schikt als degeendie thans in gebruik is. Men schijnt bevreesd te zijnI dat de huurprijs dan hooger zal zijn dan nu het geval is, maar ik zou dan nog lieveralthans als 't vast staat dat de grofsmederij de schuit niet langer wil verhuren, ƒ100 huur meer geven, dan een kapitaal uit te geven van ƒ3200, dat hoogstwaarschijnlijk zal verloren zijn, wanneer de uitkomsten van het onderzoek naar het verkrijgen van goed drinkwater bekend zullen zijn. Daarbij komt echter nog iets. Ik zie nog volstrekt niet in dat de eigenaresse der schuit, de grofsmederij, weigerachtig is om haar bij voort during te blijven verhuren. In hun antwoord op het verslag der sectiën geven Burgemeester en Wethouders wel eenigszins de vrees te kennen dat er mogelijkheid bestaat dat de directie der grofsmederij niet langer de schuit zal willen disponibel stellen. Maar daarbij blijft het. Die vrees is noch door iets geaffirmeerd, noch door iets genegeerd. Mocht die vrees echter gegrond blijken te zijn, welnu, dan herhaal ik, men trachte in dat geval een andere schuit te krijgen en dat die ergens in ons land te krijgen is, daarvan houd ik mij verzekerd des noods tegen een hooger huurprijs maar men geve niet ƒ3200 uit voor een doel, dat wellicht binnen kort blijken zal onnuttig te zijn, terwijl men eene begrooting voor zich heeft waarop het bedrag van den hoofdelijken omslag 1/3 hooger is dan dat van het vorig jaar. Ik zou dus als sub-amendement op het voorstel der Com missie van Financiën vvenschen voor te stellen de restrictie sub 2° te doen vervallen. Misschien echter, wat eenvoudiger zou zijn, kan de Commissie zich wel met mijn denkbeeld vereenigen. De heer De Fremery. De heer Cock heeft gewezen op het hooge eind cijfer voor den aanvoer van duinwater. Daarin echter zijn ook opgenomen de kosten van eene tweede ijzeren schuit van gelijken inhoud als die nu in gebruik isde vraag is niet of de grofsmederij een dienst bewijst door de schuit te verhuren, maar alleen of het in het voordeel der gemeente kan zijn die te blijven gebruiken, en dit moet ik ten sterkste weerspreken. Volgens de opgave tochreeds in ons antwoord op het sectieverslag gedaan bedragen de kosten van aanvoer en distributie van een kubiek meter water thans met de schuit der grofsmederij 86 cents, terwijl ze bij aanvoer met de grootere schuit slechts bedragen 50 cents per kubiek meter, daar de vervoerkosten en de kosten van bediening op beide schuiten dezelfde zijn. Het verschil bedraagt dus 36 cents per kubiek meter en terwijl de ge huurde schuit 14 vaten water inneemt, zijn dus de kosten 14 maal 36 cents, d. i. ruim 5 meerder. Wanneer nu de schuit 150 maal heen en weer gaat, geeft deze aanvoer een verlies van 750. Ik geloof daarom dat de aanschaffing van eene nieuwe schuit van grooter omvang wel degelijk zal zijn in het voordeel der gemeente. De heer Cock. Ik heb ook wel degelijk de berekening in het antwoord van Burgemeester en Wethouders- gelezendat de kosten van aanvoer met de nieuw aan te schaffen schuit 50 cents zullen bedragenterwijl die met de thans in gebruik zijnde schuit der grofsmederij steeds 86 cents hebben bedragen. Maar ik dacht dat het van zelf sprak, dat, wanneer men moest komen tot het huren van eene schuit, men er zulk eene huurde, die het voordeeligst was. Juist daarom te meer herhaal ik dat ik niet geloof dat de schuit der grofsmederij de eenige geschikte schuit in Nederland is die men zal kunnen huren maar dat er genoeg te huur te krijgen zijn volgens het model dat Burgemeester en Wethouders zullen bepalen. De geachte Wethouder van Financiën heeft er op gezinspeeld dat de grofsmederij er niet op gesteld is haar schuit aan de gemeente te blijven verhuren. Welnu, ik ben er volstrekt niet op gesteld die te huren tegen haar eigen zin, ƒ120 huur voor dergelijke schuit is, naar mijne meening, volstrekt niet zoo gering. Meent zij dat echter, dan verlang ik geenszins dat de gemeente eene schenking van haar ontvange. Ik zou dus meenen dat men vooloopig, zoo het kan, moest voortgaan; inmiddels omzien naar eene minder scha delijke schuiten wordt die gevondendeze huren. De Voorzitter. Maakt gij er een bepaald voorstel van, mijnheer Cock? De heer Cock. Ik heb reeds gezegd mijnheer de Voorzitterdat ik als subamendement op het voorstel der Commissie van Financiën voorstelhare restrictie sub 2° te doen vervallen en dus niet over te gaan tot het aan- koopen van eene tweede schuit. De heer Hartevelt. Het is volkomen waar wat de heer De Fremery betoogde dat de groote schuit meer water aanbrengen kan en de aanvoer daarmede dus minder geld zal kosten. Maar hier geldt het de quaestie of wij zullen aanschaffen eene geheel nieuwe schuit. Waar wil nu de Commissie van Financiën heen? Het onderzoek naar de middelen tot verkrijging van goed drinkwater is nog niet in staat van wijzen. Nu is de Commissie van Financiën van meening dat wij dat onderzoek niet moeten vooruitloopenen de somdie reeds zoo hoog isniet nog meer moeten verhoogen. De per sonen die van het duinwater gebruik maken, zijn velen, en een groot aantal zou gaarne voor het water willen betalen dat voor de mingegoede ingezetenen om niet verkrijgbaar is. De Commissie van Financiën nu geeft aan het Dagelijksch Bestuur in overweging de middelen te beramen waardoor aan dien wensch van vele ingezetenenook in het belang der gemeentekaszou kunnen worden voldaan. Zij meent dat een tarief kan worden vastgesteld, zoodat hij, die voor het gebruikte water betalen wil, dit kunne doen. De Commissie van Financiën meent dat zoo iets niet onmogelijk kan ge noemd worden en zij geeft daarom het Dagelijksch Bestuur in overweging het onderzoek af te wachten alvorens eene nieuwe schuit aan te schaffen. Wat mij betreft, ik zou ook liever den weg willen volgen door den heer Cock aangewezen, dan om nu, zonder te weten wat de uitkomst zal zijn van dat onderzoek, tot de uitgave van ƒ3200 voor eene nieuwe schuit mede te werken. De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken dat wat betreft het tweede punt van het voorstel der Commissie van Financiën namelijk om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen advies te geven omtrent de vraag, of het mogelijk zijn zoude een tarief voor het gebruik van duinwater in den door de Commissie aangewezen zin in te voeren en toe to passen ik reeds nu kan mededeelen dat daarvan niet veel heil is te wachten. Zij beschouwen dit als eene utopie. Wij hebben de zaak reeds dikwijls be sproken, maar wij stuitten daarop af dat, wanneer er een middel gevonden wordt om de gegoeden te doen betalendat middel meer zal kosten dan de 1872. opbrengst zal bedragen. Br isnaar het ons voorkomtgeen middenweg of men moet het water voor niet geven of om geld. Terecht heeft de Raad besloten het om niet te gevende mingegoede vooral heeft er behoefte aan. Stelt men het water te koop, dan zullen juist zij, die het het meest noodig hebbenhet niet gebruiken. Maar ik herhaaleen middenweg is er onzes inziens niet. De heer Hartevelt. Dat het onmogelijk zou zijn een middel te vin den om hendie het verlangenvoor het water te doen betalenzie ik nog niet in. Het komt mij nu nog wel niet helder voor den geest hoe dit te organiseerenmaar een middel moet er te vinden zijn. Zeker is het dat een groot getal ingezetenen verklaard heeft te willen betalen voor het water dat zij gebruiken. De Voorzitter. Laten die ingezetenen die dat water zóó op prijs stel len dan van hunne ingenomenheid toonen door een don gratuit aan de gemeentekas. De heer Buys. Eene enkele opmerkingmijnheer de Voorzitter. Voor eerst naar aanleiding van hetgeen door u in de laatste plaats gezegd is, dat er namelijk geen middel zou te vinden zijn om een tarief te maken voor het gebruik van duinwater in den zinwelken de Commissie van Financiën bedoelt. Ik zou mij zeer teleurgesteld gevoelen, zoo het werkelijk bleek dat die onmogelijkheid bestond. Het lag natuurlijk niet op den weg van onze Commissie, voorstellen te doen omtrent de wijze waarop een tarief als zij voor oogen had, behoort te worden ingericht; zij betwist ook allerminst dat de moeilijkheid aan de regeling verbonden zeer groot ismaar zij wilde dat onderwerp aan de orde laten en Burgemeester en Wethouders uitnoodi- gen nader te onderzoeken. De bewering nuin de memorie van antwoord neergelegd, dat dergelijk onderzoek toch tot niets kan leiden, is dus niet zeer bemoedigenden ik betreur dit te meer, omdat het toch niet te looche nen valt dat de zaak, zooals zij nu bestaat, op den duur onhoudbaar is. Men kan toch niet altijd blijven voortgaan met het besteeden van zeer groote sommen voor den aanvoer van duinwater, wanneer dat water voornamelijk ten gerieve komt van hen die daarvoor kunnen en ook willen betalenna melijk de meergegoeden. Men zegge dus niet te spoedig: het is onmogelijk anders te regelenmaar geve zich de moeite van een nader onderzoek. De zaak is die moeite inderdaad wel waarden mij dunkt dat eene goede rege ling toch niet zoo ondenkbaar is. De Commissie van Financiën wees er reeds op toen zijzonder daarom eenig bepaald voorstel te doenvroeg of men de gratis-verkrijging van water niet zou kunnen beperken tot eenige uren daagsb. v. vroeg in den ochtenden voorts bepalen dat van de betaling zullen worden vrijgesteld zij, die van hunne buurtmeesters een bewijs van onvermogen medebrengen. Ik laat deze denkbeelden voor hetgeen zij zijnmaar in elk geval make men zich niet te gemakkelijk van deze zaak af. De quaestie is financieel van te veel gewicht voor de gemeente om haar onaangeroerd te lateuen daarom stelt de Commissie van Financiën dan ook voor, te besluiten Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de middelen tot verbetering in overweging te nemen. Vinden zij een middel des te beterzoo nietdan zullen zij die uitkomst aan den Raad mededeelen en de geheele zaak door deze met de vereischte zorg kunnen worden on derzocht. De Voorzitter. Die twee denkbeelden, door u aangegeven, zijn juist reeds door Burgemeester en Wethouders overwogen. Maar ze stuitten beiden af op het bezwaar dat de controle ontzaglijk veel geld zou kosten. Men zou iemand moeten aanstellen op een tractement van minstens ƒ350. Dat zou dus van de winst moeten worden afgetrokken en wat blijft er dan over? Ik blijf dus van meening dat het bijna eene onmogelijkheid moet genoemd wordenden toestand in dien geest te verbeteren. De heer Buys. Ik erken gaarne dat de verplichting om controle te houden zeer kostbaar kan worden. Maar laten wij ook daaromtrent niets praejudicieeren en in elk geval nader onderzoeken. Misschien zullen Burge meester en Wethouders terugkomen met het antwoordwij hebben niets kunnen vindenmaar dan zal toch dat antwoord niet gegeven worden dan na rijp beraad en ook na nauwkeurige berekening van de kosten van con trole. De Vergadering is nu niet bij machte daarover een oordeel uit te spreken. Ik heb nog iets te zeggennaar aanleiding van het voorstel van den heer Cockom het geld voor den aankoop van eene tweede schuit in elk geval te schrappen. Ik weet niet hoe mijne medeleden in de Commissie van Fi nanciën over dat voorstel denkenmaar persoonlijk zou ik het gaarne willen overnemen. Wij zijn uitgegaan van de vooronderstelling dat, als de schuit der grofsmederij niet langer te huur is, er geen andere in huur zal te krijgen zijn. De heer Cock spreekt dit tegen en niemand heeft hem tot nog toe wederlegd. Welnu, is dit zoo, dan ligt dit voorstel, om de ƒ3000 te doen vervallenook geheel in den geest van onze Commissie. De heer Cock. De kosten van huur der (hans gebruikt wordende schuit zijn geraamd op 120daarbij komt nu nog ƒ200, dus te zamen 320. Daarvoor zal wel een schuit te vinden zijn. Ik hoop echter dat het niet noodig zal zijn de som uit te geven. Maar in elk geval de begrooting is slechts eene raming; blijkt die te hoog te zijn, dan behoeft het geld nog niet te worden uitgegeven. De Voorzitter. Ik geloof dat de jaarlijksche rekeningen daarvan ge noegzaam bewijs opleveren. Ik zal nu in omvraag brengen het voorstel van den heer Cock tot ver mindering van het artikel met 3000. Dat voorstel wordt aangenomen met 20 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Van HeukelomStoffels, Lezwijn De Fremery en de Voorzitter. De heer Buys. Wordt nu het voorstel der Commissie van Financiën strekkende om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen een onderzoek in te stellen naar de middelen om een tarief in te voeren, geacht te zijn aangenomen, mijnheer de Voorzitter? De Voorzitter. Natuurlijk. Burgemeester en Wethouders wenscben zelfs den schijn niet op zich te laden alsof zij die quaestie willen coupecren. No. 85 wordt hierop goedgekeurd. No. 86. Reinigen van riolen, stelsel Liernur 2000. I 60

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 5