Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. rekend kan worden op het toesnellen en medewerken van meer of grootere spuiten. Van daar dat er meer nut zou getrokken worden van de aan schaffing van vier kleine spuiten, die met brandblusschen aanvangen en, bij het inmiddels gereedmaken van de bestaande vier nieuwe spuiten, zouden kunnen slagen in de aangewende pogingen, om den brand aanvankelijk te blusschen of den voortgang te matigen of te stuiten. Bij het ontstaan van meer geweldige branden is de hulp van een stoom- brandspuit onmisbaar, en wanneer de aanschaffing daarvan slechts dit nut had, dat zij bij eiken brand aanwezig was, om,', wanneer er behoefte is aan eene groote massa water, dienst te doenzou reeds veel verbetering in de brandblussching worden gebracht; hoeveel te meer wanneer hare volle werking werd vereischt en bij groote of langdurige branden de werking der stoombrandspuit den bijstand der gewone brandspuiten kon doen ontberen. En nu is bij onderzoek gebleken, dat vroeger opgerezen bezwaren tegen de aanschaffing van een stoombrandspuit, zoo niet geheel, toch voor een groot deel zijn opgeheven. Bij groote, vooral bij langdurige branden, kunnen handbrandspuiten met hare manschappen spoedig inrukken, zoodra een stoombrandspuit in werking komt, waardoor op het cijfer der belooningen eene aanmerkelijke bezuini ging kan worden verkregeD. Nu alle pogingen tot vrijwillige aanwerving van spuitgasten zijn mislukt, is het van te meer belang, dat door een stoombrandspuit, waarbij slechts een twaalftal werklieden vereischt wordt, de dienst bij de brandspuiten wordt verminderd tot op de helft. En terwijl vroeger het bezwaar gold, dat de behandeling van een stoombrandspuit vordert kennis en ervaring, ook van een machinist, bestaat dit bezwaar thans niet, nu beschikt kan worden over een machinist, die belast is met de zorg voor de locomobile van het Liernursche rioolstelsel, terwijl de behandeling bij brand kan worden opgedragen en toevertrouwd aan twaalf stadswerklieden. 't Spreekt van zelve, dat voor de stoombrandspuit eene afzonderlijke be waarplaats moet worden gebouwd, zoo nabij mogelijk staande bij een stal houderij, ten einde bij nacht zoowel als bij dag, ten allen tijde, paarden kunnen worden geleverd, om de stoombrandspuit te vervoeren naar de plaats van het onheil. Een plaatselijk onderzoek te Botterdamte Amsterdam en te 'sGraven- bage, heeft de overtuiging gevestigd van het nut eener stoombrandspuit, die altijd aanwezig waar brand is ontstaan, in werking komt, zoodra, maar ook niet vóór dat er behoefte bestaat aan eene groote hoeveelheid water op één punt of op een uitgebreid deel van het aangetast terrein. Te Rotter dam is eene groote voor f 10,000.te 's Gravenhage eene kleinere voor 8000.aangeschaft, waaronder begrepen is een stel slangen, een paar dentuig en verder al wat behoort tot eene compleete spuit. Even als elders kan eene overeenkomst gesloten worden met een stalhouder, over het op staanden voet vervoeren van de stoombrandspuit met paarden naar de plaats van het onheil en in de bewaarplaats kan een werktuig worden geplaatst, ten einde steeds warm water te verkrijgen in den stoomketel. Voor die bewaarplaats is een geschikt terrein naast het tapgebouw op de St. Jacobs- gracht, terwijl op het onderhoud van de machinerie toezicht kan worden gehouden door den machinist van de locomobile, die tegen uitkeering van eene billijke belooning steeds gereed zal kunnen zijn tot behandeling van de spuit,onder medehulp van daartoe aangewezen vast dienstdoende stads-werklieden. Na plaatselijk onderzoek en ingewonnen information bij liH. directeuren over de brandbluschmiddelen in genoemde gemeentenzijn de directeur en adjunct-directeur bij het brandwezen alhier tot de overtuiging gekomen, dat de stoombrandspuit b:j belangrijke branden vele voordeelen aanbiedt. Het groote volumen water toch, dat de stoombrandspuit, zonder aanwen ding van menscheüjke krachten (uitgenomen eenige bij de stoombrandspuit geplaatste manschappen), in den brand werpt, is in alle deelen zeer bevor derlijk tot spoedige blussching van den brand en besparing der belendende panden; daarenboven biedt zij het voordeel aan dat indien de brand lang- dnrigen tijd vereischt tot finale blussching, het groot aantal manschappen met de handbrandspuiten op bet terrein aanwezig, kan inrukken tot bevor dering der orde en besparing van geldelijke belooning en kosten van verversching. Doch boven al de opgenoemde voordeelenzou de aanschaffing etner stoombrandspuit den thans onhoudbaren toestand, wegens groot gebrek aan manschappen kunnen opheffen, aangezien door de bepaling in de ver ordening om geen manschappen beneden de 30 jaren aan te nemen (en dus met andere woorden de vrijstelling van den schutterlijken dienst is opgeheven), ruim een derde van het benoodigd getal ontbreekt, zijnde alle middelen, om het voltallig te maken te vergeefs beproefden men niet gaarne tot eenen verplichten dienst bij het brandwezen zon willen overgaan. Het voorstel van den directeur en den adjunct-directeur, hierin geboord, zou zijn om, in verband met de aanschaffing eener stoombrandspuit, bij de vier thans aanwezige groote handbrandspuiten van nieuwe constructie nog vier kleinere handbrandspuitenbij fabrieken en stations in gebruik, aan te schaffen, door welken maatregel bet mogelijk zou wezen, in het aan tal benoodigde manschappen te voorzienzonder tot andere maatregelen dienaangaande over te gaan. De vier nog in gebruik zijnde oude band brandspuiten van zeer verouderde constructie konden alsdanzoover dit noodig was, tot reserve-spuiten dienen. Het nuttige van deze nieuwe regeling der brandblussching zal worden erkend, wanneer men in aanmerking neemt, dat de dienst der gewone brandspuiten zeer verkort en vereenvoudigd wordt, als art. 61 der verorde ning slechts tot enkeie spuiten en voor een korten tijd wordt toegepast, omdat de stoombrandspuit steeds aanwezig is en blijlt en verderen bijstand overbodig maakt. Het voordeel dat daaruit voortspruit en de mindere uitkeering der beloo ningen kan wel opwegen tegen de kosten die de behandeling der stuom- brandspuit vereischen zal, zoodat alleen de som tot aanschaffing overblijft zoowel van die spuit als van vier kleine handspuiten, bij fabrieken in ge bruik, die elk 250 kosten en, spoedig vervoerbaar, als groote extincteurs in staat zijn om de branden in den aanvang te blusschen en den voortgang te verhinderen. Het niet gering te schatten voordeel bestaat vooral ook daarin dat de dienst van het personeel zeer wordt verminderd; de toevloed bij brand gering wordten de bezwaren worden vermedendie onvermijdelijk verbon den zijn aan de invoering van nieuwe maatregejen om voldoend personeel te verkrijgen en te beloonen of door plaatselijke verordeningen te verplichten. Op grond van deze toelichtingen en bemerkingen wordt voorgesteld 1°. liet aanschaffen van een stoombrandspuit, met al wat daartoe behoort waarvan de kosten worden geraamd op /"8000; 2". het bouwen van eene bergplaats ter zijde van het tapgebouw op de St. Jacobsgracht; 3°. het aanschaffen van vier kleine brandspuitenwaarvan de kosten ge raamd worden op f 1060. De Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage, Stoffels. Aan H.H. Burgemeester en Wethouders. N". 14. Leiden, Januari 1873. De Commissie van Financiën geene bedenkingen hebbende tegen den door haar onderzochten staat van begrooting in ontvang en uitgaaf van de admi nistratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen, over den tijd van drie maanden van het dienstjaar 1873, opgemaakt ingevolge raadsbesluit van 27 December A° P°, heeft de eer u te radendien goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 14. Toen in uwe vergadering van 27 December jl. ons voorstel om de be slissing aangaande de wijze van bebouwing der Ruïne te verdagen in behan deling kwamwerd tevens ter sprake gebracht de oprichting van een lokaal voor de tu3schenscbool. Uit de daaromtrent gevoerde discussiën moest wor den opgemaakt dat men bet over het algemeen zeer wenschelijk achtte, dat een gedeelte der Ruïne voor die school zoude worden aangewezen. Ook naar onze overtuiging kan zeker geen terrein geacht worden voor dit doel beter geschikt te zijnzoowel met het oog op de ligging in bet midden der stad, als op de ruimte welke het aanbiedt, vooral nu de her haaldelijk ontworpen plannen gebleken zijn meer of minder overwegende bezwaren op te leveren. Onverwijld na de bovengenoemde raadsvergadering, hebben wij dan ook in overweging genomen of het raadzaam zoude zijn uwe vergadering een voorstel te doen om een zeker gedeelte van de Ruïne nu reeds voor de oprichting van een schoollokaal te bestemmen, in de overtuiging dat de verlenging van ous mandaat tot het doen van nadere voorstellen betrekkelijk de bebouwing van de Ruïne naar de bedoeling van den Raad niet verhin derde, dat inmiddels aangaande de tusschenschool eene beslissing zou kunnen worden genomen. Het kwam ons in den aanvang voor dat, niettegenstaande de tot dusverre bestaande onzekerheid aangaande de plannen der Regeering ten aanzien van de oprichting van akademische gebouwener geen bezwaar kon bestaan om een gedeelte der Ruïne voor een schoollokaal aan te wijzen en met het bouwen een aanvang te maken. Nadere overweging en bespreking leidde evenwel lot een ander resul taat. De vraag of de Regeering de geheele ruimte der Ruïne dan wel slechts een zeker deel ten behoeve van het akademisch onderwijs zal wenschen te gebruiken, zal binnen betrekkelijk korten tijd kunnen zijn uitgemaakt. Mocht de vraag in eerstgemelden zin worden beslist en het alzoo blijken, dat het terrein in zijn geheelen omvang noodig wordt geacht, dan zouden wij het ten hoogste betreuren dat door de beslissing van den Raad om een gedeelte van de Ruïne te bebouwende uitvoering dier plannenvan zoo veel belang niet alleen voor het Akademisch onderwijs in het bijzonder, maar ook voor den bloei der gemeente in het algemeenzoude worden bemoeilijkt en wellicht geheel onmogelijk gemaakt. Maar bovendien overwogen wij dat de plaatsing van een schoollokaal op de Ruïne onmid dellijk in verband staat met het nog vast te stellen plan vau bebouwing van dit terreinen dat door thans reeds over een gedeelte te beschikken en tot de bebouwing daarvan over te gaan, de mogelijkheid zou ontstaan dat een overigens aan alle veveischten voldoend en de algeraeene goedkeuring wegdragend ontwerp niet zou kunnen worden aangenomenalleen omdat een gedeelte ree.ds aan het beschikbaar terrein was onttrokken. De Raad zoude ten gevolge van zoodanig besluit alzoo zich zelf hebben beperkt in de eventuëele vaststelling van eenbouwplan. Deze redenen hebben ons genoopt vooralsnog geen voorstel als bovenbedoeld aan uwe vergadering in te dienen, terwijl wij het mede niet geraden zou den achten te besluiten tot de plaatsing van de school in een ander ge deelte der gemeente. Immers, wanneer het later mocht blijken dat de Ruïne daarvoor kon worden gebezigd zonder de uitvoering der regeeringsplannen ie verhinderen of te belemmeren zoude fiet moeten worden betreurd dat men reeds tot de op richting der school in een ander, daarvoor minder geschikt, gedeelte der gemeente ware overgegaan. Wij stellen u dientengevolge voor om thans geene beslissing te nemen aangaande de plaats waar de tusschenschool zal worden opgericht, maar daarmede te wachten totdat bekend zal zijn of de Ruïne voor de oprichting van akademische gehouwen al óf niet in haar geheel zal noodig wezenen in geen geval daartoe over te gaan alvorens een plan van bebouwing der Ruïne door uwe vergadering zal zijn vastgesteld. Ten slotte meenen wij te moeten opmerken, dat wij geene vrijheid zouden hebben gevonden om dit voorstel in te dienen, wanneer wij overtuigd wa ren dat in de tegenwoordige omstandigheden ten aanzien van de tot stand- koming der tusschenschoolpericuhtm in mora gezegd kon worden aanwezig te zijn. Zoodanige dringende behoefte bestaat evenwel, onzes inziens, op dit oogenblik niet, aangezien tegen de overbevolking op de beide scholen der 2de klasse eene der voornaamste redenen, die geleid hebben tot hel besluit om eene zoogenaamde tusschenschool op te richten voldoende maatregelen zijn genomen. Van de meisjesschool namelijk zijn een 60 tal leerlingen geplaatst in het lokaal vroeger gebruikt voor teekenschool en palende aan het schoolgebouw op de Breêstraat, en van de jongensschool ontvangen thans 40 leer lingen onderricht in een der lokalen van het schoolgebouw op de Boom- markt, terwijl het voornemen bestaat dezen eerlang over te plaatsen naar een der zalen van bet Nosocomium Academicura op de Oude Vest. Nu derhalve in het gebrek aan plaats, althans tijdelijk, op voldoende wijze is voorzien, schijnen er, naar bet ons voorkomt, genoegzaam termen aanwezig te zijn om de uitvoering van het besluit betrekkelijk de oprich ting van eene tusschenschool alsnog gedurende eenigen tijd te verdagen, ten einde de totstandkoming eener aangelegenheid voor onze gemeente van zooveel gewicht als de oprichting van doelmatige gebouwen ten behoeve van de hoogeschoolniet te belemmeren of onmogelijk te maken, en tevens te voorkomen dat wellicht aan het een of ander uitnemend bouwplan geene uitvoering zou kunnen worden gegeven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 2