De Voorzitter. Ik herhaal het: de man doet het tusschentijds. Juist daarom is hij het gebleven. En bovendien geloof ik dat het wenschelijk is dat juist één persoon er mede belast zij omdat men anders niet zeker weet of de aanmaningen wel behoorlijk worden bezorgd. Eén persoon moet daarvoor aansprakelijk zijn. De heer Bijleveld. Nog ééne vraag. Bij overtreding van plaatselijke belastingen geschieden er ook aanmaningendie hier niet bedoeld zijn. Wie is met de bezorging daarvan belast? De Voorzitter. Daarvoor is een der ambtenaren aangewezen. De heer Bijleveld. Ik wil de discussie mijnerzijds niet rekken, mijn heer de Voorzitter, maar meen te moeten voorstellen dezen post te schrappen. De heer De Fremerv. De ambtenaar, door Burgemeester en Wethou ders aangewezen om de vervolgingen ter invordering van plaatselijke belas tingen te doen, krijgt volgens de wet vergoeding voor de bezorging van die waarschuwingen en aanmaningen, en het zal moeilijk vallen aan dien beambte op te dragen, ook de bedoelde aanmaningen te bezorgen. Dan zou hij niet meer betaald worden iu verhouding tot de door hem bewezene diensten. De heer Goudsmit. Nu besloten is de tractementen der agenten van politie te verhoogen, zou men dezen wellicht kunnen belasten met het bezorgen der aanmaningen. Het zijn er slechts hoogstens 10 in de week. De Voorzitter. Maar de agentdié de aanmaningen bezorgt, komt juist niet in aanmerking voor de verhooging. Wordt het voorstel van den heer Bijleveld ondersteund? De heer Boys. Ik ondersteun het zeer. In stemming gebracht, wordt het voorstel, om die 50 te schrappen aan genomen met 14 tegen 11 stemmen. Tegen stemden: de heeren Du Kieu, Cock, Dercksen, Van Outeren, Van Wensen, Wttewaall, Van Puttkammer, Stoffels, Lezwijn, De Fremery en de Voorzitter. No. 107 wordt daarop goedgekeurd. Nos. 108—110 worden aldus goedgekeurd: Toelage aan den plaatselijken adjudant ƒ100; Kosten van bet toezicht en de zorg voor militaire trans porten en inkwartiering ƒ50; Jaarwedde van den torenwachter en zijn adsis- tent f 320. Hoofdstuk Vin stemming gebrachtwordt aangenomen met 23 tegen 2 stemmen. Tegen stemden: de heeren Du Rieu en Van Heukelom. De Voorzitter. Ik stel thans voor, de verdere beraadslagingen te ver dagen tot heden avond te 7 uren. Daartoe wordt besloten. Avond-zitting van Oonderdag 24 October 1§?2. geopend te zeven uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Veefkind, Seelig, Bijleveld, Van Puttkammer, Lo Poole, Buys, Stoffels, Lezwijn, HarteveltDe Fremery, Evers, Van Hettinga Tromp, Du Rieu, Cook, Van Heukelom, Van Outeren, Driessen, KrantzVan Wensen, Wttewaall, Goudsmit eu Van den Brandeler. De heer Dercksen kwam ter vergadering bij de behandeling van No. 146. Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de Gemeente- begrooting voor 1873 en wel over Hoofdstuk VI. Kosten der plaatselijke gezondheids-politie. No. 111. Kosten van toezicht der openbare huizen enz. 25. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen later daaromtrent nadere voorstellen dóen. De toestand zal veranderen. Het toezicht zal wellicht in een ander lokaal moeten plaats hebben. Maar dan zal er ook een bepaald persoon moeten worden aangewezen. De heer Evers. Maar zou het dan niet goed zijn een grooter som uit te trekken De Voorzitter. Dat behoeft niet. De verandering is niet van dat belang. No. 111 wordt hierop goedgekeurd. No. 112. Kosten voor het vaccinceren van behoeftigen ƒ250. De heer Evers. Ik lees hier, mijnheer de Voorzitter van vaccine-kosten. Wat beteekent die post toch eigenlijk? Krijgen sommige doctoren dat be drag? In den Haag is het vaccineeren opgedragen aan de gemeente-genees kundigen en chirurgen bij instructie. Is dat nu hier anders of dient de som wellicht voor lokalen? De Voorzitter. De zaak is deze. Aan de stads-geneesheeren wordt voor elke door hen verrichte vaccinatie 40 cents verstrekt. Dit geschiedt, daar die geneesheeren niet verplicht zijn de vaccinatie te bewerkstelligen. De heer Evers. Dan zou ik toch wenschen dat voor het vervolg daarin voorzien werd. Mij dunkt, dat het vaccineeren van behoeftigen even goed als het geven van geneeskundigen raadbehoort tot den werkkring van de gemeente-geneesheeren. De Voorzitter. Dat ben ik met u eens, maar men moet niet uit het oo" verliezen dat deze vergoeding als het ware strekt om de. vaccine te bevorderen. Tn het vorige jaar is tot dat einde een aanzienlijk bedrag uit gegeven. 1872. De heer Evers. Ik wil mij niet tegen den post verzettenmaar ik blijf van gevoelen dat het niet zoo behoorde te zijndat het vaccineeren behoort tot den gewonen werkkring der stads-geneesheeren. De Voorzitter. Van het standpunt beschouwd, waarop de geachte spre ker zich .plaatst, kan ik hem geen ongelijk geven. Verlangt de heer Evers nu echter het voorstel te doen om de instructie der doctoren te wijzigen? De heer Evers. Een bepaald voorstel wensch ik niet te doen. Het was mij alleen te doen om inlichtingen te bekomen. De heer Stoffels. Ik kan den heer Evers nog mededeelen dat de stads- geneesheeren en heelkundigen ieder in zijn wijk vaccineeren, zooals bij instructie bepaald is. Maar deze som strekt juist om verder te gaan. Men heeft de heeren doctoren willen aanmoedigen om de menschen op te zoeken en hen het nut en heilzame aan te toonen van zich te laten vaccineeren. Een paar maal in de week houden zij zitting tot gratis-vaccinatie om de zaak zooveel mogelijk te bevorderen. Wil men nu dezen post niet, dan zullen de heeren doctoren zich eenvoudig bepalen tot hunne instructiënmaar niet verder gaan. Zou dat niet jammer zijn? De heer Evers. Ik zal er verder niet meer over spreken; maar ik blijf er bij dat het niet zoo is als het behoort, dat men dergelijke aan moediging behoeft. De heer Stoffels. Ja, maar welk mensch behoeft in het geheel geen aanmoediging De Voorzitter. Er komt ook nog iets bij., Vroeger ontvingen de geneeskundigen eene belooning van wege het rijk. Die belooning is in de laatste jaren opgehouden.Eene remunerate als de onderhavige schijnt ons dus niet onbillijk toe. No. 112 wordt hierop goedgekeurd. No. 113. Kosten, voortvloeiende uit het nemen van maatregelen ten be hoeve van den openbaren gezondheidstoestand f 1000. De heer Evers. Het zij mij vergund over dezen post een oogenblik het woord te voerenmet het oog op hetgeen door de Commissie van Financiën daaromtrent is betoogd. Ten vorigen jare is deze post voor het eerst op onze begrooting gebracht; maar men heeft toen niet gesproken van een be paald doel waartoe het bedrag zou moeten dienen. Nu echter doet de Commissie van Financiën een bepaald voorstel hoe dezen post te besteden. Zij wenschen dat er een jong deskundig beambte worde aangesteld, wiens uitsluitende roeping het zou zijn, voortdurend en overal in de stad na te gaan, welke omstandigheden de openbare gezondheid benadeelen, en voorts, inéén woordalle inlichtingen te geven en voorstellen te doen omtrent zaken die in verband staan met den algemeenen gezondheidstoestand der gemeente Leiden. Ik nu, mijnheer de Voorzitter, geloof dat men zoo doende het doel niet zal bereiken dat men beoogt. Ik zie in het denkbeeld alleen een middel om iemand, een jong mensch b. v., aan eene betrekking te helpen en hem een vaste jaarlijksche toelage te verzekeren. Dat jonge mensch, die deskundige, zal wellicht een korte poos zeer ijverig werkzaam zijn, maar dan zal hij wel spoedig in zijn ijver verflauwen en zoo doende zal ten slotte de geheele betrekking hoe langer hoe meer stilzwijgend een sinecure worden. Ik zie dus in de verwezenlijking van het denkbeeld alleen een Esiddel om iemand, die een vast tractement noodig heeft, daaraan' te hel pen. Wat toch zal die jonge deskundige hebben te doen? Aan te wijzen en te onderzoeken den eliendigen toestand van vele woningen b. v.zegt de Commissie. Maar hoe zal hij dat anders kunnen doen dan door vrij en onbe lemmerd in die ellendige woningen te kunnen binnentreden? En zal dit niet groote last en onaangenaamheid met zieh brengen? Neen, ik ge loof dat er een ander middel is om in dit gebrek te voorziendaarover zal ik straks spreken. Dan zou die deskundige, altijd volgens het denkbeeld van de Commissie van Financiën hebben te letten op den gebrekkigen staat van zoovele riolen. Ik erken het met de Commissie: er zijn hier in Leiden een aautal slechte riolen, maar ik vraag tevens: behoort dat toezicht niet veel eigenaardiger tot den werkkring van den stads-architect? Vervolgens zou die deskundige moeten letten op het gebruik van slecht drinkwater. Ja, iedereen weet, even goed als die deskundige, dat er slecht drinkwater ge bruikt wordt, maar om daarop te gaan letten, dat is niet te doen. Einde lijk zou hij moeten toezien op het gebruik van onvervalschte en daardoor schadelijke levensmiddelen. Vervalschte levensmiddelen, mijnheer de Voor zitter! Daarover is reeds heel wat gesproken en het schijnt waar te zijn dat er levensmiddelen worden vervalscht; daaronder versta ik meer dat ae voedende waarde van de levensmiddelen, door bijvoeging van onschadelijke bestanddeelen als anderszins, wordt verminderd, dan wel dat er juist,zooveel schadelijke bestanddeelen, namelijk voorde gezondheid nadeelige stoffen, worden ingemengd. In Engeland klaagde men veel over de inmenging van sulphas cupri tot vervalsching van brood. Maar nu is het zoo goed als uitgemaakt dat sulphas cupri in zeer kleine hoeveelheden geen kwaad kan althans niet nadeelig is voor de gezondheid, en wordt het in grootere hoe veelheden in het brood gemengddan is dat brood oneetbaar en kan het dus iedereen van zelf blijken dat het vervalscht is. Hetzelfde geldt voor andere middelen tot broodvervalschingkalk, aluin, enz. In kleine hoe veelheden kan het geen kwaad, en zoodra het in groote hoeveelheden wordt ingemengd, dan blijkt het van zelf; want dan is het niet te eten. Wat die deskundige daarbij nu speciaal te doen heeft, komt mij alleszins twijfelachtig voor. Maar wat ik veel beter zou vindenwat ik meen dat goed zal kunnen werken, is dit: dat men aan de stads-doctoren bij instructie de verplichting oplegde jaarlijks of halfjaarlijks een verslag op te maken en aan Burgemeester en Wethouders toe te zenden omtrent den gezondheids toestand der gemeente. Zijde stadsgeneesheerentoch komen dag aan dag in de huizen der armen en kunnen daar letten op alles wat hun in het oog valt. Wanneer zij daarvan een verslag opmaken, zal dit, dunkt mij, veel doeltreffender zijn dan het aanstellen van een deskundige. Hetzelfde geldt wat de riolen betreft. Het is reeds herhaaldelijk gezegd en aangetoond dat vele riolen, onaangenaam riekende, schadelijke gassen ontwikkelen. Die de woningen van de armen bezoeken erkennen dat het in vele niet is uit te houden wegens den stank der beste-kamershetgeen natuurlijk een hoogst nadeeligen invloed op de gezondheid van de bewoners moet uitoefenen. Maar al dergelijke zaken ontsnappen niet het opmerkzaam oog van heeren docto- 61

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 9