van oordeel is dat bij donker weder meer licht moet worden ontstokenniet alleen in zeer donkere nachtenmaar ook wanneer de almanak lichte maan aanwijst. Dikwijls is daarop aangedrongen en over slechte verlichting ge klaagd maar men vordert niet met die klacht. Daarom zoeken wij in de verhooging der begrooting met ƒ1000 een duidelijk besluit, dat de bedoelde wensch niet enkel van eenige leden komt, maar werkelijk door de vergadering wordt gedeeld. De geheele som van 10000, hier uitgetrokken, moge fic tief zijn, dit belet toch niet dat, wanneer wij meer licht gaan branden, de begrooting, door ook meer geld uit te trekken, minder ver van de waarheid verwijderd zal blijven, dan wanneer zij ook dan nog het oude cijfer onver anderd laat bestaan. Financiëele gevolgen zal het besluit natuurlijk niet hebbenwant als wij hier de uitgaven niet verhoogendan zal de winst der gasfabriek verminderd moeten worden. Intusschende hoofdzaak is voor de commissie deze, dat de vergadering hare bedoeling in deze duidelijk uit- spreke. De Voorzitter. Ik heb er niets tegen; maar men moet zich dan voor bereiden op eene teleurstelling, want de verhooging zou wel ƒ4000 of 5000 moeten bedragen. De heer Buys. De bedoeling van ons voorstel is volstrekt niet altijd gaslicht te branden, ook dan als de maan helder schijnt; maar enkel bij donker weder, het heete dan lichte maan of niet. De gewoonte thans is, om bij zoogenaamde lichte maan in den regel niet op te steken, maar bij uitzondering wel. Wij zoudendunkt mijreeds in veel beteren toestand geraken, wanneer men dien regel eenvoudig omkeerde en stelde: het opsteken van gas als regel; het niet opsteken op bijzonder bevel, bij helder weder als uitzondering. De Voorzitter. Juist daarom geloof ik dat die ƒ1000 niet voldoende zijn. Maar daar de geheele som fictief is, geloof ik dat eene verhooging van ƒ1000 niet zal schaden. De heer Krantz. Na hetgeen ik vernomen heb en daar ik vermeen dat op die wijze de licht quaestie het spoedigst zal beslist wordenzal ik voor het voorstel stemmen. De heer Van Puttkammer. Geregeld gebeurt het elke maand gedurende ongeveer acht dagen dat, niettegenstaande de donkeVe ochtenden, er's mor gens geen behoorlijk licht is, hetgeen vooral in den winter zeer ongerieflijk en gevaarlijk is; het belang der ingezetenen brengt mede dat er ook's mor gens in de behoefte aan licht worde voorzien. De heer De Fremery. Het uitdoen der lantaarns 's nachts of 's ochtends wordt geregeld naar den stand van de maan. In donkere ochtenden in den winter worden ze gebluscht kwartier voor 7 uur; dit is waarlijk toch niet te vroeg. Wanneer men bedenkt dat in de meeste buitengemeenten na 11 uur 's avonds geen licht meer brandtdan moet men zichdunkt mijtoch, wachten voor overdrevene eischen. Mij is het onverschillig, maar dit staat vast dat, als men meer licht verlangt, ook de kosten zullen vermeerderen en de winst der gasfabriek in gelijke verhouding minder zal worden. De heer Üercksen. Ik kan mij zeer goed begrijpen dat men bij gele genheid van de behandeling der begrooting wenschen openbaart en te kennen geeft, maar dat men dit doet in den vorm van eene cijferverhoogingdie geheel illusoir is, dat moet ik verklaren dat mij bevreemdt. Wat toch zal het baten of wij nu den post hier uittrekken voor ƒ11,000, wanneer de zaak toch daarvoor niet uitvoerbaar is? Wat beteekent dit cijfer? Men zou even goed 25 mille er voor in de plaats kunnen stellen. Ik begrijp er waarlijk niets van. Maar daarom ook zal ik tegen de verhooging stem men aangezien ik ben tegen het stellen van een illusoir cijfer. De Voorzitter. Zooals ik reeds opmerkte, de 10,000 zijn ook illusoir. Maar wanneer men die met ƒ1000 verhoogt, dan kan daaruit worden afge leid dat men 1/10 meer licht zal erlangen. De heer Cock. Ik ben overtuigd dat dan ook 1/10 of 1/11 meer wel voldoende zal zijn om in de behoefte te voorzien. De Voorzitter. De heer De Fremery heeft reeds aangetoond dat, wat het ochtenduur betrefthet blusschen der lantaarns kwart voor 7 uur niet te vroeg is. Zoo niemand meer het woord verlangtzal ik de verhooging van ƒ1000 in stemming brengen. In stemming gebrachtwordt het voorstel der Commissie van Financiën aangenomen met 14 tegen 11 stemmen. Tegen stemden: de heeren Evers, Du RieuDercksenVanOuteren, Van Wensen, BijleveldVerstcr, Le Poole, Stoffels, Lezwijn en De Fremery. De Voorzitter. De winst der gasfabriek moet dus in ontvang ook met ƒ1000 verminderd worden. No. 102 wordt daarop goedgekeurd. No. 103. Onderhoud der brandspuiten 3780. De heer Buys. Het is niet als lid der Commissie van Financiënmaar geheel uit eigen hoofde dat ik thans het woord vraag. In de afdeeling waarin ik zitting had is door den heer Driessen de wenschelijkheid betoogd om ook hier tot den aankoop van een stoorabrandspuit over te gaan. De afdeeling verzocht dientengevolge opgave van kosteneen verzoek waaraan Burgemeester en Wethouders in hun antwoord voldoen. Het blijkt nu dat de kosten zullen bedragen ƒ8600. Burgemeester en Wethouders vonden die som te hoog en zijn daarom gebleven bij hun besluit tot aanschaffing van een nieuwe gewone brandspuit, welke eene uitgave zal vorderen van ƒ1600. De quaestie welke het hier geldt is, dunkt mij, zoo gewichtig dat wij die niet in een paar minuten kunnen beslissenen toch zou er in zekeren zin zulk eene beslissing vallen en wel tegen de aanschaffing van een stoora brandspuit, wanneer wij nu besloten een gewone brandspuit aan te koopen. Immers wordt het bestaande stelsel van brandblussching uitgebreiddan zal men later veel moeilijker tot eene stoombrandspuit komen dan wanneer men nu reeds de uitgetrokken som van ƒ1600 als eerste bijdrage voor den aan koop van zulk eene spuit afzondert. Ik zal mij natuurlijk geen beslissend oordeel over deze technische quaestie aanmatigen maar enkel zeggen dat de resultaten, elders van eene stoombrandspuit verkregen, zoo voortreffelijk schijnen, dat nader onderzoek althans in hooge mate wenschelijk mag wor den geacht. Onder deze omstandigheden zou ik wenschen dat de vergadering nu niet definitief het besluit nam eene brandspuit voor ƒ1600 aantekoopen, maar die som bracht op de onvoorziene uitgaven en tot de overbrenging op dezen post niet overging voordat er eene beslissing is genomen omtrent de vraag, of wij wellicht beter doen er nog ƒ7000 bijtevoegen voor den aankoop van eene stoombrandspuit. Ik doe dus het voorstel die/ 1600 niet te weigerenmaar ze overtebrengen naar de onvoorziene uitgaven totdat eene nadere beslissing zal zijn genomen. De Voorzitter. Zou de heer Buys er bezwaar tegen hebben den post te behouden maar Burgemeester en Wethouders uit te noodigen daarover niet te beschikken, alvorens zij een rapport hebben uitgebracht omtrent hunne bevinding ten aanzien van eene stoombrandspuiten daaromtrent eene beslis sing is genomen De heer Buys. Tegen deze regeling heb ik geenerlei bezwaar, mijnheer de Voorzitter. Zij komt op hetzelfde neder. No. 103 wordt alsnu goedgekeurd. No. 104. Belooningen en premiën aan de brandspuitlieden en beambten 3269. De heer van Outeren. Staat deze post niet in verband met den vori- genten aanzien van den aankoop van eene stoombrandspuitwaardoor wel licht het aantal spuitgasten zou kunnen worden verminderd? De Voorzitter. Zoo het noodig mocht zijnkan deze post toch altijd veranderd worden. No. 104 wordt alsnu goedgekeurd. No. 105. Kosten der schutterij ƒ8606. Hierbij wordt de begrooting der dd. schutterijin stemming gebrachtmet algemeene stemmen aangenomen. De heer de Fremery. Ik wensch alleen te releveeren dat door de Com missie van Financiën is voorgesteldbij de terugzending der begrooting van de schutterij, tevens te kennen te geven: «dat wij dergelijke regularisatie gaarne zullen zien ingevoerd, mits het vaststa, dat nu ook in de rekening geenerlei emolumenten ten behoeve van den onder-adjudant en korporaal tamboer meer geleden zullen worden." Ik zou wel aan de Commissie wen schen te vragen, of zij niet genegen zoude zijn dit voorstel terug te nemen en dan liever bij de terugzending der begrooting te voegen de woor den «onder dankbetuiging voor de dienstendie de schutterij voortdurend aan de gemeente bewijst." De schuttersraad heeft nu toch onze wenken behartigd. Waarom nu op nieuw daarop aangedrongen? Ik acht dit niet noodig, niet gewenscht. De Voorzitter. Mijn voorstel was eenigszins anders, namelijk om de begrooting terug te zenden onder bijvoeging van de woorden: //dat de Raad met genoegen gezien heeft dat de schuttersraad de wenken, ten vorigen jare gegeven, had opgevolgd." De heer Buys. Daar het doel volkomen bereikt is en het ook uit deze discussie blijkt dat de Raad geen verdere emolumenten zal inwilligen heb ik voor mij er niets tegen nu ook de bijvoeging, door de Commissie van Financiën voorgesteldweg te laten. Vermoedelijk zullen mijne medeleden in de Commissie op dit punt mijn gevoelen deelen. Zonder hoofdelijke stemming wordt in dien zin besloten en No. 105 goedgekeurd. No. 106 wordt aldus goedgekeurd: Kosten van het huis van bewaring en onderhoud van politie-gevangenen 100. No. 107. Drukwerk, schrijfbehoeften en andere uitgaven voor de politie ƒ250. De heer Bijleveld. Ik lees in de toelichting sub 2®.«kosten van aanmaning wegens politie-overtredingen 50." Het bedrag is zeker niet groot, doch niet alleen het bedrag, maar in de eerste plaats de aard van een post moet worden onderzocht. Reeds in de sectiën is over dien post inlichting gevraagd. In de memorie van antwoord wordt door Burgemeester en Wethouders die inlichting gegeven en medegedeeld dat deze uitgave be- noodigd is voor vergoeding wegens het bezorgen der aanmaningen. Na tuurlijk is in deze sprake van die aanmaningen, welke de toepassing van de subsidiaire gevangenisstraf moeten voorafgaan. Die aanmaningendie ten aanzien van de betrokken personen kosteloos moeten geschiedenmoeten volgens het voorschrift van het bekende kon. besluit van 1864waar de boeten komen ten voordeele der gemeente, bij voorkeur door een beambte der gemeente-politie worden gedaan. Mag ik vragenof dit ook hier de regel is, en zoo niet, wie dan met die werkzaamheid is belast? De Voorzitter. Een agent van politie is speciaal belast met de be zorging dier aanmaningen. De heer Bijleveld. Dan zou ik wenschen te vragenof die betrekking van dien aard is om daarvoorwel is waar eene kleinemaar dan toch extra-belooning toe te staan? Mocht dat bezorgen voor één persoon zooveel bezigheid gevenwelnu men verdeele die werkzaamheid over de verschillende agenten van politie. Deze doorkruisen dagelijks de stad, de bezorging kan in dat geval zooveel bezwaar niet geven. De Voorzitter. Het heeft bij ons wel een punt van overweging uitge maakt, maar wij hebben gemeend toch beter te doen die betrekking aan een persoon speciaal op te dragen. Vroeger was er 100 voor uitgetrok ken. Burgemeester en Wethouders hebben reeds proprio motu gemeend die som te kunnen verminderen tot 50maar verder wenschen zij niet te gaan. Want aan de betrekking is nog al wat vast. 500 aanmaningen ongeveer zijn er 'sjaars rond te brengen. Overigens doet hij dit werk zonder zich te onttrekken aan andere diensten, in zijne vrije uren. De heer Bijleveld. Is het wel noodig dat juist een en dezelfde persoon al die aanmaningen rondbrenge? Bepaalde routine is er natuurlijk niet voor noodig. Naarmate de politie-agenten in de verschillende wijken circuleeren zouden zij de aanmaningen kunnen bezorgen. Daarin kan geen bezwaar gelegen zijn. Wat betreft het argument dat juist een speciaal agent er mede belast isdaarop antwoord ik dat deze die betrekking dan niet kan waarnemenzonder zich aan andere diensten te onttrekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 8