de grootboek der nationale schuld ƒ100; Kosten van toezicht op de vroon-
watèren ƒ200.
No. 94. Kosten van een hek voor het standbeeld van Boerhaave 750.
De beer BijlêvelD. Mijnheer de Voorzitter! Ik verklaar mij tegen
dessen pdst.
De Voorzitter. Dan zal ik dien in rondvraag brengen.
In stemming gebracht, wordt de post met 16 tegen 9 stemmen aan
genomen.
Tegenstemden: de beeren Evers, Cock, Dercksen, Goudsmit, Veefkind,
BijleveldVersterLe Poole en De Fremery.
De heer Van Heukelom. Mijnheer de VoorzitterBurgemeester en Wet
houders zeggen dat er van eene verlaging van de pilasters achter het stand
beeld van gemeentewege geen sprake kan zijn. Van gemeentewege zou dan
toch wel eene poging kunnen gedaan worden tot verlaging dier pilasters.
Zoo althans, staat het verfoeilijk leelijk.
De Voorzitter. Op de pilasters zullen lantaarns worden geplaatst en voor
de hekken zal klimop worden geplant.
No. 95. Kosten tot inrichting der beneden-lokalen van de Lakenhal tot
museum van Schilderijen, enz. ƒ2500.
De heer Cock. Ik zal mij tegen dezen post verklaren. Ik wil volstrekt
niet betwisten dat het noodzakelijk is of althans gewenscht deze uitgave te
doennu men eenmaal begonnen is een museum met te weinig geld op te
richtenmaar ik ben van meeningdatj het geen haast heeft nu reeds tot
uitbreiding over te gaan, terwijl wij Voor eflne begrooting staan met zulk
een hoog bedrag voor den hoofdelijken omslag. Ik zie er geen bezwaar in
deze uitgave nog een jaar uit te stellen. Het museum, boewei nu eenmaal
ingericht, wordt toch niet bezocht.
De Voorzitter. De gelegenheid is opengesteld; sedert Mei kan het
museum bezocht worden.
De heer Cock. Gedurende een geruimen tijd nadat het gereed was is
bet voor het publiek niet opengesteld geweest of minstens door het publiek
niet bezocht.
De heer BijleveLd. Ook ik zal tegen dezen post stemmen. Ik ben niet
tegen uitbreiding van het museum, wanueer die mocht blijken noodig te zijn
maar maak, met het oog op het hooge eindcijfer der begrooting, bezwaar
daarop een som voor gemeld doel uit te trekken.
De heer Veefkind. Ik zal eveneens tegen dit artikel stemmen. Nu wij
speciaal bij de behandeling van Hoofdstuk I, zóó de zuinigheid hebben be
tracht in het Salarieeren van Verdienstelijke ambtenaren, zou ik ongaarne
mijne stem geven aan eenen post, dien ik, daarmede vergeleken, een post
van weelde noem.
De heer van Outeren. Ook ik ben tegen den post. Men zal tot de
verbouwing wel moeten komen en het daartoe ingediend plan vind ik op
zich zelf goed, maar het kan worden uitgesteld tot eene volgende begroo-
tiog, naar ik meen.
De heer Dercksen. Ik zal tegen den post stemmen om een dubbele
reden. Ten eerste omdat men begonnen is alle schilderijen hier wegte-
halenom ze naar de Lakenhal te brengen zonder te weten of daar genoeg
zaam plaats was; van welk weghalen nu het gevolg is dat men heel veel
geld Zal moeten betalen dm deze zaal te restaureeren. Als de Lakenhal te
klein werd, waarom de schilderijen dan niet maar weder hier gebracht.
Wij besparen dan do meerdere uitgaven daar en hier.
De heer Krantz. Ik zal voor deze uitgaaf stemmen om reden dat ik Ver
nomen heb dat nog vele kunstzaken niet kunnen geplaatst wordenwat ik
Zeer wenschelijk acht, tot voorkoming van bederf en ook opdat zij niet
verloren gaan.
De Voorzitter. Ik wensch Burgemeester en Wethouders te zuiveren
van een blaam eenigermate op hun collegie gëworpeh. De Commissie van
Financiën zegt in haar rapport dat zij in de gegeven omstandigheden wel
in het voorstel moet berusten, maar dat het eene andere vraag is of de
Raad, wanneer hij in 1870 de juiste som had gekend, welke de oprichting
Van het musenm vorderde, wel zoo gemakkelijk tot die oprichting zou hebben
besloten. Ik herhaal hief wat reeds in de memorie van toelichting is gezegd
dat toen de Raad in 1869 besloten heeft een museum op te richten het
daartoe de Lakenhal in zijn geheel bestemd heeft. En wel verre nu er eene
teleurstelling in te vinden dat nu reeds de benedenlokalen moeten Worden
gebruiktvind ik daarentegen een verblijdend teeken in de sympathie die het
museum ondervindt. In twee jaar toch onderging de collectie schilderijen eene
uitbreiding, welke men nimmer had kunnen verwachten. Zij die het
museum bezochtenroemen het om het zeerst en verwonderen zich dat in
zoo korten tijd zulk eene verzameling is tot stand gebracht. Derhalve
moet ik het Collegie van Dagelijksch Bestuur verdedigen tegen het verwijt,
alsof het den Raad voor een fait accompli heeft gebracht.
De heer Buys. Mij staat de discussie van 1869 niet meer levendig voor
den geestmaar zoo ik mij niet ten eenenmale bedriegdan was de groote
meerderheid van den Raad met mij van gedachte dat de zaak met de inrich
ting der bovenlokalen voltooid zou zijn. De benedenlokalen Zouden blijven
aan de maatschappij van weldadigheid. Herinner ik het mij weldan wordt
daarentegen de zaak in de memorie van toelichting der tegenwoordige be-
gfOoting zoo voorgesteld, als zoude het museum geheel incompleet zijnzoo
wij nu niet inwilligden de aanvrage vart ƒ2500. Ik geloof daarom dat de
Commissie Van Financiën wel reden had om te zeggen, dat er nu geen
middel is om terug te gaan, maar dat zoo de Raad den omvang van dat
besluit van 1869 toen beter begrepen had, hij wellicht reden zou hebben gevonden
anders te beslissen dan bij toen gedaan heeft. Nu eenmaal de zaak zoo
ver gevorderd is, meent de Commissie, en, geloof ik, terecht, dat men haar
moet voltooien.
De heer Hartevelt. Ik zal ook voor den post steromen. Ongaarne
toch zou ik willen medewerken tot hetgeen de heer Dercksen scheen te ver
langen dat wij namelijk het dwaze figuur zouden maken eerst de schilderijen
hier weg te nemen en ze naar het musenm te doen overbrengen en nu te
zeggenwij hebben er geen geld meer voor overof het wordt te duur
nu zullen we ze maar weer hier terugbrengen. Eens het museum opgericht
moeten wij het ook in stand houden. Ter verontschuldiging van de han
delwijze van Burgemeester en Wethouders van dien tijd weegt bij mij nog
ditdat zij niet geweten hebben dat er zoo een groot aantal schilderijen zou
inkomen, waardoor nu meer lokalen moeten worden ingericht.
De heer Fremery. Ook ik moet weerspreken de meening dat men
indertijd slechts een deel van de Lakenhal tot museum wilde inrichten.
Het denkbeeld was wel degelijk het geheele gebouw tot musenm te bestem
men, ofschoon aanvankelijk slechts de bovenzalen zouden worden veranderd.
Dat heelt, als ik het mij wel herinner, de heer Hubrecht toen ook dui
delijk doen uitkomen.
No. 95, alsnu in stemming gebracht, wordt aangenomen met 15 tegen
10 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Evers, Cock, Dercksen, Van Outeren, Goud
smit, Veefkind, Eigeman, Bijleveld, Verster en Le Poole.
Hoofdstuk III, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 29 tegen
1 stem, die van den heer Dercksen.
Hoofdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belastin
gen OF MIDDELEN.
Nos. 96 en 97 worden aldus goedgekeurdKosten van toezicht en van
invordering der plaatselijke belastingen ƒ11074; Vergoeding aan het rijk
van 2| ten honderd van het onzuiver bedrag der opcenten ten behoeve
der gemeente geheven, op de grondlasten en op de personeele belasting
ƒ1300.
Hoofdstuk IVin stemming gebrachtwordt aangenomen met algemeene
stemmen.
Hoofdstuk V. Kosten der openbare veiligheid en van de brandweer.
No. 98 wordt aldus goedgekeurd: Jaarwedde van de commissarissen van
politie ƒ3400.
No. 99. Belooning van de inspecteurs, dienaars, en verdere beambten
van politie, mitsgaders van de veldwachters ƒ22200.
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft in overeenstemming
met Burgemeester en Wethouders voorgesteld den post van 2 inspecteurs
a ƒ700 te verhoogen met 100.
De heer Cock. Met een enkel woord wensch ik rekenschap te geven
waarom ik tegen de verhooging van het tractement der inspecteurs en voor
die der agenten 3e en 4e klasse zal stemmen. Reeds bij den aanvang dezer
di9cussiën heb ik bij de behandeling van de tractementsverhooging der
ambtenaren ter secretarie te kennen gegeven mij neder te leggen bij de ver
hooging van tractementen onder de ƒ400. Daarom kan ik mij vereenigen
met de verhooging der tractementen van de agenten van politie 3e en
4e klasse. Wat de verhooging der inspecteurs betrefthoe verdienstelijk
ook deze ambtenaren mogen wezenzal ik om dezelfde redenen daartegen
stemmenook met het oog op het hooge cijfer vin den hoofdelijken omslag.
Het voorstel tot verhooging van het tractement der beide inspecteurs
ieder met 100in stemming gebrachtwordt aangenomen met 22 tegen
3 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Du Rieu, Cock en Van Heukelom.
De Voorzitter. Dan zal ik nu in stemmibg brengen het voorstel om
het tractetnent van 8 agenten van de 3e klasse ieder van ƒ400 te verhoo
gen met 40en dus het cijfer van ƒ3200 te brengen op ƒ3520.
In stemming gebracht, wordt dit voorstel aangenomen met 24 tegen
1 stem, die van den heer Du Rieu.
De Voorzitter. Eindelijk zal ik nu in omvraag brengen het voorstel
om het tractement der 32 agenten van politie 4e klasse van ƒ350 te
brengen op ƒ400, ert dus den post van f 11200 te brengen op f 12800.
In stemming gebracht, wordt dit voorstel met algemeene stemmen aan
genomen.
No. 99 wordt, aldus gewijzigd, goedgekeurd.
Nos. 100 en 101 Worden aldus goedgekeurd: Kleeding en wapenen der
politiedienaars en veldwachters ƒ3050; Onderhoud der wachthuizen, mits
gaders, licht- en brandstoffen voor dezelve ƒ600.
No. 102. Onderhoud der lantaarns en verdere kosten der verlichting
ƒ10000.
De Voorzitter. Door de Commissie van Financiën is voorgesteld dezen
post met ƒ1000 te verhoogen, als bewijs dat de Raad op onbekrompen
wijze in de behoefte wenscht te voorzien.
De heer Krantz. Mijnheer de Voorzitter! Deze post is geheel fictief
en in geene opzichten als basis voor de kosten der verlichting aan te nemen.
Ik zoude het daarom niet wenschelijk achten daarvan den schijn aan te
nemen, door eene verhooging met ƒ1000.
De heer De Fremery. Tot voorlichting kan ik mededeelen dat in ieder
nur dat de straatlantaarns branden ongeveer 5000 kub. voeten gas ver
bruikt worden. Stelt men nu den kostenden'prijs op ƒ2 per 1000 voet,
dan zal voor ieder uur meerdere verlichting ƒ10 benoodigd zijn. Wanneer
dus al de lantaarns gedurende 300 avonden 1 uur langer brandenzou dit
eene uitgave vorderen van ƒ3000. Ik geloof daarom dat het raadzaam is,
de eisehen niet te hoog te stellen.
De Voorzitter, Het doel van het voorstel der Commissie van Finan
ciën is dat op onbekrompen wijze in de behoefte aan verlichting worde
voorzien. Dit nu is niet mogelijk met de som van ƒ1000. Die is lang
niet voldoende.
De heer Krantz. Ik ben er voor meerder licht te doen brandenmaar
tegen de verhooging van het bedrag van 10 mille. Indien men de kosten
door de gemeente verschuldigd wilde regelenzoude de post minstens op
25 m. moeten worden gebracht.
De Voorzitter. Maar de geheele po9t Van ƒ10.000 is ook fictief.
De heer Buys. Zooals bereids gezegd is, is het hoofddoel van het voor
stel der Commissie van Financiën te doen beslissen of de Raad met haar