HAIDEUNREN VAH DER GEHEBBTEBAAO TAS LEIDEN. 11. 1 Zitting van Donderdag 13 Haart 1873, geopend te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Verster, EigemanSeelig, Veefkind, Buys, Van Wensen, Du Kieu, HarteveJt, Lezwijn Stoffels, De Eremery, Evers, Van Heukelom, Krantz, Wttewaall, Cock, Goudsmit, Le Poole, Bijleveld en Van den Brandeler. De heer Van Futtkammer gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 20 Februari 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1*. Missive van de heeren De Bordes en Sloethoudende kennisgeving dat zij de concessie voor den spoorweg LeidenWoerden hebben aanvaard. Deze missive is van den volgenden- inhoud »'s Gravenhage, 27 Februari 1873. Naar aanleiding van het slot van uw brief dd. 20 Nov. jl.n°. 816, heb ben wij de eer u te berichtendat wij den 24sten dezer de concessie voor den aanleg en de exploitatie van een spoorweg van Leiden naar Woerden hebben aanvaard. De heer Wiggers van Kerchem is door voortdurende ziekte verplicht ge weest zich aan deze onderneming te onttrekken. Aan Burgemeester en Wethouders De Bordes. van Leiden." L. A. J. W. Sloet. 2°. Dispositie van de Gedep. Staten, dd. 25 Februari, n°. 13, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 20 Februari, tot af- en overschrijving eener som van ƒ347.65 op de gemeentebegrootingdienst 1872. S°. Missive van N. J. Visscherdaarbij mededeelende dat hij de betrek king van onderwijzer 1ste klasse aan de jongensschool 1ste klasse met 20 April zal aanvaarden. Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van H. J. C. Bienfait, om afschrijving en restitutie van plaat selijke directe belasting van wijlen Mr. Bodel Nijenhuis. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van bericht en raad. 2®. Suppletoire staat van begrooting en staten van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1872, van de Administratie der Vereenigde Gast en Leprooshuizen en de Gemeente-Apotheek. 3®. Rekening der Gasfabriek over 1872, blijkens welke de winst be draagt ƒ53903.03, zijnde ƒ1096.97 minder dan de raming. 4®. Voordracht tot beschikbaarstelling van gelden voor het geneeskundig onderzoek der openbare vrouwen. 5®. Voordracht om aan de Maatschappij van Weldadigheid tot wederop- zeggens in gebruik te geven eenige lokalen van het Nosocominm op de Oude Vest. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten al deze stukken te stellen in handen van de Commissie van Financiën, ten fine van bericht en raad. 6®. Adressen van Dr. J, C. Kist en Dr. G. Zaalberg om continuatie als stads geneesheer. 7®. Adres van J. en A. Le Poole, om een reservoir te doen maken op den kantwal voor hun perceel op het Levendaal. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad. De Voorzitter deelt nog mede dat op 18 Maart e. k. in het bureau voor de verkiezing van een lid voor de Tweede Kamer der Staten Generaal als leden moeten plaats nemen volgens den rooster, de heeren P. I. De Fremery en J. I. Van Wensen, en dat door de Gedep. Staten aan Gecommitteerden tot de Administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen machtiging is verleend, krachtens art. 16 der armenwet, voor den verkoop der Inschrijvingen en Landerijen staande ten name van die administratie. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Nog deelt de Voorzitter mede datten gevolge van de opheffing van de bijzondere school van den heer Eichman met 1 April e. k. door een viertal leerlingen aanvrage is gedaan om geplaatst te worden op de school van den heer Japikse, weshalve machtiging wordt verzocht om deze leerlingen tus- schentijds op die school toe te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is: I. Benoeming van een hulponderwijzer aan de openbare lagere school n°. 2 voor on vermogenden. (Zie Handd. 9 n®. 29.) De heer Verster. Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mij niet vereenigen met de gronden waarop door Burgemeester en Wethouders de thans aan de orde zijnde voordracht is opgemaakt, en mijne aanmerking geldt evenzeer de op heden sub n°. 2 te behandelen voordracht. Ik lees daarin dat één 1873. der sollicitanten niet als zoodanig kon in aanmerking komenals zijnde hij reeds hulponderwijzer aan eene der openbare scholen hier ter stede, en staande alzoo zijn verzoek gelijk met een verzoek om verhooging van jaar wedde. Mocht ik al de juistheid van het laatste gedeelte kunnen toegeven, ik geloof dat het eerste moeilijk van onbillijkheid is vrij te pleiten. Wat is er gebeurd P Toen zich bij de eerste oproeping tegen eene bezoldiging van ƒ300 geene sollicitanten aanmeldden, werden Burgemeester en Wethou ders door deze vergadering gemachtigd eene tweede oproeping tegen ƒ400 te doen. Toen hebben er zich personen aangemeldwaaronder een die op eene bezoldiging van 300 reeds hulponderwijzer was. Laatstgenoemde omstandigheid was voor Burgemeester en Wethouders eene voldoende aan leiding om zijn adres eenvoudig ter,zijde te leggen en hem van'de mede dinging uit te sluiten. M. i. is dit ten onrechte geschied. Ware de op roeping in eene naburige gemeente geschied, dan had niets hem verhinderd om naar de betrekking te solliciteeren en er bestaanvolgens mijne meening geene gronden om hem dit binnen deze gemeente te ontzeggen, of, hetgeen op hetzelfde nederkomt, zijn verzoek ter zijde te leggen. Maar er is meer. Het zou kunnen zijn, dat hij, tot mededinging toegelaten, beter had vol daan dan een der overigen, en dan zoude, ten gevolge zijner uitsluiting, een migder geschikt persoon op eene hoogere jaarwedde zijn aangesteld. Ik wensch daaromtrent evenwel nu geen voorstel te doenmaar ik wilde door mijn stilzwijgen niet geacht worden de beweegredenen die tot de voor dracht hebben geleid, goed te keuren. Ik zou integendeel gaarne wenschen dat Burgemeester en Wethouders in het vervolg het aangenomen beginsel lieten varen en dat geene sollicitanten a priori van mededinging werden uitgesloten. De Voorzitter. Deze voordracht iszooals de heeren gezien hebben gedaan in overleg met den hoofdonderwijzer en den schoolopziener. Bur gemeester en Wethouders moeten hier in herinnering brengen dat alleen bij het opmaken der begrooting verhooging kan te pas komen. Indien nu de tweede op de voordracht ware geplaatst, zouden zij zijdelings gedaan hebben wat niet in de bedoeling lag van den Raad, namelijk eene verhoo ging van jaarwedde tusschentijds. Maar ik moet ook nog dit zeggendat de hoofdonderwijzer en'de schoolopziener het best bekend zijn met de om standigheden, die hier in aanmerking komen. Het is dus alleszins wen- schelijk zich niet te zeer te verdiepen in de vraag, in hoever de tweede sollicitant aanspraak zou hebben om op de voordracht te worden geplaatst en zulks nog te meer in verband met den wensch van den Raaddat niet tusschentijds verhooging van tractement zou worden toegestaan. De heer Cock. Ook ik heb een bezwaar tegen deze voordracht, ofschoon mijn bezwaar op andere gronden rust dan dat van den vorigen spreker. Mijn bezwaar is hierin gelegendat de wet op het lager onderwijs impera tief eene voordracht van drie personen voorschrijft. Reeds bij eene vorige gelegenheideenige jaren geledenheb ik hetzelfde bezwaar geopperd en men heeft ook sedert dien tijdal deed zich slechts één enkel sollicitant voor, de moeilijkheid vermeden door de voordracht met twee personen aan te vullendie, of niet gesolliciteerd hadden, en dus niet in aanmerking wenschten te komenof wel gesolliciteerd hadden doch voor ongeschikt werden gehouden. In beide gevallen behelsde de voordracht dan ook de uitdrukkelijke vermeldingdat de twee het onderst daarop voorkomende personen er eenvoudig op waren gebracht om aan de letter der wet te vol doen. Dit was, geloof ik, de eenige weg die er overbleef bij gebreke van een genoegzaam aantal sollicitantenvooral daar de wet zoo imperatief spreekt. Maar waarom heeft het Dagelijksch Bestuur datzelfde nu ook niet gedaan en waarom geeft het ons nu eene voordrachtwaarop slechts één persoon voorkomt? Het valt toch niet te ontkennen, dat hier minstens twee solli citanten warendie bevoegd waren benoemd te worden. Wilde men den ouden weg niet volgen en de voordracht niet met een derden niet sollicitee- renden persoon aanvullenstellig had men ze met den tweeden sollicitant kunnen aanvullen. Doch hoe dit ook zij, ik vrees dat eene benoeming uit eene voordracht als deze allicht voor onwettig zal moeten gehouden worden. De Voorzitter. Het is wel in overweging genomen. In vroegeren tijd moge men zoodanige voordrachten hebben opgemaakt; ik herinner mij niet dat dit in den laatsten tijd is geschied. ~Docb men zal toch met mij moeten toegeven dat het moeilijk is iemand op de voordracht te plaat sen van wien men om bovenvermelde redenen weet dat hij door den Raad niet zal benoemd worden. De heer Cock. Op twee punten wensch ik even den Voorzitter te be antwoorden. In de eerste plaats kan ik natuurlijk moeilijk volhouden, dat vroeger voordrachten wel eens met niet solliciteerende personen zouden zijn aangevuld, nu het door onzen geachten Voorzitter ontkend wordt. Ik meende het mij echter te herinneren. In alle geval weet ik dit zeker, dat wij verscheidene voordrachten hebben gehad waarop' uitdrukkelijk was vermeld,» dat die of die pprsoon of personen er alleen op waren geplaatst om aan de letter der wet op het lager onderwijs te voldoen. In de tweede plaats is er gezegd dat Burgemeester en Weihouders niet anders hadden kunnen handelen. Ik meen van neen. Ik zie niet in waarom men niet den persoon, die nu alleen op de voordracht voorkomt, er als nommer één op had kunnen plaatsen en dan den tweeden sollicitant als nommer twee, met vermelding desnoods, indien men althans zoo oordeelde, dat hij er op was geplaatst om aan de letter der wet te voldoen. De heer De Fremery.' Ik moet toch doen opmerken dat de tweede sollicitant reeds heeft het radicaal van hulponderwijzer. Het is dus onmo gelijk hem dat op nieuw op te dragen. Bij de vroegere verordening was het anders, toen was eene benoeming noodig bij elke bevordering; thans zijn er voor het hulppersoneel slechts twee rangendie van onderwijzer en die van hulponderwijzerin beide rangen worden verschillende tractementen II

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 1