1874 de loods te brengen in den vorigen staat, zoo heeft hij gemeend te
moeten afzien van bet oorspronkelijk verzoek, en liever te zien toegepast
de nakoming van het contractde voldoening der huurpenningen tot i Mei
1874, overeenkomstig het advies van Burgemeester en Wethouders,
Leiden, 13 Februari 1873. C. J. Zaalberg."
De Voorzitter. De heeren hebben gezien, dat de lieer Zaalberg zelf
zijne adhaesie schenkt aan hetgeen door Burgemeester en Wethouders is
voorgesteld. Zoo niemand van de heeren het woord verlangtstel ik voor
dienovereenkomstig te besluiten.
De heer Buys. Mag ik, naar aanleiding van deze zaak, eene opmerking
maken, mijnheer de Voorzitter? Uit de stukken is gebleken dat de loods
uitgebouwd en een gedeelte van de straat ingenomen iszonder dat de bij
de wet gevorderde verklaring, dat dit deel niet meer voor den openbaren
dienst bestemd isvooraf was gegaan. Het is misschien niet overbodig bij
deze gelegenheid een meer gestrenge naleving van bedoeld voorschrift aan
te bevelen.
De Voorzitter. Twee jaren geleden bij het oprichten van het tapgebouw,
is dat besluit genomenen toen is wel een gedeelte der straat er door ver
smald maar de passage is er niet door belet. Ik ben het echter met u
eens, dat een besluit, zooals door u bedoeld is, had moeten genomen
worden. In het vervolg zal op de nakoming dier wettelijke bepaling behoo-
ren gelet te worden. Als niemand verder het woord verlangt, stel ik voor,
te besluiten conform het rapport van Burgemeester en Wethouders en de
huur van de loods alzoo te laten voortduren tot 1 Mei 1874.
Dat voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
VI. Voordracht betrekkelijk het beheer over de gemeente-apotheek.
(Zie Handd. 5, n", 24.)
De heer Eveiis. Als ik de voordracht goed begrijp, is haar doel dit,
dat het beheer over de gemeente-apotheek zal worden opgedragen aan Bur
gemeester en Wethouders, en bestaat het plan om in het vervolg over die
apotheek te plaatsen eene commissie uit den gemeenteraad. Zoo als men
zich herinneren zal, heb ik reeds bij de behandeling der begrooting over de
zaak gesproken en aanmerkingen op de duurte der recepten gemaakt. Van
verschillende zijden zijn mij later mederieelingen omtrent de apotheek gedaan.
Vooreerst deze: dat er ook buiten de apotheek medicamenten worden ver
strekt en uit de gelden aan deze toegestaan worden betaald. Voorts dat de
apotheek aan verschillende inrichtingen medicamenten aflevert, waarvoor zij
gelden terug ontvangt. Een en ander schijnt mij minder doelmatig toe.
Bij de behandeling der begrooting heb ik gewezen op de voordeelen aan de
aanbesteding verbonden. Wel worden de geneesmiddelen die nu afgeleverd
worden bij de eerste leveranciers gekocht, maar bij aanbesteding kunnen
deze goedkooper en even goed, zoo niet beter, worden verkregen. In art. 7
der verordening, n". 2 van 1855, vind ik bepaald, dat de geneesheer be
perkt is in zijne voorschriften, dat hij bij het voorschrijven in den regel
gebonden is aan bepaalde middelen. Die bepaling houd ik voor zeer nuttig.
Er zijn een aantal geneesmiddelen, die dezelfde kracht hebben, maar zeer
verschillend zijn in prijs. Wel mag de hoogere prijs van eenig middel
geene reden zijn om het niet voor te schrijven, maar bij gelijke genees
kracht moet vooral in eene gemeente apotheek het goedkoopste worden ge
kozen.. Zelfs wordt groote verscheidenheid in de keuze der gelijk in kracht
staande geneesmiddelen nadeelig, daar de inkoop bij grootere massa's veel
voordeeliger is voor den kooper dan die bij kleinere. In al. 2 van dat
artikel staat dat de geneesheer van zijne voorschriften aan commissarissen
kennis geeft. Maar dat is niet genoeg; commissarissen moeten meerdere
macht hebben om mogelijke misbruiken te voorkomen. En zoo kom ik tot
de hoofdzaak. Als het stelsel van aanbesteding wordt toegepast, dan zullen
met het toezicht op de apotheek personen moeten worden belast, die kennis
van zaken hebben. Ik geloof geen kwaad te spreken van mijne medele
den, als ik zeg, dat geen hunner in staat is de zaken van de apotheek
te beoordeelen. Ik zelf reken mij daar ook niet ten volle toe in staat,
dit kunnen voor een groot deel althans slechts deskundigen, apothekers.
En vermits nu uit den Baad geen lid een oordeel over de geheele zaak
kan uitbrengenwenschte ikdat eene commissie van toezicht benoemd
wierd, niet uitsluitend bestaande uit leden van den gemeenteraad. Ik zou mee-
nen dat van die commissie moesten deel uitmaken een of twee apothekers
en een geneesheerwaaraan dan een raadslid kon worden toegevoegd. Zal
art. 7, al. 2, juist toegepast kunnen worden, dan is er geen een van de
niet geneeskundige commissarissen, die de kracht der medicamenten kan
beoordeelen en dus over de opvolging dier bepaling een oordeel kan uit
spreken. Maar er is nog iets. In het reglement van 1855 heb ik gezien,
dat geen zorg is gedragen voor hetgeen de apotheek uitgaat. Er is wel
gezorgd, dat men weet wat er ingekocht wordt en daarvoor uitgegeven,
maar er is nergens in het reglement gezorgd, dat men eenige zekerheid
hebbe, dat er eenige verantwoording geschiede van de afgeleverde medica-
mina. Op het oogenblik hebben wij een uiterst braven en eerlijken apothe
ker. Maar hij is sterfelijk. Daarom is het wenschelijk te zorgen, dat de
afgifte der geneesmiddelen behoorlijk worde gecontroleerd. Elders, bedrieg
ik mij niet, bij alle militaire apotheken, is ook daarin voorzien. Ik maak
die opmerkingendoch niet met het doel om een voorstel te doen. Het is
mij vooral wenschelijk voorgekomen dat bij de zamenstelling der commissie
en bij die der verordening op de apotheek op deze punten worde gelet en
daarom vestig ik er nu de aandacht op.
De Voorzitter. Ik dank u zeer voor die wenken, waarvan met vrucht
gebruik zal kunnen worden gemaakt, als de nadere regeling der apotheek
zal worden ontworpen. Wat de eerste aanmerking betreft, moet ik zeggen,
dat, zooals uit de rekeningen duidelijk blijken kan, door de weduwe Coebergh
medicijnen geleverd worden ten dienste der K, C. armen. Maar dat is een
toestand, die al sedert jaren bestaat; men wenschte die weduwe in dat
genot te laten. Wat andere leverantiën betreft, hiervan is bij mij niets
bekendtenzij die aan de diaconiën.
De heer Stoffels. Die leverantie bepaalt zich tot de gestichten van
liefdadigheid.
De Voorzitter. Wat de aanbestedingen betreft, zal het wel op den
weg der comrtrissie liggen om daartoe voor het vervolg over te gaan.
De heer Stoffels. Ik moet in de eerste plaats den heer Ever» bedan
ken voor zijne welwillende wenken en opmerkingen, maar bet doet mij leed,
dat ik er mij niet geheel mede kan vereenigen. Er is reeds gezegd, dat,
als de zaken van bet ziekenhuis zullen geregeld zijn, ook zal worden over
gegaan tot benoeming eener commissie voor de apotheek. Maar wij ver-
meenen dat wij nog wel eene maand zullen moeten wachten eer de zaken
van het ziekenhuis geheel gereed zijn. Ik vertrouwdat de heer Evers het
denkbeeld goed zal keurenom dat niet met overhaasting te doen. Wat het
stelsel van aanbesteding betreft, als lid der Commissie was ik daar altijd
sterk tegen.^ Bij aanbesteding staan in den regel de partijen tegen elkander
over, en biedt de een het al goedkooper aan dan de ander, maar zonder
dat de waar er beter door is. Bij sulphas chinini zal het voor den apothe
ker moeilijk zijn ze naar de volle waarde te schatten. Ik noem nu maar
alleen dat artikel, en zou er meerdere kunnen aanhalen. Dat alles kan
een scheikundige beter beoordeelen. Bij het onderzoek der kruiden kan het
beter geschiedenmaar kan hij te veel of te weinig opdoenbij het eerste
verouderen de kruiden te veel, het laatste is bij de aanbesteding te voorzien.
Ik zou dus moeilijk aan aanbesteding mijne stem kunnen geve». Voorts
zijn er drie inrichtingen, die tegen betaling geneesmiddelen krijgen, als de
Waalsche diaconie, het oude mannenhuis en de maatschappij van weldadig
heid. Wat de weduwe Coebergh betreft, is haar die gunst al toegestaan na
het overlijden van haren man. Ik kan niet aannemen dat de Baad haar
die gunst riu zal ontnemen. Maar in ieder gevalzoodra de zaken van het
ziekenhuis nader zullen geregeld zijn, zal er eene nieuwe verordening voor
de apotheek aan den Baad worden ingediend. Alsdan zal tevens tot benoe
ming eener commissie kunnen worden overgegaan; en ik geloof ook dat men
in de keuze buiten den Baad zal dienen om te gaan. Er zullen dan nog
wel geschikte personen daartoe te vinden zijn.
De heer Evers. Ik ben den heer Stoffels zeer dankbaar voor hetgeen
hij heeft kenbaar gemaakt. Maar in één opzigt moet ik van hem verschil
len en wel wat het onderzoek der geneesmiddelen betreft. Als een ge
woon apotheker niet kan onderscheiden, of sulphas chinini goed en zuiver
is, dan is hij niet op de hoogte van zijn tijd, dan is hij geen goed
apotheker. Als er één artikel is, dat hij kennen moet, is het juist dat.
Wat kruiden betreft, kan men wel ten naastenbij weten, hoeveel men jaar
lijks noodig heeft. Voor kleinere hoeveelheden bestede men niet aan,
voor grootere wel en zorge niet te veel te nemen. Ik zie niet indat in
dat opzicht aanbesteding bezwaar zou opleveren. Te 's Gravenhage werkt
het stelsel, dat ik er gedurende zes jaren hel) zien toepassen, zeer goed.
De deugdzaamheid der kruiden is gemakkelijk herkenbaar. Alleen voor
chemicaliën en sommige geneesmiddelen zouden deskundigen kunnen noodig
zijn. Maar als goede apothekers in de commissie zittendan heb ik meer
vertrouwen op het stelsel van aanbesteding, dan op dat van bij eerste leveran
ciers in te koopen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat wij nu op dit oogenblik kunnen vol
staan met de goedkeuring te vragen op de voordracht om het beheer der
apotheek tijdelijk aan Burgemeester en Wethouders op te dragen. Dan zal
later kunnen uitgemaakt worden, of er eene afzonderlijke commissie aan
het hoofd der apotheek zal worden geplaatst buiten den Baad.
De voordracht wordt aangenomen met 14 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Goudsrait, Evers, Van Heukelom en Dercksen.
VII. Voordracht betrekkelijk de apotheek in het Akademisch Ziekenhuis.
(Zie Handd. 7 n°. 26).
De Voorzitter. Zoo als aan den Baad zal gebleken zijn is de strek
king van deze voordracht, op verzoek van beeren Curatoren, om tijdelijk,
d. i. tot 1° Mei a. s.die apotheek in het oude Nosocomium te houden.
De voordracht wordt met algemeene stemmen aangenomen.
VIII. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst
1872.
(Zie Handd. 7n°. 27.)
Wordt zonder beraadslaging aangenomen met 17 stemmen tegen 1, die
van den heer Le Poole.
Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.