HAUW VAN Dl GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
57.
INGEKOMEN STEKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
N®. 3ÏÏ* en 318*. Leiden, 25 November 1872.
Wij hebben kennis genomen van de in onze handen gestelde stukken
waarbij door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld om twee
perceeien gemeentegrond, na aan den openbaren dienst te zijn onttrok
ken, in eigendom af Ie staan aan L. S. Verhoeven en aanï. J. Bots en wel
aan eerstgenoemde 5 centiaren van de tweede Haverstraat en aan
laatstgenoemde 24 centiaren van de Vesteslraal.
Tegen den afstand van bedoelden grond hebben wij geen bezwaar
met het voorstel evenwel om den grond af te staan legen ƒ1.per
centiare, kunnen wij ons niet wel vereenigen.
Die koopsom komt ons namelijk te laag voor. Wanneer toch de gemeente
grond afslaat in het uitsluitend belang van particulieren, dan beslaat er,
onzes inziens, geen reden om den koopprijs zooveel lager te stellen dan de
som welke de belanghebbenden zouden moeten betalen, wanneer zij
grond aan particulieren toebehoorende moesten aarikoopen, welke som in
casu zeker niet minder dan ƒ5.— per centiare zoude bedragen.
Wij stellen uwe vergadering derhalve voor, om tol den gevraagder»
afstand van grond Ie besluiten en den koopprijs vast te stellen op vijf
gulden voor elke centiare. v
Aan den Gementeraad. De Commissie van Financiën.
N°. 333*. Leiden, 25 November 1872.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tol af- en overschrijving eener som
van 1752.80 op de begrooling, dienst 1872, lot aanvulling van het
op die begrooling uilgetrokken bedrag voor hel aandeel dezer gemeente
in hel beloop der kwade posten enz., wegens de grond- en personeele
belasting, en geeft u mitsdien in overweging lot de vaststelling van dien
staal over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Zitting van donderdag 38 November 1873.
geopend te twee uren.
Voorzitter: de beer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig de beeren Van Putlkammer, EigemanBuys, Van Het-
tir.ga TroinpSeelig, Le Poole, StofielsDriessenLezwyn, Hartevelt,
Evers, VeefkindDu llieu, Dercksen, Van Heukelom, Van Outereu
Krantz, Van Wensen, Wttewaall, De Eremery, Bijleveld, Goudsmit en
Van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag
18 November 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat blijkens bericht van Commissarissen der
Stadsbank van Leening de kassier der bank, J. W. Vlaanderen, is over
leden, en dat met de waarneming dier betrekking tijdelijk is belast J. Van
der Togt Jz., schatter, terwijl bij de opneming de kas in orde is bevonden.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Adressen van G. S. Van der Spruyt, J. Van der Steen, C. V. Vis
ser en W. F. Kiewit, om afschrijving of teruggave van plaatselijke directe
belasting.
2°. Adres van C. Van Bohemen, verzoekende dat hem in erfpacht
worde afgestaan de hem in gebruik gegeven grond aan de Haarlemmer
trekvaart.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan
ciën ten fine van bericht en raad.
3°. Adres van P. Schouten en Zoon om een vlot te mogen leggen in
den Ouden Bijn.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad.
4®. Voordracht ter benoeming van een leeraar in het teekenen en van
een leeraar in de gymnastiek aan de scholen voor middelbaar eu lager
onderwijs.
5®. Voordracht ter benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer aan de
jongensschool voor meer uitgebreid lager onderwijs 1' klasse.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de
leden in de leeskamer neder te leggen.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een leeraar in de wis- en natuurkundige vakken aan
de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse
voor meisjes.
(Zie Handd. 56, n". 216.)
De hoeren Evers, Du Bieu en Van Outeren worden door den Voor
zitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken.
De uitslag der stemming is, dat J. H. Jennes met 19 stemmen als zoo
danig benoemd wordt. Er wordt 1 stem uitgebracht op J. A. Ten Klooster
en 1 billet was in blanco gelaten.
II. Verzoek van Diakenen der Nederduitse!» Hervormde gemeente alhier,
om te worden vrijgesteld van de betaling eener recognitie voor het gebruik
van gemeentegrond in de Verwersstraat.
(Zie Handd. 52, n®. 220 en 53, n«. 210*.)
Zonder beraadslaging wordt met algemeene steramenovereenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en het rapport van de Commissie
van Financiënop dit adres afwijzend beschikt.
187».
Ifl. Verzoek van J. A. van Dijk, waarbij eene wijziging der verorde
ningen op de heffing van schoolgeld wordt in overweging gegeven.
(Zie Handd. 52, n°. 212, en 53, n°. 212*.)
De heer Le Poole. Ik moet bekeunen, dat dit verzoek mij geenszins
heeft verwonderd. Het is een logisch gevolg van een foutief beginsel van
besluiten, vroeger door dezen Baad genomen, en wel op 4 Mei en 20 Juli
dezes jaars, toen in éène verordening het onderwijs in teekenen en gym
nastiek aan de openbare lagere en middelbare scholen alhier is geregeld.
Ik beschouw dat deze twee groote afdeelingen van het onderwijs, door twee
verschillende wetten geregeld, geheel gescheiden moeten blijven. Ik ben
het daarom volkomen eens met Burgemeester en Wethouders, wanneer zij
zeggen*de aard van beide inrichtingen is geheel verschillendal is dan
ook het schoolgeld enz. gelijk", en ik geloof met hen dat op dit verzoek
afwijzend moet worden beschikt. Heden vraagt adressant vermindering van
schoolgeld met één vierde voor kinderen uit hetzelfde gezin gelijktijdig ter
school gaande waar een gelijk schoolgeld geheven wordt, maar morgen kan
er een vader komen die een talrijk kroost heeft en die vermindering van
schoolgeld verlangt, omdat er een kind op een bewaarschool, een ander op
eene lagere schooleen derde op de hoogere burgerschool en een vierde
op het gymnasium is. Als wij nu heden a zeggen, dan moeten wij mor
gen ook met een ander geval b zeggen. Gaarne neem ik deze gelegenheid
waar om hulde te brengen aan de verdiensten van den adressant en aan
zijnen buitengewonen ijver voor de belangen van het openbaar onderwijs,
maar zou het, zoo noodig, beter achten zijne persoonlijke toelage te ver-
hoogen, dan wel het door hem gedane verzoek hem toe te staan.
De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter. Ik stem gaarne toe, dat
het voorstel van den adressant op zeer aannemelijke gronden steunt. En
daarom heb ik er over nagedacht of er ook eene oorzaak kan zijn, waar
om niet tegelijk het tarief der schoolgelden voor de hoogere burgerschool,
geregeld bij raadsbesluit van t September 1864, in verband werd gebracht
met het tarief der schoolgelden voor het lager onderwijs, toen dat bij
raadsbesluit van 30 Juni 1866 geregeld werd. Misschien zal mij dit nu
bij de bespreking duidelijk worden. Doch al zou ik vóór het principe kun
nen stemmen, zoo ontmoet toch de uitvoering van deze enkele wijziging bij
mij eenige bezwaren; want ik acht niet eene enkele, maar eene algemeene
wijziging zeer noodig. Wordt er verlangd, dat er gelet zal wordenbij de
bepaling der schoolgelden, op de weinige draagkracht van enkelen die niet
veel kunnen betalen voor het onderwijs, dan vind ik het wel noodzakelijk
en billijk, dat er tevens gelet wordt op de meerdere draagkracht van
velen, die ook meer kunnen betalen voor hetgeen zij genieten. Bij de
algemeene beschouwingen over de begrooting van het volgende jaar heb
ben eenige leden van den Baad er op gewezendat de opbrengst der
schoolgelden niet gelijk gaat met de uitgaven daarvoor; dat ouders, die
buiten de gemeente wonen hunne kinderen laten genieten van het goede
en goedkoope onderwijs, terwijl zij in niets de lasten der gemeente helpen
verlichten en zoo meer. Ik gevoel geheel de juistheid van deze opmer
kingen die ook buiten den Baad gehoord worden, en ben er daarom voor,
dat, begint men er aan te denken de tarieven der schoolgelden te wijzi
gen, men eerst nauwlettend onderzoeke, wat er nog al meer te verande
ren valt. En zeer zeker zal er nog wel het een en ander te vinden zijn.
Heeft er eene algemeene wijziging plaats gehad, dan zal het onderwijs, op
zulk eene uitnemende wijze in onze stad ingericht en geregelddes te meer
gewaardeerd worden door hen die, het genietende, daarvoor naar hun
vermogen betalen, zonder de lasten daarvan te laten rusten op zoovele be
lastingschuldigen, wier weinige draagkracht dien druk niet toelaat. Zie
daar de redenen, waarom ik nu tegen deze partieele wijziging, die ten ge
volge zal hebben eene verhooging van de plaatselijke directe belasting,
stemmen zal.
De heer Dercksen. Ik zal stemmen voor het voorstel van Burgemeester
en Wethouders en alzoo tegen het adres der Commissie van Financiën.
Na al betgeen zoo dikwerf tegen de lage schoolgelden is opgemerkt, ben
ik er tegen tot eene nieuwe vermindering dier schoolgelden te besluiten.
Ik ben het dan ook volkomen eens met den heer Le Poole, dat, als wij
het verzoek, in dit adres vervat, inwilligen, wij dan ook verder zouden
moeten gaan, en dat wij dan een rabat zouden moeten verleenen op alle
schoolgelden aan ouders, die onderscheidene kinderen op verschillende in
richtingen van onderwijs mochten hebben. Dus wederom vermindering van
ontvangsten tegen steeds klimmende uitgaven in zake van het openbaar
onderwijs. Dat moge nu het ideaal van sommigen zijnhet is het mijne
niet. Ik wenseh de 600, die wij tengevolge van de inwilliging van dit
verzoek zouden missente behouden voor de reeds zoo zeer bezwaarde
gemeente.
De heer Buï3. Ik acht mij verplicht een enkel woord te zeggen tot
verdediging van het rapport van de Commissie van Financiën. Die ver
dediging is mij uiterst gemakkelijk gemaakt, daar ik, althans tot nog toe,
niets vernomen heb, waardoor de argumenten in het rapport vervat, ont
zenuwd worden. Al dadelijk moet ik opkomen tegen de zonderlinge voor
stelling van den heer Le Poole, alsof het hier om eene gunst aan den
heer Van Dijk te doen zoude zijn. Allerminst, wij strijden hier niet voor
een persoonmaar voor een beginsel. Meent de Baaddat er ten deze
geene leemte in de schoolverordening bestaatdan moet het verzoek ook
niet worden toegewezen, maar erkent men, dat er zulk eene leemte is,
dan moet daarin worden voorzien, onverschillig wie al of niet door de
aanvulling zou kunnen worden gebaat. Door den heer Dercksen is niet zoozeer
strijd gevoerd tegen het voorstel der commissie als tegen het beginsel van
lage schoolgelden, althans tegen het beginsel om voor ouders die meerdere
kinderen hebben, welke van het onderwijs gebruik maken, het bedrag van
het schoolgeld lager te stellen. Dat hij, die het beginsel veroordeelt, ook de
nieuwe toepassing afkeurt welke wij aan dat beginsel geven willenverstaat
zich van zelfmaar dit is hier de quaestie niet. De commissie moest
zich op het standpunt stellen; niet van de minderheid, maar van de meer
derheid der vergadering: deze had het beginsel van de verlaging der
schoolgelden gesteld, en aan deze zeggen wij nu: wilt gij getrouw blijven
69