bij beproevingdan is het zamen zevenmaal per jaar. Bij zulk een ge bruik nu kunnen spuiten, als ze behoorlijk worden gerepareerd, het niet honderd, maar wel duizend jaar uithouden. Zij kunnen dan niet slijten, want wat valt er aan te herstellen? Het hout kan rotten maar kan ver nieuwd wordenhet ijzer kan roesten maar door het goed in de verf te houden is daartegen te wakende kleppen kunnen verslijten maar kunnen door een eenvoudig werkman hersteld wordenwanneer voor dat alles ge waakt wordt, moeten ze goed blijven en dienst kunnen doen. Ik heb onze brandweer altijd hooren roemen en nu zouden die spuiten in zulk een ver vallen toestand zijn! Dat is ondenkbaar! De heer Stoffels. De heer Van Heukelom zegt dat spuiten het veel langer dan een eeuw moeten uithouden. Maar ik zal hem er toch niet op behoeven te wijzen dat de wetenschap en de nijverheid in de laatste tijden zeer merkbaar ook op dit gebied zijn vooruitgegaan, en de draagkracht b. v. tegenwoordig wel eens zoo groot is als bij de oude spuiten die wij nog hebben. Dat het hout verrot, is een kwade zaak, daardoor zelf staan de spuiten op straat niet meer vast. Wat daarvan zij, als het waar is wat de heer Van Heukelom beweert, dat aan zulke spuiten gedurende zooveel jaar niets mag mankeerendan kan ik niets anders zeggen dan dat de tegen woordige vier niet goed gemaakt zijnwant zij deugen niet. De heer Goudsmit. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet zoozeer een voorstel te doen dan wel eene vraag, naar aanleiding van het verschil van meening dat er schijnt te bestaan over de vraag of de spuiten vatbaar zijn voor herstel. Zou het niet goed zijn daaromtrent een of meer deskundigen te hooren, om, na hun advies te hebben ingewonnen -met meer kennis van zaken te kunnen oordeelen Met allen eerbied toch voor de kennis van Burgemeester en Wethouderszijn zij geen mannen van het vak. En nu zou ik wenschen dat het advies werd ingewonnen van een of meer deskun digen, die eene volledige beschrijving geven van den staat en den toestand der brandspuiten. De Voorzitter. Ik geloof dat men genoeg waarde kan hechten aan het advies van de deskundigen die thans reeds gehoord zijnnamelijk den Wet houder van het collegie van Fabricagebijgestaan door den stads-architect en den directeur .van het brandwezen die toch wel zullen kunnen beoor- deelen of de spuiten goed en meer of min vatbaar voor herstel zijn. De heer Goudsmit. Hier hebben wij alleen een advies van de Com missie van Fabricage, en dit nog slechts in algemeene termen, zoodat over de zaak zelve moeilijk te oordeelen is. Wat ik zou verlangenis een advies van deskundigendesnoods van de reeds gehoordenwaarin zij de fouten opsommen, die thans aan de spuiten bestaan, en de vraag beant woorden of herstel mogelijk is. Dan hebben wij althans meer keus. De Voorzitter. De gronden waarop die meening steunde zijn reeds opgenomen in ons rapport. Daarin wordt toch gezegd«dat wij de oude spuiten in onze tegenwoordigheid hebben doen beproeven en dat uit dat onderzoek gebleken is dat twee van de bedoelde spuiten niet ongeschikt zijn om nog gedurïnde eenige jaren te worden aangehouden, ten einde als reservespuiten dienst te doende derde als zoodanig nog gedurende een jaar kan worden gebruikt en de vierde van luttel waarde moet worden geacht en derhalve thans reeds van de hand zoude kunnen worden gedaan." Dat is dus eene uitspraak, verkregen na proeven, en die uitspraak stemt geheel overeen met die eener voor eenige jaren geleden benoemde commissie ad, hoe. In 1865 toch is het voorstel gedaan successivelijk al de spuiten te her nieuwen. Dat is wel een bewijs dat zij toen reeds zeer slecht waren. Dat voorstel zou zeker nooit gedaan zijn, zoo men niet de intime convictie had gehad dat de spuiten oud en dat zij verouderd waren. En als wij nu, gelijk de heer Stoffels terecht opmerkte, zien hoe in de laatste eeuw ook op dat gebied vooruitgang heeft plaats gehad, dan kunnen en mogen wij ons niet tevreden stellen met een systeem dattegenover het nieuweiets belachelijks heelt. De draagkracht toch dezer spuiten is zeer gering. En zoo ze al misschien nog eenigen dienst zullen kunnen bewijzendan zal het zijn wanneer ze in de onmiddellijke nabijheid van een brand werken, want de straal reikt niet verder dan eenige ellen. Ik wil mij niet verzetten tegen onderzoek en advies van deskundigenmaar ik geloof niet dat het den Baad iets verder zal brengenintegendeel het zou kunnen leiden tot de minder aangename uitspraak dat ook de andere zoo goed als onbruikbaar zijn en geen enkele dier spuiten, volgens de tegenwoordige eischen als bruikbaar zou kunnen worden aangemerkt. De heer Kbantz. Er schijnt eenig wantrouwen te bestaan ten opzichte van de goede werking der stoombrandspuiten dientengevolge wordt de aankoop van nog eene gewone spuit aangeraden. Om die reden zoude ik het wenschelijker achten daarmede te wachtentot dat de werking der stoombrandspuit gebleken was. De Voorzitter. Gij weet echter zelf het best welke gewichtige bezwaren de Eaad stelde tegenover de aanschaffing eener stoombrandspuit, wanneer deze gepaard ging met vermindering van het getal gewone brandspuiten. En wat nu de gebreken van deze laatste betreft, het doet mij waarlijk leed dat men die toeschrijft aan veronachtzaming, omdat de vroegere voor zitter van het Collegie van Fabricage niet tegenwoordig is, om zich op die grief te verantwoorden. Het kan bem toch niet aangenaam zijn te verne men dat men hem verwaarloozing verwijt en meent dat er verzuimd is bij tijds herstellingen aan te brengen. Van die zijde is alles gedaan wat mogelijk was. Maar de spuiten zijn niet alleen oud,^ook het systeem is verouderd en met uitzondering misschien van enkele plattelands-gemeenten zal njen die soort van brandspuiten wel niet meer aantreffen. De beer Krantz. De quaestie betreft niet een vorig beheer, mijnheer de Voorzitter, maar is ontstaan door de beslissing omtrent de stoombrand spuit genomen. De heer Du Hieu. Ik kan mij zeer goed vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om nu over te gaan tot de aanschaffing eener nieuwe brandspuit. Men was op een goeden weg door het aanschaffen van verbeterde brandspuiten, en daarop dient men voort te gaan. Indertijd had men acht spuiten en nu acht* ik het raadzaam voort te gaan successivelijk spuiten te nemen van nieuwer systeem ter vervanging der oudere; nu heb ben wij reeds vier spuiten van die verbeterde 9oort, en stelt men voor een vjjfde aan te schaffen, en ik heb er niets tegen zoo men later tot de aan schaffing van een zesde wil overgaan. De stoombrandspuit tochhoop ik zal niet veel noodig zijn. Zij behoeft alleen te dienen wanneer onverhoopt een groote brand mocht uitbarsten. Maar ik ben van meening, dat wij veel meer tegen brandgevaar beveiligd zullen zijn door meer gewone brand spuiten van goede constructie aan te schaffendie op verschillende plaatsen der stad moeten aanwezig zijn, zoodat men spoedig bulp kan verleenen waar het noodig mocht zijn. Van de stoombrandspuit heb ik geen groote verwachting. Hoe licht toch kan er iets aan gebeuren, vooral bij de zenuw achtige gejaagdheid die bij brand gewoonlijk heerscht. Ik geloof dus dat het raadzaam is voort te gaan op den goeden weg en de oude spuiten suc cessivelijk te vervangen door nieuwere. De heer Van Heukelom. Ik heb het woord gevraagdmijnheer de Voor zitter, maar niet om u dank te zeggen voor de insinuatie, alsof ik een vroeger hoofd van de Commissie van Fabricage zou hebben willen hard vallen, terwijl hij bier niet tegenwoordig is, en zich dus niet kan verdedi gen. Ik meende dat de betrekking, waarin ik tot dien man sta, mij alleen reeds moest vrijwaren voor zoodanige verdenking. Het tegendeel is dan ook waar. 'Maar wat ik heb willen betuigen isdat bij het bezit eener stoombrandspuit die voor vier handbrandspuiten water kan geven met vier goede brandspuiten en drie die door Burgemeester en Wethouders als reserve worden beschouwdmaar die ik acht goed te moeten zijn of in goeden staat te kunnen gebracht worden, genoegzaam in de behoefte van onze brandweer is vborzien. Ik' zal er nu verder over zwijgen. De Voorzitter. Wat ik zeide omtrent een vroeger bestuur van Fabri cage gold niet alleen het door u gesprokene, maar ook door den heer Krantz. Diemeen ikheeft ook gezegd dat de spuiten slecht onderhouden waren en wanneer men dat zegt, dan-doet men een geheel onverdiend verwijt aan de Commissie van Fabricage. Dat de stoombrandspuit gelijk in werking zou staan met vier andere, meen ik zeer te moeten betwijfelen. Ik geloof dat het behoud van vier gewone spuiten veel meer waarborgen oplevert. Ik heb mij niet verzet tegen het aanschaffen der stoombrandspuitmaar dit neemt niet weg dat ik blijf betwijfelen of zij met zekerheid altijd dienst zal kunnen doen. Bij een uitgebreiden brand zal een stoombrandspuit zeker goede diensten kunnen bewijzen, maar op den voorgrond moeten blijvende gewone spuiten en daarom moet ik aandringen op hunne vervanging door nieuwe. De heer Van Wensen. Gij beroept u, mijnheer de Voorzitter, op de Commissie van Fabricage. Dat is waarschijnlijk eene vergissing, want niet de Commissie maar alleen de president er van is belast met het beheer van het brandwezen en de Commissie van Fabricage is ook niet tegenwoor dig geweest bij het onderzoek der brandspuiten. .De Voorzitter. Ik versprak mij; ik bedoelde den president. De heer Goudsraitr heeft het voorstel gedaan het advies in te winnen van deskun digen omtrent den toestand der spuiten. Wordt dat voorstel ondersteund? De heer Buys. Ik heb niets tegen het voorstel van den heer Goudsmit en tegen nader onderzoektenzij a priori vaststadat dit nader onderzoek doelloos moet zijn en tot niets zal leiden. Ik wensch daarom'aan het Dagelijksch Bestuur te vragen of het kan verzekeren dat zijn oordeel over de brandbluschmiddelen in de laatste rapporten uitgedrukt, geheel overeen stemt met het oordeel van hen aan wie hier ter plaatse het bestuur over het brandbluschwezen is toevertrouwd. Is het antwoord toestemmenddan zou het, dunkt mij, doelloos zijn, nog eens het advies van de bedoelde per sonen te gaan inwinnen. Kan het Dagelijksch Bestuur die verklaring echter niet afleggendan ben ik bereid het voorstel van den heer Goudsmit te ondersteunen. De heer Goudsmit. Ik wensch den heer Buys te doen opmerken dat ik bedoel een advies van deskundigenzooals in rechtszaken pleegt te wor den ingewonnen, waarin de motieven worden opgesomd, die tot de conclusie leiden doch waaraan de leden van den Baad niet gebonden zijn. Thans is het in zekeren zin een tasten in den blinde. Daarom strekt mijn voorstel de resultaten van het onderzoek af te wachten. De heer Stoffels. Ik zou meenen dat een nieuw onderzoek doelloos kan worden geacht. Wij allen toch zijn bevoegde beoordeelaars genoeg om direct te kunnen zien dat de spuiten niet meer deugenen niet vatbaar meer zijn voor reparatie. En ik acht het niet voor de eer van Leiden wenschelijk dat men nu van menscheu van buiten een advies zal inwinnen omtrent eene zaak die zoo klaar en duidelijk mogelijk is. Ik kan mij dus niet met het voorstel van den heer Goudsmit vereenigen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 3