BANNELINGEN TAD DIM KBIEENTEBiiD VAN LEDER. I Zitting van Donderdag 16 Januari 1873, geopend, te twee uren Voorzitterde heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Krantz, Van Outeren, Du Kieu, Veetkind, Bij- leveld Buys, Eigeman Le Poole, Van Hettinga Tromp, Van Puttkammer, Goudsmit, Hartevelt, Lezwijn, Stoflels, De Premery, Cock, Van Heukelom, Van WensenWttewaallDercksen en Van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Vrijdag 27 December 1872 worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter. Mijne Heeren! Voor de eerste maal in dezen jaarkring te zamen vergaderdis het mij een genoegen u mijne beste wenschen aan te bieden. Moge het jaar 1873 voor u en uwe betrekkingen een gezegend jaar zijn en onze beraadslagingen bevorderlijk zijn aan den bloei en de welvaart dezer gemeente. De Voorzitter deelt mede: 1#. Dispositiën van de Gedep. Staten van Zuid-Hollanddd. 23 Decem ber jl., n°. 37 en 7 Januari jl.n°. 31, houdende goedkeuring van het 2e suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1872, en van de raadsbesluiten tot afstand van grond aan J. Van der Tas en tot onder- handsche verhuring van de woning boven het telegraafkantoor. Worden voor kennisgeving aangenomen. 2°. Missive van J. Van der Togt, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming tot kassier bij de stads bank van leening. Deze missive is van den volgenden inhoud 'Leiden, 9 Januari 1873. Ik heb de eer den Gemeenteraad mijn oprechten dank te betuigen voor de vereerende wijze waarop ik tot kassier der Stads Bank van Leening ben benoemd terwijl ik daariu dubbel aansporing ontving om door een trouwe en ijverige vervulling dezer gewichtige betrekking mij die eer en dat ver trouwen waardig te doen blijven. Met hoogachting en eerbied heb ik de eer mij te noemen Aan den Van den Gemeenteraad de onderdanige dienaar, Gemeenteraad der Stad Leiden." J. Van der Tobt. Wordt mede voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1". Adres van I. Imansom een gedeelte gronds der Marendorps-acbter- gracht; 2°. Adres van A. J. Van Mannekus, om eene strook gronds buiten de voormalige Koepoort; 3°. Adressen van C. S, C. Kichman en K. Dorsman, om afschrijving van plaatselijke directe belasting; 4°. Adres van C. J. Zaalberg, betrekkelijk de verhuring van de loods in de Gortestraatgediend hebbende tot taplokaal ter zake van het Liernurstelsel. i Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen ten fine van bericht en raad, te stellen in handen van Burgemeester en VVelhouders eri van de Commissie van Financiën. 5°. Adres van de Wed. J. C. Backer, houdende verzoek dat maatregelen worden genomen teft einde haar te ontheffen van den hinder door de duiven van haren buurman veroorzaakt. De Voorzitter stelt voor dit adres to renvoieeren aan Burgemeester en Wethouders, ter beschikking, als bohoorende tot de competeutie van dat college. De beer Goudsmit. ik geloof niet, dat die zaak behoort tot de compe tentie van Burgemeester en Wethouders of tot die van den Raad. De adres sante klaagt over binder, ten gevolge van eene onrechtmatige handeling, baar door haren buurman toegebracht. Dergelijke klacht behoort tot de 1 kennisneming van den rechter. De Voorzitter. Ik heb daarom voorgesteld het adres te stellen in ban den van Burgemeester en Wethouders, omdat alsdan wellicht de vraag zou kunnen worden in overweging genomen, in hoever het nuttig ware de aan dacht der Commissie voor de strafverordeningendie zich met de herziening der politie verordening onledig houdtdaarop te vestigen. De heer Goudsmit. Het kan wel aanleiding geven om; ten gevolge van het adres, eene wijziging op de politie-verordening voor testellen, maarniet om er op te beschikken. De Voorzitter. Er kon toch in ieder geval aanleiding bestaan om de klacht te toetsen aati het meerder of minder wenschelijke om daarin bij de bedoelde verordening te voorzien. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. 6°. Missive, van Gecommitteerden tot de administratie der vereenigde gast en leprooshuizendaarbij inzendende eene begrooting van ont vangst en uit gaatdienst 1873, opgemaakt voor den tijd van drie maanden. Oveieenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen l van de Commissie van Financiën, ten fine van bericht en raad. De Voorzitter deelt nog mede, dat door den heer Dr. H. G. Hamaker is ingezonden een exemplaar van de door hem uitgegeven Middeneeuw sche keur boeken van Leiden, met dankbetuiging voor de vrijgevigheid, waarmede het gebruik van de bij het gemeente-archief aanwezige handschriften hem tot dat einde is vergund. 1873. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit werk in het arebief te deponeerenonder dankbetuiging aan den auteur. De Voorzitter. LI. Dinsdag heeft het vergelijkend examen plaats gehad voor den eersten hulponderwijzer aan de jongensschool 1ste klasse. Dat examen heeft ons overtuigd, dat het vastgestelde minimum van 800 als jaarwedde voor eersten hulponderwijzer te gering iseti wij zouden dus wil len voorstellen bij eene nieuwe oproeping het traktement op het maximum, door uwe vergadering toegestaan te brengen. Het heeft ons toch bevreemd dat juist aan die schoolin de laatste twee of drie jaren, telkens de eerste hulponderwijzers vertrokken om eene betrekking te aanvaardendikwijls aan eene school van minderen rangdoch waaraan hooger traktement verbonden was. Wij hebben daarom ons zeiven afgevraagdwaaraan die voortdurende mutatie te wijten was, en kwamen tot de conclusie dat de oorzaak alleen in het te geringe traktement moet gezocht worden. Ook de schoolopziener en de hoofdonderwijzer meenen dat door eene traktements verhooging een einde aan dien toestand zal komen. De verordening, waarbij de traktementen zijn geregeld, wettigen die verhooging. Ik zou dus in de eerste plaats aan uwe vergadering verlof willen vragen deze zaak als spoedeischend aan de orde te mogen stellen. Wanneer wij toch tot eene eerstvolgende vergadering daarmede wachtenzou er te veel tijd verloren gaaneer dat de oproeping kon geschieden en de nieuwe titularis in functie tredenalles zeer tot nadeel van het onderwijs. Ten einde uwe vergadering in staat te stellen deze aangelegenheid juist te beoordeelenhebben wij den hoofdonderwijzer verzocht de retro-acta, voor wat het onderwijzend personeel der hoogste klasse aan die scbool betreftop te geven. Hij beeft aan dat verzoek voldaan in eene missive, die ik den Secretaris verzoek voor te lezen. De bedoelde brief is van den volgenden inhoud: »Ter voldoening aan uw verzoek, heb ik de eer u een staat aan te bieden van de mutatiën in de betrekking van Isten hulponderwijzer aan mijne school sedert 1 October 1868. Op genoemd tijdstip vertrok de 1ste hulponderwijzer F. Meyer als leeraar naar de H. B. te Assen; na tweemaal te vergeefs eene oproeping van sollicitanten gedaan te hebbenwerd door uw college besloten in diens plaats aan te stellen den op de school fungee- renden tweeden hulponderwijzer J. H. Van Wijk. Deze vertrok 1 April 1870 als hoofdonderwijzer eener openbare scbool te Zaandam, waar hij werd aangesteld op eene jaarwedde van/" 1000. Ter zijner vervanging deed zich slechts één geschikt sollicitant op, T. B. Plukhooy, die, na drie maanden in functie te zijn geweest, op 1 September 1870 aannam de betrekking van hoofdonderwijzer aan eene bijzondere neu trale scbool te Kralingen, met het uitzicht van ƒ1000 'sjaars te ge nieten. Al wederom deed zich voor de vacature slechts één bevoegd sollicitant op, die zijne betrekking aanvaardde op 1° Januari 1871, om die op L Maart te verwisselen met de inmiddels weder opengevallen betrekking te Kralingen. Bij de toen gedane oproeping deed zieb niet één liefhebber op zoodat door uw college besloten werd den heer Du Croix voorloopig tot onderwijzer in de hoogste klasse aan te stellenen eene volgende oproeping tot na bet najaarsexamen uit te stellen. In de maand October eene nieuwe oproeping gedaan zijnde, meldden zich slechts 3 sollicitanten aanwaaronder er slechts één was, nl. de heer Du Croixdie door u voor die betrekking geschikt werd geoordeeld. Deze was als zoodanig juist een half jaar met veel vrucht werkzaam geweest, toen hij solliciteerde naar de betrekking van hoofdonderwijzer aan eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs te Steenwijk, waar bij na gehouden examen werd benoemd op een traktement van ƒ1200. Ter zijner vervanging bood zich. door zeer toevallige omstandigheden nog, op nieuw slechts één sollicitant aan, nl. de heer J. C. Boeser, die, met 1° Juli als onderwijzer aan de school verbonden, op 15 December daaraan volgende ontslag uit zijne betrekking verzocht, uithoofde zijner benoeming tot hoofdonderwijzer aan eene bijzondere neutrale school te Zaandamop eene jaarwedde van niet meer dan ƒ1200. Ziedaar, M. H., de geschiedenis van voornoemde hulponderwijzersbetrek king, gedurende een tijdvak van nauwelijks vier jaar. Uit de u gedane opgave zal u ten duidelijkste blijken, dat de genoemde HH.die als 1ste hulponderwijzer werkzaam waren, allen vertrokken zijn om de betrekking van hoofdonderwijzer te aanvaarden aan scholen van den tweeden rang. Ik ben stellig overtuigd dat zoo hun ware aangeboden eene hoogere jaar wedde dan die van ƒ850, welke zij genoten, de meesten hunner, zoo niet allen, zouden gebleven zijn, om slechts te dingen naar inrichtingen van den eersten rang. Voorts behoef ik u wel niet te wijzen op de belangrijke nadeelendie het onderwijs geleden heeft ten gevolge van de voortdurende verwisseling van hulppersoneel. In het belang der school neem ik daarom de vrijheidu dringend voor te stellennu zich op nieuw geen geschikte sollicitanten hebben opgedaan de jaarwedde van den te benoemen eersten onderwijzer in eens te brengen op het maximum van ƒ1100, dat daartoe bij de verordening bepaald is. Als toch in de gemeente Leeuwarden voor eene dergelijke betrekking wordt aangeboden eene som van ƒ1200 a ƒ1400, geloof ik, dat eene stad als deze, vooral bij het bestaande gebrek aan hulponderwijzers, niet mag achter blijvenom aan eene betrekking, waartoe toch waarlijk zooveel wordt ver- eisclit, een ruim salaris te verbinden." De Voorzitter. Uit alles blijkt alzoo genoegzaam, dat bij oproeping bet aantal sollicitanten zeer gering was en dat zij, die zich in den laat9ten tijd aangemeld hebben veelal beneden het middelmatige waren. Dat heeft ens aanleiding gegeven tot het voorstel van eene verhooging van jaarwedde. Wij hadden geen gelegenheid het gevoelen der Commissie van Financiën in te winnen daartoe was natuurlijk de tijd te kort. Ik stel dus uwe verga dering voor deze zaaknog heden als spoedeischend te behandelen. 2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1873 | | pagina 1