genotenen verhooging van de jaarwedde wordt alleen bij de begrooting voorgedragen, en geeft, zoo men in denzelfden rang dienst blijft doen, geene aanleiding, zooals vroeger, tot eene herbenoeming, De hoofdonderwijzer wijst ieder zijne plRats aan, en alleen bij bevordering tot een hoogeren rang is Bene herbenoeming noodig. De heer Cock. Dat is al weer een bewijs van de moeilijkhedenwaar toe de wet op het lager onderwijs in hare toepassing kan aanleiding geven. Maar ik herhaal, de moeilijkheid was zoo groot'niet, daar men den tweeden sollicitant en bovendien nog een ander als derden op de voordracht had kun nen plaatsenmet vermelding dat dit alleen was geschied om te voldoen aan de ivet. De Raad zoude dan niet licht de verantwoordelijkheid der be noeming van die twee laatste personen op zich genomen hebben. Ten over vloede voeg ik hier nog bij dat ik het zoo onmogelijk en zoo onbillijk niet zoude vinden om iemand die reeds in dienst der gemeente is op een min der tractementte benoemen ter vervuiling van eene vacaturewaaraan een grooter tractement verbonden is. Tot de benoeming zullende overgaanworden hierop de heeren Seelig Du Rieu en De Fremery door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken; Met 16 stemmen wordt benoemd P. M. Heymans; zijnde 4 briefjes in blanco gelaten. II. Benoeming van een hulponderwijzer aan de openbare lagere school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 10, n°. 37.) Met 15 stemmen wordt benoemd W. C. Peiger; zijnde 4 briefjes in blanco gelaten. III. Benoeming van een tijdelijk lid van de Commissie, belast met het ontwerpen en herzien der plaatselijke strafverordeningen. (Zie Handd. 10, n#. 39.) Met 12 stemmen wordt benoemd de heer Cock; zijnde verder uitgebracht op de heeren Goudsmit 3 stemmen, en Van Hettinga Tromp, Van Heuke- lom, Verster en Buys elk 1 stem. TV. Benoeming van een tijdelijk lid der Commissie van Financiën. (Zie Handd. 10, n°. 39.) Met 11 stemmen wordt benoemd de heer Krantz; zijnde verder uitge bracht op de heeren Van Heukelom en Du Rieu elk 3, en Verster 2 stemmen, De heer Bijleveld komt ter vergadering. V. Benoeming van een tijdelijk lid van Gecommitteerden tot de Ad ministratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. (Zie Handd. 10n°. 39.) Bij eene eerste stemming worden uitgebracht op de heeren Van Hettinga Tromp 10, Verster 4, Van Heukelom en Du Rieu elk 2 stemmen, Evers en Le Poole elk 1 stem. Bij eene tweede vrije stemming wordt met 17 stemmen benoemd de heer Van Hettinga Tromp; zijnde 3 stemmen uitgebracht op den heer Verster. De heeren Cock en Krantzdes gevraagdverklaren zich de benoeming te laten welgevallen. VI. Verzoek van Dr. Jac. Van Kaathoven om continuatie als stads heelmeester. (Zie Handd. 9n°. 33.) De heer Van Kaathoven wordt met 14 stemmen, overeenkomstig de conclusie der gunstige rapporten van de drie groote armbesturengeconti nueerd; zijnde 5 briefjes in blanco gelaten, terwijl de heer Verster zich ten deze buiten stemming had gehouden. VII. Verzoek van M. Van Weeren betrekkelijk de ruiling van perceelen op het Levendalil. (Zie Handd. 9, n®. 30, en 10, n". 30*.) De gunstige conclusie der rapporten van de Commissiën van Fabricage en Financiën wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. VIII. Verzoek van A. J. Van Mannekus ter bekoming van gemeente grond. (Zie Handd. 9, n°. 31, en 10, n°. 31*.) De ongunstige conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethou ders, overeenkomende met die van de Commissiën van Fabricage en Finan ciën wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Verzoek van C. Van Bohemen en A. Westgeest ter bekoming van grond aan de Haarlemmertrekvaart. "(Zie Handd. 9, n°. 32, en 10, n°. 32*.) De Voorzitter. Zoo als de heeren gezien hebben, was bij Burgemees ter en Wethouders te dezer zake gelijke vraag gerezen als bij de Commissie van Financiën zoodat zij zich met haar rapport kunnen vereenigen, De heer Stoffels. Ik wensch omtrent deze zaak nog mede te deelen dat aan Van Bohemen reeds geruimen tijd geleden die grond in gebruik en t^t wederopzegging toe is afgestaanlater had hij daartegen groot be zwaar, en wel omdat hij, bij den bestaanden titel, geen geld of hypo thecair verband op het óp dien grond gebouwde pand kan krijgenalleen was zulks Voor hem mogelijk als hij dien grond in erfpacht of recht van opstal verkreeg, en daarvoor nu wendt hij zich tot den Gemeenteraad, Nu adviseert de Commissie van Fabricage aan Van Bohemen dien grond in erfpacht uit te gevenhoewel de meeste grondenlangs de Haarlemmer trekvaart gelegen, vroeger op recognitie zijn afgestaan. Toen was de prijs bij tarief bepaald op lucent per meter. Nu, bij uitgifte in erfpacht, is door de Commissie van Fabricage voorgesteld dien prijs te bepalen op 3j cent per meter. Deze som, gekapitaliseerd, zou vermoedelijk overtreffen het be drag wanneer de grond wierd verkocht. Tegen den verkoop bestaat be zwaar bij de Commissie, te meer, daar bij recognitie en het op erfpacht uitgeven van den grond de opbrengst werkelijk voor de trekvaarten, waaraan dien grond gelegen is, en waarbij de opbrengst in rekening komt, voor- deeliger uitkomt. De Commissie van Fabricage meende dus in het belang der gemeente te handelen, door voor te stellen den grond niet te verkoopen. Allen die daar gronden hebben, hebben die op dezelfde voorwaarden, hetzij op recognitie hetzij in erfpacht verkregen. Dus nadat de zaak nader is toegelicht, zou de Commissie er wel toe kunnen overgaan, met de verschillende belanghebbenden in nader overleg te treden en hun gevoelen dienaangaande te vernemen en daarover later te rapporteeren. De Voorzitter. Ik stel voor, pvereenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie van Financiën te besluitenen Burgemeester en Wethouders te machtigen met de belanghebbenden in nader overleg te treden De heer Goudsmit. Ik heb eene bedenkingten aanzien van iets wat -zeker aan eene kleine vergissing is toe te schrijven. Er wordt hier gesproken van een vruchtgebruik met recht van opstal. Dat kan niet. Volgens ons burgerlijk recht kan er ot vruchtgebruik of recht van opstal worden verleendmaar niet beiden gelijk. Misschien ware het beter het woord «vruchtgebruik" geheel weg te laten, vooral omdat dat recht eindigt met den dood. En dit is voorzeker niet de bedoeling. Ik zou daarom liever alleen van erfpacht willen hebben gesproken. De heer Cock. Daargelaten de ongerijmdheid, dat men voor één en het zelfde doel zoude vragen te gelijk het zakelijk recht van vruchtgebruik en dat van opstal, komt er nog bij, dat requestranten dit ook niet vragen en hun dit dus te geven niet aan hun vraag zoude beantwoorden. Requestranten vragen om het zakelijk recht van erfpacht. De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. X. Voordracht betrekkelijk de beambten en suppoosten van het Caecilia- Gasthuis. (Zie Handd. 10 n®. 38.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. XI. Voordracht betrekkelijk de braudbluschmiddelen. (Zie Handd. 9, n°. 28, en 10, n®. 28*.) De heer Van Heukelom. Ik wenschte, naar aanleiding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, eene vraag te doen betrekkelijk het totaal getal brandspuiten thans aanwezig. Ik wenschte te weten of ik mij bedrieg, indien ik meen dat tot hiertoe steeds acht brandspuiten beschikbaar waren. Nu schijnt het dat daarvan vier zijn die in goeden staat geacht worden te zijn, twee waarvan gezegd wordt dat ze nog eenige jaren meê kunnen, één die nog maar één jaar volstrekt niet langef kan werken en einde lijk een die zoo slecht is dat ze gesloopt moet worden, en waarvoor dus nu een nieuwe zou worden aangekochtterwijl daarenboven wordt voorgesteld nog twee kleine spuiten aan te schaffen. Boven en behalve dat alles zullen wij nu een stoombrandspuit verkrijgendie kan geacht worden werk voor vier gewone spuiten te kunnel» doen. Ik heb tot het aanschaffen van dat werktuig indertijd mijne stem gegeven en acht dit nog een zeer verstandig besluit. Maar nu vraag ikof wij bij het bezit van die stoombrandspuit nog zooveel meer uitbreiding moeten geven aan de brandbluschmiddelen door aankoop van eene nieuwe spuit en twee kleine spuitenom later waar schijnlijk ook de drie thans als gebrekkig verklaarde spuiten door nieuwe te vervangen. Ik meen dat dit onnoodig is. Ik betwijfel of die drie spui ten waarvan twee nog eenige jaren en een nog maar een jaar kunnen dienen, wel in zoo slechten toestand verkeeren als ik uit het voorstel zou moeten opmaken. Een brandspuit is niet zoo vergankelijk: het is een instrument dat bestaat uit ijzerkoperhout en leder. Hout en leder ver rotten en verslijten; maar zijn zeer gemakkelijk te herstellen en te onder houden. IJzer kan tegen roest goed in de. verf gehouden worden en koper behoort tot de minst vergankelijke metalen. Wanneer ik nu aanneem, dat een brandspuit driemaal per jaar hij brand gebruikt wordt (wat gelukkig hier de regel niet is) en viermaal per jaar beproefd wordt, hoe kan dan een brandspuit door het gebruik zoo verslijten dat ze geen dienst meer kan doen, wanneer ze vroeger goed gewerkt heeft gelijk ons dit altijd vroeger verzekerd werd behalve misschien sinds eenige jaren. Ik ben niet vrij van de vrees dat hier eene strekking bestaat om het materieel bij de brand weer buiten mate uit te breiden en ik meen dat daar een punt achter gezet moet worden. Die strekking ontspruit uit vrees voor de stoombrandspuit. Men is beducht voor dat werktuig en vreest dat het telkens in de war zal blijken te zijn. Die vrees is ongegrond, mits het aan kundige handen toe vertrouwd, behoorlijk in orde gehouden en regelmatig beproefd worde; in dat geval kan het niet onklaar zijn. Ik voor mij acht liet aanschaffen van al die nieuwe spuiten onnoodig en meen dat met het "bestaande voldoende in de behoefte kan worden voorzien. De heer Krantz. Ik deel geheel het gevoelen van den heer Van Heu.- 1 kelom. De opmerking is reeds bij vorige gelegenheden door mij gemaakt dat de nieuwe spuiten om de verdere draagkracht zijn aangeschaft, maar dat in de meeste gevallen de oude van zeer goeden dienst kunnen zijn. De goede reputatie die de brandweer genietdateert ook niet van het oogen- blik af dat de nieuwe spuiten in werking zijn gebracht, maar van vroeger tijd. üe aankoop van eene spuit, gewoon model, acht ik onnoodig, nu tot eene stoombrandspuit is besloten. Indien evenwel de verschillende commis siën en deskundigen daartoe adviseeren. zal ik er mij niet bepaald tegen ver klaren. Van meer gewicht evenwel acht ik het om, in navolging van andere gemeentebesturen een deskundig en goed gesalarieerd persoon aan te stel len die met het toezicht van alles wat tot de brandweer behoort wordt belasten daarvoor verantwoordelijk is. Wij hebben een directeur met f 400 en onder-directeur met J50 salaris, maar weten zeer goed dat die personen niet al hun tijd en zorgen aan de zaak kunnen besteden. De heer Stoffels. Wij bezitten thans nog vier oude spuiten, die slecht zijn. Een is in het geheel niet meer te gebruiken, een tweede kan nog maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2