Laatstgenoemd voorstel is een gevolg van een door ons aan de Com missie gericht schrijvenhetwelk hierbij wordt overgelegd en waarin de redenen worden vermeld, welke onzes inziens bedoelde wijziging noodig maken. Wij geven u alsnu in overweging het reglement op het beheer en be stuur der stedelijke gasfabriek en de instructie voor de gemeente-architect overeenkomstig het voorstel van dë commissie te wijzigen en de door ons dienovereenkomstig vastgestelde wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van ons collegiein gevolge art, 93 der gemeentewet goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 16 December 1872. De Commissie belast mét het ontwerpen en heïZfèn der plaatselijke veror deningen betreffende de huishouding der gemeente, heeft de eer, naar aan leiding van het Raadsbesluit vaft den 12 dezer, UEd. Achtb. voor te stellen tusschen de artt. 2 en 3 van de verordening van dert 14 Mei 1858 bou derrtfe reglement op Bet beheer en bestuur der stedelijke gasfabriek te Leideneen nieuw artikel in te lasschen van den volgenden inhoud ^Commissarissen kunnen behoudens hunne bevoegdheid zich zoo noodig »van de hulp of voorlichting van andere deskundigen te bedienende «diensten van den gemeente-architect, wanneer zij die behoeven, inroepen." Het tegenwoordig artikel 3, zou dan moeten aanvangen met de woorden: a Onder het bestuur van Commissarissen enz. enz." In verband hiermede stellen wij voor art. 1 van de verordening van den 27 Nov. 1862, houdende instructie voor den architect der' gemeente Leiden, aldus te wijzigen: «De architect staat, wat betreft de werken beheerd door Burgemeester «en Wethouders, onder de bevelen van dat cttllegiè en van de Commissie van «Fabricage, en wat aangaat de gemeente-werken opgedragen aan eene afzon derlijke «commissie uit den Raad, onder de bevelen van die commissie." Aan Burgemeester en Wethouders De Commissie voornoemd, enz. der gemeentè Léiden. Leiden, 28 December 1872.* Naar aatileiding van Uwe missive Van dén 21 December jl.heeft de Commissie belast met het ontwerpen en hérzien der plaatselijke verordenin gen betreffende de huishouding der gemeente de eer u te berichten dat Wj haaf geen bezwaar bestaat in de door UEd.-Achtb. voorgestelde Wijzi ging vati dft. 2 der verordening van den 14 Mei 1858, houdende regie* Merit Op Bet beheer en beStuör der stedelijke gasfabriek te' Leiden, eren- min als in de daarmede in verband staande wijziging van art. 10 Vari bet reglement van orde voor de vergaderingen van het college van Burgemeester en Wethouders, goedgekeurd door den Gemeenteraad den 12 Februarij 1852. Zij stelt- dientengevdlge voor: I, Art. 2 van de eerstgenoemde verordening aldus te veranderen «Het bestuur dezer inrichting wordt waargenomen door eene commissie «uit den Gemeenteraad onder den titel van Commissarissen der stedelijke «gasfabriek." Deze commissie bestaat uit: a. één Wethouder door het Dagelijksch Bestuur uit zijn midden aan te wijzenenz. enz. II. Art. 10 van bel reglement van orde te doen lezen als volgt «De onderscheidene takken van de buishouding der gemeente worden «onder de Wethouders aldus verdeeld: «Aan één hunner is de Burgerlijke Stand bij voorkeur opgedragen. «Één is bijzonder belast met alles wat de Financiën betreft. «Één beeft bet toezicht over datgeen wat onder den naam van de Fabfi- «cage bekend is. «Dat over de gasverlichting berust bij één der Wethouders door het «Dagelijksch Bestuur aan te wijzen." Aan Burgemeester en Wethouders De Commissie voornoemd, enz. der gemeente Leiden. Leiden21 December 1072. Onder dankbetuiging hebben wij de eer u de ontvangst te berichten van uwe missive van 16 December jl.waarbij, ingevolge het raadsbesluit van den 12den te voren, eene wijziging wordt voorgesteld van de verordening houdende reglement op het beheer en bestuur der stedelijke gasfabriek van 14 Mei 1858 en van de verordening houdende instructie voor den ge meente architect van 27 November 1862. Alvorens dit voorstel den Raad ter overweging worde aangebodenzouden wij gaarne het gevoelen uwer commissie wenschen te vernemen aangaande eene door ons noodig geachte wijziging van art. 2 der eerstgemelde veror dening. Daarbij wordt bepaald dat de commissiedoor wie het beheer en bestuur der gasfabriek Wordt gèvoerdbestaat uit: a. den Wethouder met het dagelijksch beheer der geméerite-fabricage belast; b. twee Raadsleden. Naar het ons voorkomt is de bepaling sub a te belemmerenddaar zich toch omstandigheden kunnen voordoen waarin' de vereeniging van beide betrekkingen voorzitter der Commissie van Fabricage en Commissaris der gas fabriek minder wenschelgk kan worden geacht. Vooral in den tegenwoordigen tijd, bij de uitbreiding van de fabricage- zakenis die vereeniging aan niet geringe bezwaren onderhevig. Gelijk u bekend is heeft dan ook de Wethouder van Finantiën tijdelijk het commissarisschap der stedelijke gasfabriek op zich genomen en is daar van in der tijd aan den Raad kennis gegeven. Voornoemde Wethouder is genegen voorloopig met het beheer en bestuur der gasfabriek belast te blij ven en acht het daarom, evenals de overige leden van ons collegie, noodig dat de bovenaangehaalde bepaling in dien zin worde gewijzigd dat daaruit blijke, dat door het Dagelijksch Bestuur uit zijn midden een commissaris der gasfabriek worde aangewezen. In dat geval zal mede art. 10 van het reglement van orde voor de ver gaderingen van liet collegie van Burgemeester en Wethoudersvastgesteld den 9en Januari 1852 en goedgekeurd door den Raad den 12en Februari daaraanvolgende (Gemeenteblad n°. 4 van dat jaar), wijziging behoeven, in zooverre daarbij aan één der Wethouders hef toezicht is opgedragen oir er datgeen, wat onder den naam van de fabricage en gasverlichting bekend is. Wij zullen alsdan de noodige wijziging in het reglement van orde vaststellen en overeenkomstig art. 93 der gemeentewet aaa da goedkeuring van den Raad onderwerpen. Mocht uwe commissie zieh met ons gevoelen in deze kunnet» vereeni gen, dan nemen wij de vrijheid u te verzoeken een voorstel tot wijziging van'art. 2 der verordening van 14 Mei 1858 te willen inzenden, ten einde gelijktijdig met het reeds ingediend voorstel in den Raad te worden be handeld. Burgemeester en Wethouderenz. Aan de Commissie belast met het ontwerpen en herzien der plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente. ]vj-o_ 2. Aan den Édel-Achtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Cornelia van Cazantwonende binnen deze gemeentedat adressant verzoekt dat aan hem in huur worde afgestaan een zolder in de Smitsteeg. B 't Welk doende Leiden4 Januari 1873. C. van Cazant. Leiden, 9 Januari 1873. Wij hebben de éér hiernevens oVer te leggen het aan uwe vergadering ingediend adres Van C. Vat» Cazant pachter van den afval van de Beesten markt, verzoekende in huur te bekomen den zolder in de Smidssteeg, ver gezeld van het doöf ons ingewonnen bericht van de Commissie van Fa bricage. Op de gronden door de Commissie aangevoerd gelöoven wij dat de on- derhandsche verhuring door haaf voorgesteld in het belang der gemeente is, en geveti wij ffiitsdien in overweging daartoe to besluiten op de voor waarden in het rapport der commissie verrneld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, S Januari 1873. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van C. Van Cazant te berichten dat de zolder in de Smidssteeg steeds bij ortderhandsch huurcontract is in gebruik verleend, telkens voor den tijd van twaalf maan den aan den pachter van den afval en de levering der berioodigdheden voor de Beestenmarkt, en aangëziën dé réquestrartt met den eersten dezer maand pachter daarvan gewórden is, brengt het belang der gemeente mede, dat aan hem óök die Zolder weder in huuf wordt verleendomdat dö be schikking over die gelegenheid tot berging van verschillende benóodigdheden van invloed kan geacht worden op de uitgeloofde pachtsom die van /"860 is geklommen tot ƒ1067 'sjaars. De Commissie aeht zieh derhalve verplicht te raden dat de bedoelde zolder wederom voor den tijd van twaalf maanden, gerekend ingegaan te zijn den lsten Januari dezes jaars aan genoemden Cornelis Van Cazant wordt verhuurd maar tot eene hoogere som dan de daarvoor tot heden betaalde huur van f 30 en is uit dien hoofde met den pachter overeengekomen die op f 45 te bepalen. Aan H. H. Burgemeester én De Commissie van Fabricageenz. Wethouders. Leiden, 10 Januari 1873. De Commissie van Financiën kan zich met de voordracht tot onderhané- Stihe verhuring van den zolder in de Smidssteeg vereenigen en stelt mits dien voor dienovereenkomstig te besluiten. Aan deri Gemeenteraad. De Commissie van Financiën,- enz. Leiden, 7 Januari 1873. Ten gevolge van het verleend eervol ontslag aan mej. H. M. Klerk Dé Reus, is de betrekking van onderwijzeres 2e klasse aan de openbare schodl voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse, vopr meisjes, (jaarwedde 500) vacant geworden. Op onze oproeping hebben zich drie sollicitanten aangemeld: de eene mist de vereischte acte voor handwerken, terwijl de tweede bereids aan dezelfde school werkzaam is; de derde, mejuffrouw Tinaanshebben wij uitgenoodigd tot het afleggen van een praotisch examen. Dit heeft op heden plaats gehad enuaar bet eenparig oordeel van bevoegde autoriteiten met den meest gunstigen uitslagzoodat wij niet aarzelen haar voor deze betrekking bijzonder aan te bevelen. Wij nemen alzoo de vrijheid u, in overleg met de hoofdonderwijzeres der school en den districtsschoolopziener, het navolgend drietal aan te Méden, met verzoek om tot de benoeming over te gaan, als: i°. Aldegonda Bernardina Louisa Timans, 2°. Wilhelmina Catharina Jacobs Hepp, 3°. Johanna Catharina Gerding, de eerste te Goes, de tweede binnen deze gemeente, de laatste te Amster dam werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. !^oa 9 Leiden, 7 Januari 1873. Voor de betrekking van onderwijzeres der 2e klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse, voor meisjes, op eene jaarwedde van ƒ550, hebben zich op onze oproeping slechts twee sollicitanten aangemeld, wie.r stukken wij ons de eer geven hierbij over te leggen. In overleg met de hoofdonderwijzeres der betrokken SéBööl eri den districts-schoolopzienerbieden Wij u bij deZe de navolgende voordracht aanme"t verzoek om daaruit eene keuze te dóenals 1°. Johanna Elisabeth Wernergeb. DTechsleralhier, 2®. Aldegonda Bernardina Louisa Tinhans, té Goes, terwijl wij, ter aanvulling van het drietal, hierbij voeget» 3®. Johanna Catharina Gérdirig, te Amsterdam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2