B1EUB VAI DIS GUEOTEBAAD TAS LEIDEN. 51. Zitting vau Donderdag 31 October 1873. geopend te één uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Veefkind, EigemanSeelig, BijleveldVerster, Van Puttkammer, LePoole, Buys, Stoffels, Lezwijn, Hartevelt, De Fremery Evers, Van Hettinga Tromp, Du Rieu, Cock, Dercksen, Van Heukelom, van Outeren, DriessenKrantz, Van Wensen, Wittewaall, Goudsmit en Van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 17 October 11. worden gelezen. De heer Krantz. Ik heb alleen deze aanmerking, dat ik heb gestemd voor de begrooting van het Werkhuis, omdat ik geene reden had om mij van de stemming te onthouden. De heer Cock. Ik heb alleen deze aanmerking, dat hetgeen ik heb gezegd omtrent het adres van de Gemeente-commissie der Hervormde ge meente zeer zeker voor het grootste gedeelte goed is overgebracht. Maar ik had daaromtrent ook deze opmerking gemaakt, dat bedoeld adres toen reeds vijf weken geleden was ingekomen, dat wil zeggen zes weken vóór de vergadering van heden. De notulen worden hierop goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede 1°. Twee resolutiën van Gedep. Staten dd. 15 October jl., B. n°. 7382 en 7377, G. S. n°. 31/1 en 32/2, ten geleide van de door hen goedge keurde raadsbesluiten, strekkende tot: a. verkoop van inschrijving op het grootboek tot een nominaal bedrag van ƒ5200; b. onderhandsche aanbeste ding van de leverancie van rivierzand en grint aan D. van Leeuwen c. tot afstand van grond aan de gedempte Binnenvestgracht en aan de Boom- markt en d. tot verhooging der gemeentebegrooting voor 1872, met een bedrag van ƒ2858.15 aanleg en exploitatiekosten van het stelsel Liernur. 2°. Eene resolutie van de Gedep. Staten dd. 15 October jl., B. n°. 5935 (3e afd.)G. S.n#. 36houdende vaststelling der gemeente-rekening over 1871. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van P. Engels, om continuatie van de levering der schrijf behoeften voor de secretarie. 2". Adressen van P. G. C. van Dam, H. D. Tuynenburg en J. K. van Weil, om afschrijving van hunnen aanslag in de plaats, directe belasting. 3°. Adres van J. A. van Dijk, houdende verzoek dat de bepalingen omtrent de vermindering van schoolgeld voor 2 of meer kinderen, gelijk tijdig ter school gaande, mogen worden gewijzigd. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Cominisie van Financiën ten fine van bericht en raad. 4°. Adres van H. J. Vethom eervol ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschoolmet 1". December. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders ten fine van bericht en raad. De Voorzitter. Ik heb de eer nog mede te deelen dat ten behoeve van het Stedelijk archief zijn ingekomen eenige stukken behoord hebbende tot de in 1865 opgeheven plaatselijke commissie van geneeskundig toe- voorzicht. Ik stel voor die stukken in het archief te deponeeren. Dienovereenkomstig wordt besloten Aan de orde is: I. Voordracht omtrent de tegemoetkoming van schutterplichtigen in de kosten hunner kleeding. (Zie llandd. 49, n". 203.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. II. Gemeente-begrooting voor 1873. De Voorzitter opent daarover de beraadslaging in het algemeen. De heer Verster. In het laatst afgeloopen jaar heb ik tegen de ge meente-begrooting voor 1872 gestemd, en ik zal in denzelfden zin ook mijne stem ten aanzien van de thans in behandeling zijnde begrooting uitbrengen. Zelden wordt door mij gebruik gemaakt van de aan de leden dezer verga dering gegeven gelegenheid tot het motiveeren hunner stem, maar thans voel ik mij genoopt dit met eeu enkel woord te doen, nu door u, mijnheer de Voorzitter, de algemeene beschouwingen over de begrooting aan de orde worden gesteld, en hoewel ik weet dat mijne bezwaren in deze vergadering slechts door eene zeer kleine minderheid worden gedeeld, mag mij dit niet weerhouden om die hier uit te sprekenal moet ik daardoor ook in herha lingen vervallen. De hoofdelijke omslag voor 1873, in vergelijking met dien over het vorige jaar, is met ruim ƒ20,000 vermeerderd. Op zichzelf zou dit voor mij geen overwegend bezwaar opleveren aangezien ik niet deel het gevoelen van hen, die het eindcijfer der begrooting tot een maximum wenschen te beperken, maar veeleer de meening van Burgemeester en Wet houders ben toegedaandat bij de beoordeeling der uitgaven alléén de vraag kan gelden of de uitgaven werkelijk noodig zijn. Maar mijne hoofdbeden king is dat het openbaar onderwijs binnen deze gemeente te veel kost, of liever dat de schoolgelden te weinig opbrengen. Daarin ligt de reden, dat ik mij steeds tegen de hooge uitgaven voor het onderwijs moet verklaren. 1872. Ik stel er prijs op ten deze goed begrepen te worden. Men houde het er niet voor, dat ik tegen het onderwijs gestemd zoude zijn; integendeel, ik zoude niets liever willen doen dan mijne stem geven aan uitgaven tot ver krijging van goed onderwijs-, mits mijn bezwaar werd weggenomen, bestaande in te lage opbrengst tegenover de zoo hoog opgevoerde kosten. Een tweede bezwaar isdat van dat onderwijs gebruik wordt gemaakt door een zeer groot aantal leerlingenwier ouders buiten de gemeente wonen. Dit nu levert wel het bewijs dat het onderwijs, dat hier gegeven wordt, goed is, maar ik vind het onbillijk, dat die ouders, de voordeelen van het lage schoolgeld genietende, niet deelen in de lasten die daarvoor door Leidens ingezetenen worden gedragen, en die waarlijk niet onaanzienlijk zijn. Daarbij komt nog dat de regeling van het onderwijs hier ter stedefactode bijzondere school onmogelijk maakt. Wij hebben daarvan nog dezer dagen het treurig bewijs gezien, daar eene bijzondere school, waarover ik zelfs door tegen standers van het bijzonder onderwijs met lof heb hooren spreken, is moeten worden opgeheven. Een en ander zal voor mij voldoende aanleiding zijn om tegen deze begrooting mijne stem uit te brengen. De heer Dercksen. Mijnheer de Voorzitter! Het heeft mij eenige moeite gekost bij mij zeiven tot de overtuiging te komen of ik al dan niet tegen deze begrooting in haar geheel zou moeten stemmen. Voor het eerste pleitte het bezwaar, gelegen in den omslag van uitgaven, niet behoorlijk door inkomsten opgewogen, en betaald door een deel der ingezetenen, die daar door een onevenredig groot deel in de lasten der gemeente dragen want niet alleen dat ik de bezwaren van den vorigen spreker, ook wat de con currentie met de bijzondere school betreft, volkomen deel, ik herinner mij tevens hoe in de vergadering van 3 Juli dezes jaars een toestand bestendigd werd welke de gasverbruikers datgene doet betalen wat de geheele burgerij althans het belastingschuldig gedeelte daarvan behoorde te dragen en welke toestand, gelijk natuurlijk is, bij deze begrooting door het Dagelijkseh Bestuur ten grondslag is gelegd voor eene raming der inkomstenzoodat het jaar 1873 voor de gasverbruikers even onvoordeelig zal blijken te zijn als het jaar 1872 dat geweest is. Toch waag ik het niet om die redenhoe gewichtig ook, mijne stem tegen deze begrooting uit te brengen; ik heb mij toch afgevraagd wat het gevolg zou wezenindien de leden van dezen Raad, die tot verschillende minderheden behoorenzich, hoe oneens zij het overigens met elkander warenvereenigdenin het stemmen tegen de be grooting door Burgemeester en Wethoudersniet naar eigen goeddunken maar naar aanleiding van wettelijke raadsbesluiten, opgemaakt; ik heb mij voorgesteld welke schromelijke verwarring er in de financiën der gemeente zou geboren wordenwanneer door de vereeniging dier minderheden de ver werping eener begrooting verkregen werden daarom zal ik het voorbeeld van den vorigen spreker niet volgen, hoewel ik nogmaals erken zijne bezwa ren volkomen te deelenik zal mij bepalen tot het stemmen tegen zoodanige hoofdstukkenwaaruit de toeleg om een deel der lasten op andere schouders over te brengen dan waarop zij behooren te worden gelegd, mijns inziens volkomen blijkt, en op deze wijze protest aanteekenen tegen eene handel wijze, welke ik in dezen Raad bij iedere voorkomende gelegenheid steeds bestreden heb en steeds bestrijden zal. De heer Cock. Ook ik wenschte bij het door de vorige sprekers ge zegde nog een woord te voegen. Ik begeer intusschen niet te herhalen al wat door mij bij de behandeling van vorige begrootingen over het hoofd stuk onderwijs is gezegd. Ik kan volstaan met naar het toen gesprokene te verwijzen, daar het op deze begrooting in niet mindere mate toepasselijk is. Aan deze zoo gewichtige, het onderwijs betreffende, bezwaren paart zich dit jaar nog een ander niet minder gewichtig bezwaar; ik bedoel het ongehoord hooge cijfer van den voorgestelden hoofdelijken omslag. Deze zal ongeveer 33| pet. hooger zijn dan voor den loopenden dienst het geval is. Verleden jaar was het bedrag geraamd op ƒ72800 plus 2000 bij suppletoir kohier, dus in ronde cijfers op ƒ75000. Nu wordt ons voorge steld een bedrag van /93600 plus f 2000 bij suppletoir kohier, dus ƒ95600. Voeg ik daarbij de verhooging van ƒ4400, door de Commissie van Financiën voorgesteld, dan krijg ik precies de volle som van 100000. Dus/ 75000 toen, tegen ƒ100000 voor het volgende jaar. Ieder belastingschuldige zal dus 33J pet. of j meer betalen dan hij thans betaalt. Voor de meerver- mogenden zal dat nog zoo hinderlijk niet zijn. Dat hij, die ƒ300 be taalde, nu ƒ400, en hij die ƒ600 betaalde, nu ƒ800 zal moeten betalen zal zoo veel niet uitmaken, maar voor den minderen man zal het verschil zeer drukkend zijn. Hij, die nu reeds moeite heelt om bij voorbeeld 20 te betalen, zal aanstaande jaar bijna ƒ27 moeten betalen, en dat zal hem nog meer moeite kosten. Ik zwijg over andere kleinere bezwarendie ik tegen deze begrooting heb. Vooral heb ik bedenking tegen het hooge cijfer van den hoofdelijken omslag. De algemeene beraadslagingen hierop gesloten zijnde, wordt in de eerste plaats overgegaan tot de behandeling der UITGAVEN. De heer Goudsmit komt têr vergadering. Hoofdstuk I. Huishoudelijk bestuur. Afdeeling I. Bezoldigingsckrijjloonenpresentiegelden en reis- en ver blijfkosten te genieten door de personen in het dagelijkseh bestuur der gemeente werkzaam. Nos. 4750 worden aldus goedgekeurd: Jaarwedde van den Burgemeester ƒ3000; Idem van de Wethouders ƒ2700; Idem van den Secretaris 3000 Idem van den Ontvanger ƒ3000. No. 51. Jaarwedden van de bouwkundigen en van de opzichters der gebouwen, der wegen en dergelijke ƒ5150. 59

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1