Die drang be3taat echter niet; vooral niet, zoolang nog partij is te trekken van het aanwezige Gobelins-behang, dat, volgens deskundigen, na de hier besproken herstelling, nog vele jaren naar behooren zal kunnen dienst doen. Zooals de zaal nu bestaat, behoort de schoorsteen tot den eigenaardigen bouwtrant. Het wegnemen daarvan zou derhalve eene verminking zijn en vorderen, dat men met de restauratie in anderen stijl verder ging. Het wegnemen moet ook uit anderen hoofde ontraden worden. De schoor steen bevat nl. vier afzonderlijke kanalen of rookleidingen voor evenveel stookplaatsen, en wel voor die van de hoofdwacht, van eene binnenkamer en eene bovenvoorkamer in de woning van den Stadhuisbewaarder, en van de raadzaal. Drie van deze kanalen gaan achter den schoorsteen van de raadzaal opwaartsen vervolgens in vier kanalenlangs een brandgevel op den bovenzolder, in een der antieke schoorsteenpijpen uitkomende boven het dak van het Raadhuis. De schoorsteen is derhalve niet weg te nemen, zon der het geheel af te brekenen in de plaats daarvan nieuwe rookleidingen te maken; een werk dat kwalijk vooruit te ziene raoeielijkheden kan ople veren, en waarvan de gemeente-architect de kosten niet beneden de ƒ1400 durft te ramen. Een ander middel om het ongerief van het vooruitsteken van den schoor steenmantel eenigszins te verhelpendoet zich evenwel aan de handen wel verplaatsing naar achteren van den hinderlijken uitsprong. Volgens den gemeente-archïtect zouden de consoles eene inkorting van 4 decimeters gedoogenzonder aan den bestaanden vorm te schaden en acht hij daar mede eene uitgaaf van f 350 gemoeid. In weerwil hij dat werk alleszins uitvoerbaar achtis de Commissie niet vrij van vrees voor tegenspoed in de uitvoeringen durft zij niet op zich nemen het aan te raden. Het vorenstaande te samen vattende, in verband met hare voordracht van 2 October 11., is het advies van de Commissie van Fabricage: voor het res- taureeren van de raadzaal op den daarbij voorgestelden voet, waarvoor vol gens raming noodig eene verhooging met ƒ500 van de reeds beschikbare som van 600alsmede voor eene gunstige beschikking op het adres van de firma van Ewijk en Groen in dien zin dat aan haar voor eene som f 50() niet te boven gaande, en met de bepaling het werk binnen den tijd van vier maanden op te leveren de herstelling van het Gobelins-behang worde opgedragen. De Commissie van Fabricage, enz. Aan HH. Burgemeester en Wethouders. Leiden, 14 December 1872. Ten aanzien van de reeds vroeger behandelde quaestie van de herstelling der raadzaal, stellen Burgemeester en Wethouders in overleg en in overeen stemming met de Commissie van Fabricage voor, om het Gobelins-behangsel te doen restaureeren door de behangers Van Ewijk en Groenen de op de begrooting voor 1872 uitgetrokken som van f 600.met f 500.te ver- hoogenten einde het verder in deze benoodigd werk kunne worden uit gevoerd. Tegen de opdracht van het werk aan voornoemde firma zouden wijcasu quovolstrekt geen bezwaar hebbenwel niet op grond dat de heeren Van Ewijk en Groen, stadgenooten zijn, maar omdat zij aannemen het vereischte werk tegen lager prijs te verrichten dan de heer Windt te 's Gravenhage. Bij nadere overweging van het voorstel is bij ons evenwel de vraag ge rezen of het geheele werk der herstelling van de zaal niet op minder kost bare wijze zoude kunnen geschieden dan thans wordt voorgedragen. Alleen de restauratie van het bestaand behangsel toch zal eene uitgave van ongeveer ƒ500.ten gevolge hebben, en al moge nu ook die som niet hoog zijn wanneer men let op den arbeid welke daarvoor verricht moet worden, toch geldt het hier eene vrij belangrijke uitgave, vooral wanneer men bedenkt dat de zaalzonder schade voor haren eigenaardigen bouwtrant, voor aanmerkelijk minder kosten van een nieuw behangsel zoude kunnen worden voorzien. Te minder zijn wij genegen het voorstel te ondersteunen, nu ons uit bekomen inlichtingen is geblekendat het aanwezig Gobelins-behangsel eene met geringe waarde heeft en zelfs, zooals het daar ligt, zoude kunnen wor den overgedragen tegen een prijs, minstens gelijkstaande met de som, welke voor het aanbrengen van een geheel nieuw, zeer deftig en zelfs kost baar behangsel gevorderd wordt. Wij hebben dientengevolge de eer u voor te stellen de voordracht van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen maar te besluiten tot verkoop van het aanwezig behangsel en Burgemeester en Wethouders te machtigen de opbrengst van den verkoop te voegen bij de som, welke op de begrooting voor 1872 voor de restauratie van de raadzaal werd aangewezen. Wij twijfelen geen oogenblik of het college van Dagelij ksch Bestuur en de Commissie van Fabricage zullen er met behulp van die middelen in slagen de zaal te herstellen op eene wijze, welke te gelijk de belangen onzer gemeente-financiën en de eischen van het schoonheidsgevoel bevredigt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 239. Leiden, 12 December 1872. Onder referte aan het hiernevens gevoegd bericht van de Commissie van Fabricage stellen wij u voor om te besluiten tot den openbaren verkoop van het stadsjacht met toebehooren en van het schuitenhuis aan het Galge water, dit laatste voor afbraak. Reeds bij de behandeling van de begrooting voor het volgend jaar werd bedoelde verkoop ter sprake gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz, Leiden, 11 December 1872. De Commissie van Fabricage heeft dc eer voor te stellen om aangezien het stadsjacht belangrijke herstellingen vereischt en de behoefte aan dit vaartuig voor het gemeentebestuur, sedert eenigen tijd niet meer bestaat, het in het openbaar te verkoopen met de daarbij behoorende kussens en verdere benoodigdheden. Ten gevolge van deze opruiming zal buiten gebruik kunnen vallen het evenzeer herstelling behoevend schuitenhuis aan hot Galgewater, terwijl de stadsboeier die nog dienstig is voor het toezicht op de stadsvroonwateren kan worden geborgen onder één der bogen van den Korenbrug, weshalve de Commissie voorstelt dit jachthuis voor afbraak te verkoopen. Aan HH. Burgemeester en Wethouders. De Commissie van Fabricage enz. Leiden, 14 December 1872. Overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en Wethouders geven wij uwe vergadering in overweging o n te besluiten tot den openbaren ver koop van het stadsjacht met toebehojren en van het in de stukken vermeld schuitenhuis. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien, enz. J7°. 240. Leiden, 12 December 1872. De heer W. Vruggink, directeur van het rijkstelegraafkantoor alhier, heeft ons te kennen gegevendat hij weder voor één jaar de boven dat kantoor gelegen woning wil inhuren. Daar bij ons hiertegen geene bezwaren bestaanhebben wij de eer u voor te stellenom op dezelfde voorwaarden die onderhandsche verhuring aan te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Wij hebben geene bedenkingen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring van de woning boven het telegraaf kantoor bij continuatie voor den tijd van één jaar, en stellen u mitsdien voor om dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N®. 241. Leiden, 12 December 1872. In uwe vergadering van 28 December des vorigen jaars werd tut ambte naar speciaal belast met het toezicht op de honden ter richtige invordering der honden-belasting, benoemd de onbezoldigde inspecteur van policie alhier de heer C. F. Beek. Gelijk reeds in de memorie van antwoord op het algemeen sectiën-verslag aangaande de begrooting voor 1873 werd opgemerkt, zal, nu de heer Beek sedert tot bezoldigd inspecteur van policie is aangesteld geworden, tot de benoeming van eenen opvolger behooren te worden overgegaan. Ingevolge de bepaling van art. 179 litt. s der gemeentewet, waarbij het Dagelijksch BestuHr wordt belast met het behoorlijk voorbereiden, zoover het niet aan anderen is opgedragenvan al hetgeen in den Raad ter over weging en beslissing moet worden gebracht, achten wij het dienstig u den persoon te noemen die, naar onze meening, bij uitstek geschikt moet wor den geacht om voor eene benoeming in aanmerking te komen. Wij nemen daarom de vrijheid daarvoor aan te bevelen den onbezoldigden inspecteur van policie, Dirk De Bruyn.om bij eventuëele benoeming beide betrekkingen gelijktijdig te bekleeden. De ondervinding heeft ons over het weldra afgeloopen jaar doen zien dat de opdracht van het toezicht op de honden aan een ambtenaar der policie de meest gunstige resultaten ten aanzien van de opbrengst der belasting heeft opgeleverd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 242. Leiden, 16 December 1872. Ter vervulling der vaceerende betrekking van hulponderwijzer aan de open bare lagere school n°. 2 voor minvermogenden op eene jaarwedde van ƒ300 hebben wij, in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den dis- tricts-schoolopziener, het navolgend drietal opgemaakt, dat wij ons de eer geven u bij deze aan te bieden met verzoek om daaruit eene keuze te doen als: 1°. Cornelis Yan der Waals; 2°. Jan Frederik David Blöte; 3°. Jan Brouwer, allen binnen deze gemeente werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°i 243. Leiden, 16 December 1872. Om te voldoen aan het raadsbesluit van den 12 dezer maand hebben wij de eer het volgend dubbeltal voor te dragen ter benoeming van een kassier der Stads bank van Leening alsJ. van der Togtbeleener of eerste schat ter, H. W. De la Bije, boekhouder, beide beambten aan die instelling, waarvan de eerste gedurende 35, de tweede gedurende de laatste twee jaren daaraan zijn verbonden. Commissarissen der Stads Bank van Leening Stoffels Voorzitter. A. Montagne Iz., Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N®. 244. Leiden, 16 December 1872. Ter voldoening aan het voorschrift van het Reglement op het Bestuur en de werkingen van de Stads-Bank van Leening hebben wij de eer nevens het door Commissarissen van genoemde instelling bij missive van 12 Dec. jl. voorgedragen dubbeltalter vervulling van de door periodieke aftreding ontstane vacatureu het navolgend dubbeltal aan te bieden de Heeren Mr. C. Cock en Jhr. Mr. J. N. Van Puttkammer. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 12 December 1872. Wij hebben de eer, ingevolge de artikelen 2 en 3 van het Reglement op het bestuur en de werkingen onzer instelling, in plaats van den Heer P. L. C. Driessen die met den eersten Januari aanstaande moet aftreden het volgend dubbeltal voor te dragen, als de Heeren Peter Ludwig Carl Driessen, Mr. Rudolph Theodoor Bijleveld, leden van den Gemeenteraad, ten einde met een gelijk getal door u vermeerderd, uit dit viertal door den Gemeenteraad de benoeming tot Commissaris zou kunner. geschieden. Commissarissen der Stads Bank van Leening Stoffels Voorzitter. A. Montagne Iz.fd Secretaris. Aan HH. Burgemeester en Wethouders dezer gemeente. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRARBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 3